ECLI:NL:GHAMS:2022:3714

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
23-001690-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake oplichting en diefstal met valse sleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld voor diefstal en heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en diefstal van geldbedragen door middel van valse sleutels. De tenlastelegging omvatte onder andere het misleiden van een hoogbejaard slachtoffer door zich voor te doen als een politieagent en het verkrijgen van een bankpas en geldbedragen door middel van bedrog. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 mei 2020 te Amsterdam, door middel van listige kunstgrepen, het slachtoffer heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en vervolgens geldbedragen heeft weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 30 mei tot en met 1 juni 2020 ook geldbedragen van een ander slachtoffer gestolen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer. Het hof heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001690-22
datum uitspraak: 27 december 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-057896-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1997,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer01] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een bank(betaal)pas, waarbij, hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n), zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- telefonisch contact heeft opgenomen met voornoemde [slachtoffer01] en zich daarbij heeft voorgedaan als meneer [naam01] van het politiebureau Marnixstraat en/of;
- tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd dat een verdachte verhoord wordt in verband met het leeghalen van de rekening van die [slachtoffer01] en/of;
- tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd dat een collega aan de deur haar bank(betaal)pas komt ophalen en/of;
- bij de woning van die [slachtoffer01] heeft aangebeld en/of bij die [slachtoffer01] aan de deur is gekomen en/of zich daarbij heeft voorgesteld als een medewerker van de politie en/of als een collega van meneer [naam01] en/of;
-(vervolgens) voornoemd bank(betaal)pas in ontvangst heeft genomen;
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer geldbedrag(en) van (ongeveer) 3414,90 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een bank(betaal)pas en/of van een bijbehorende pincode toebehorende aan voornoemde [slachtoffer01] , tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was;
3.
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2020 tot en met 1 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer geldbedrag(en) van (ongeveer) 6740 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer02] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een bank(betaal)pas/creditkaart en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer02] , tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 mei 2020 te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen [slachtoffer01] heeft bewogen tot de afgifte van een bank(betaal)pas, waarbij, hij, verdachte, zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
- telefonisch contact heeft opgenomen met voornoemde [slachtoffer01] en zich daarbij heeft voorgedaan als meneer [naam01] van het politiebureau Marnixstraat en;
- tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd dat een verdachte verhoord wordt in verband met het leeghalen van de rekening van die [slachtoffer01] en;
- tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd dat een collega aan de deur haar bank(betaal)pas komt ophalen en;
- bij de woning van die [slachtoffer01] heeft aangebeld en bij die [slachtoffer01] aan de deur is gekomen en zich daarbij heeft voorgesteld als een medewerker van de politie en als een collega van meneer [naam01] en;
- vervolgens voornoemde bank(betaal)pas in ontvangst heeft genomen;
2.
hij op 27 mei 2020 te Amsterdam geldbedragen van in totaal 3.414,90 euro, toebehorende aan [slachtoffer01] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een bank(betaal)pas en van een bijbehorende pincode toebehorende aan voornoemde [slachtoffer01] , tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was;
3.
hij in de periode van 30 mei 2020 tot en met 1 juni 2020 te Amsterdam geldbedragen van in totaal 2.250 euro, toebehorende aan [slachtoffer02] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een creditkaart en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer02] , tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
oplichting.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf voor de duur van 80 uur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op doortrapte wijze een hoogbejaard slachtoffer opgelicht. Hij deed zich telefonisch voor als een medewerker van de politie, loog tegen het slachtoffer dat een verdachte verhoord werd in verband met het leeghalen van haar rekening en zei dat een collega bij haar woning zou langskomen om haar bankpas mee te nemen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij in zijn valse hoedanigheid van het slachtoffer wist te winnen. Vervolgens betaalde de verdachte in diverse winkels met de bankpas van het slachtoffer en nam grote geldbedragen van haar rekening op.
Enkele dagen later maakte de verdachte zich wederom schuldig aan diefstal, ditmaal door grote geldbedragen op te nemen met de creditkaart van een ander slachtoffer, dat een nieuwe creditkaart had aangevraagd maar deze en de brief met daarin de bijbehorende pincode nooit had ontvangen.
Dit zijn ernstige feiten. De verdachte heeft de slachtoffers financiële schade en overlast veroorzaakt. Hij was enkel uit op zijn eigen financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Met name de oplichting van het hoogbejaarde, kwetsbare slachtoffer rekent het hof de verdachte ernstig aan. Hij heeft het vertrouwen van dit slachtoffer in de medemens in ernstige mate geschaad.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2022 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor diefstal. Het hof weegt dit mee ten nadele van de verdachte.
De ernst van de feiten en de recidive brengen mee dat niet met de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf kan worden volstaan, maar dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

Beslag

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (stroomstootwapen en verdovende middelen) zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten aangetroffen. Deze voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Deze voorwerpen zijn onder hem in beslag genomen en niet is komen vast te staan dat een relatie bestaat tussen deze voorwerpen en de bewezen verklaarde feiten.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.414,90. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5. 1 STK Stroomstootwapen;
7. 1 STK Verdovende Middelen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Handschoen;
2. 1 STK Handschoen;
3. 1 STK Zak;
4. 1 STK Zak;
6. 8 STK Tas.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer01] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.414,90 (drieduizend vierhonderdveertien euro en negentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer01] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.414,90 (drieduizend vierhonderdveertien euro en negentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 44 (vierenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 mei 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 december 2022.
Mr. P.C. Römer en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]