ECLI:NL:GHAMS:2022:3716

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
23-002617-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep met strafmaatoverwegingen en overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 6 november 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in P.I. Lelystad, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld. De advocaat-generaal vorderde een geldboete van € 750,-, waarvan € 250,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanpassingen in de strafmaatoverwegingen. Zo werd het woord 'gijzeling' vervangen door 'hechtenis' en werden de wettelijke voorschriften aangevuld met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof constateerde dat de redelijke termijn voor het hoger beroep, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Het hoger beroep was op 18 november 2020 ingesteld, maar het hof deed pas op 27 december 2022 uitspraak. De overschrijding van de redelijke termijn was ongeveer een maand. Gezien de geringe overschrijding en het feit dat de opgelegde straf niet meer dan een geldboete van € 750,- bedraagt, volstond het hof met de vaststelling van de inbreuk op artikel 6, eerste lid, EVRM.

De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te bevestigen, met inachtneming van de eerder genoemde overwegingen. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij enkele rechters niet in staat waren het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002617-20
datum uitspraak: 27 december 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 81-257470-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1986,
adres: [adres01] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Lelystad te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, eventueel te betalen in termijnen, waarvan € 250,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • in de vierde alinea van de strafmaatoverweging op pagina 7 het woord ‘gijzeling’ vervangt door ‘hechtenis’;
  • de overwegingen omtrent de straf aanvult;
  • de toepasselijke wettelijke voorschriften aanvult met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Aanvulling op te leggen straf

Hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de strafmaat naar voren heeft gebracht heeft het hof niet tot andere inzichten gebracht dan de economische politierechter.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep is overschreden, omdat het hoger beroep namens de verdachte op 18 november 2020 is ingesteld, terwijl het hof eerst thans arrest wijst. Dit betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met ongeveer een maand. Gelet op deze geringe overschrijding en het feit dat niet meer dan een geldboete ter hoogte van € 750,- zal worden opgelegd, wordt volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 december 2022.
Mr. P.C. Römer en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]