ECLI:NL:GHAMS:2022:3715

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
23-002096-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis inzake invoer van cocaïne met vervangende bewijsoverweging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 juli 2021. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd in JC Schiphol, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor de invoer van cocaïne. Tijdens de zitting op 13 december 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van de eerdere straf. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanpassingen in de bewijsoverwegingen. De verdachte had op 18 oktober 2020 een substantie vervoerd vanuit Suriname, verpakt in een korset. De verdachte ontkende dat het om cocaïne ging, maar het hof oordeelde dat op basis van de omstandigheden en de verklaringen van de verdachte en medeverdachten, wettig en overtuigend bewezen was dat het om cocaïne ging. Het hof heeft de bewijsmiddelen herzien en enkele verwijzingen aangepast, maar heeft de kern van de zaak bevestigd. De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige strafkamer, waarbij de rechters P.C. Römer, A.M. Koolen - Zwijnenburg en A.D.R.M. Boumans aanwezig waren. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002096-21
datum uitspraak: 27 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 juli 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-086157-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteland01] op [geboortedatum01] 1973,
adres: [adres01] ,
thans gedetineerd in JC Schiphol te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • de navolgende bewijsoverweging in de plaats stelt van de bewijsoverweging van de rechtbank zoals opgenomen in het vonnis van 5 juli 2021, onder paragraaf 3.3.2;
  • aan het bewijsmiddel ‘verklaring van de verdachte ter terechtzitting’ de navolgende zinnen toevoegt: ‘De voorzitter houdt mij voor dat ik eerder heb verklaard dat het cocaïne was. Dat was het waarschijnlijk.’;
  • de verwijzing naar pagina 10 e.v. van het bewijsmiddel ‘een proces-verbaal van bevindingen telecom [medeverdachte01] m.b.t [verdachte01] d.d. 26 maart 2021’ vervangt door pagina 8 e.v.;
  • de verwijzing naar pagina 10 e.v. van het bewijsmiddel ‘een proces-verbaal van bevindingen voorlopige analyse telecom [verdachte01] d.d. 31 maart 2021’ vervangt door pagina 47 e.v.;
  • het bewijsmiddel ‘een proces-verbaal van verhoor’ van 1 april 2021 schrapt;
  • het proces-verbaal, te weten ‘ambtelijk verslag omtrent verdachte [verdachte01] ’, van 8 mei 2021 (pagina 1 e.v.) als bewijsmiddel toevoegt, inhoudende: ‘ [medeverdachte02] werd op 10 september 2020 op de luchthaven Schiphol aangehouden met, na later bleek, 1059,6 gram netto cocaïne. [medeverdachte02] is inmiddels ook veroordeeld tot een gevangenisstraf. In het onderzoek 27BOERBA is verder naar voren gekomen dat [medeverdachte01] vermoedelijk betrokken was bij deze invoer.’

Vervangende bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat het proces-verbaal van verhoor van de verdachte bij de koninklijke marechaussee dient te worden uitgesloten van het bewijs omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim: dit verhoor is (deels) afgenomen buiten aanwezigheid van de advocaat van de verdachte en in strijd met de aanwijzing van het College van Procureurs-Generaal niet auditief geregistreerd. Voorts heeft hij aangevoerd dat dan niet vastgesteld kan worden dat wat de verdachte vervoerde cocaïne betrof, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Het korset dat de verdachte om zijn lichaam vervoerde is niet in beslag genomen en niet is vastgesteld wat de inhoud ervan was.
Nu het hof de verklaring van de verdachte bij de koninklijke marechaussee van 1 april 2021 niet bezigt voor het bewijs, komt het hof niet toe aan bespreking van het verweer van de raadsman strekkende tot bewijsuitsluiting van deze verklaring.
De verdachte heeft op 18 oktober 2020 een substantie, die door middel van een korset verpakt was om zijn lichaam, vervoerd vanuit Suriname. Uit de telefoongegevens van [medeverdachte01] en hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, blijkt dat de verdachte voor dit transport € 10.000,- heeft ontvangen. Gelet op de hoogte van dit bedrag mag verondersteld worden dat sprake was van een kostbaar goed. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat het waarschijnlijk om cocaïne ging. Het is niet aannemelijk dat het heimelijk ingevoerde en kostbare goed iets anders was dan cocaïne. De verdachte kwam uit Suriname, een doorvoerland van cocaïne. Hij had daar ook het korset opgeplakt gekregen. Blijkens het proces-verbaal, opgemaakt door de koninklijke marechaussee, was de medeverdachte [medeverdachte01] , tevens vermoedelijk betrokken bij de invoer van ruim 1.000 gram cocaïne door de inmiddels veroordeelde verdachte [medeverdachte02] op 10 september 2020, eveneens via de luchthaven Schiphol.
Gelet op bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 december 2022.
Mr. P.C. Römer en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]