Uitspraak
De feiten en de rechtsgang
De beoordeling
nietmet de beslissing waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2022 in raadkamer uitspraak gedaan over het hoger beroep van de verdachte tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 21 november 2022. De rechtbank had het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte afgewezen. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de raadsman van de verdachte, mr. P. Jeeninga.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank beoordeeld en is van oordeel dat de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven dient te worden. Het hof oordeelt dat er een situatie is als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de voorlopige hechtenis niet langer gerechtvaardigd is. De verdachte is enkel in voorlopige hechtenis voor de zaak met parketnummer 15-130584-22, en er zijn geen aanvullende vorderingen gedaan voor andere zaken die de voorlopige hechtenis zouden kunnen rechtvaardigen.
De beslissing van het hof houdt in dat het beroep tegen de bestreden beslissing wordt toegewezen, de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de voorlopige hechtenis van de verdachte wordt opgeheven. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee raadsheren in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.