ECLI:NL:GHAMS:2022:3719

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
15-130584-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van voorlopige hechtenis in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2022 in raadkamer uitspraak gedaan over het hoger beroep van de verdachte tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 21 november 2022. De rechtbank had het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte afgewezen. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de raadsman van de verdachte, mr. P. Jeeninga.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank beoordeeld en is van oordeel dat de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven dient te worden. Het hof oordeelt dat er een situatie is als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de voorlopige hechtenis niet langer gerechtvaardigd is. De verdachte is enkel in voorlopige hechtenis voor de zaak met parketnummer 15-130584-22, en er zijn geen aanvullende vorderingen gedaan voor andere zaken die de voorlopige hechtenis zouden kunnen rechtvaardigen.

De beslissing van het hof houdt in dat het beroep tegen de bestreden beslissing wordt toegewezen, de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de voorlopige hechtenis van de verdachte wordt opgeheven. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee raadsheren in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 21 november 2022, houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 24 november 2022, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. P. Jeeninga.

De beoordeling

Het hof verenigt zich
nietmet de beslissing waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Het hof is (met de raadsman en de advocaat-generaal) van oordeel dat een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich thans voordoet en zal derhalve de voorlopige hechtenis opheffen.
Het hof is van oordeel dat de voorlopige hechtenis gegrond is op de zaak met parketnummer
15-130584-22.
De kennelijk aan de bestreden beslissing van de rechtbank ten grondslag liggende opvatting dat ook andere feiten dan waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen kunnen worden betrokken bij de vraag of een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet is naar het oordeel van het hof onjuist.
De verdachte is gedagvaard voor de zitting van 22 december aanstaande voor de zaak met parketnummer 15-130584-22 en de zaak met parketnummer 15-102535-21. Op een zitting van de rechtbank (pro forma) zijn deze zaken gevoegd en zullen ter zitting van 22 december aanstaande behandeld worden.
Nu de verdachte enkel in voorlopige hechtenis zit voor de zaak met parketnummer 15-130584-22 en tot heden er geen aanvullende vordering ex artikel 67b van het Wetboek van Strafvordering danwel een bevel gevangenneming voor de andere zaak met parketnummer 15-102535-21 is gedaan, doet zich ten aanzien van parketnummer 15-130584-22 een situatie voor als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft hierbij ook acht geslagen op artikel 72 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.

De beslissing

Het hof:
WIJST TOE het beroep tegen de bestreden beslissing.
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep.
HEFT OP de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven op 14 december 2022 in raadkamer van dit hof door
mr. M.M.H.P. Houben, voorzitter,
mrs. J.W.P. van Heusden en M. Koek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B. Berberoglu als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 14 december 2022,
de advocaat-generaal