ECLI:NL:GHAMS:2022:3712

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
23-000920-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep tegen eerdere veroordeling voor (gewoonte)witwassen van zeiljachten en contante geldbedragen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van (gewoonte)witwassen van een zeiljacht met de naam '[naam01]' en een contant geldbedrag van € 15.000,-, maar was wel veroordeeld voor het (gewoonte)witwassen van een ander zeiljacht, '[naam02]', en een bedrag van € 121.220,-. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van de geldbedragen en de zeiljachten niet zonder meer als hoogst onwaarschijnlijk kan worden terzijde gesteld. Het hof heeft ook opgemerkt dat het openbaar ministerie onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de verklaringen van de verdachte en de herkomst van de voorwerpen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten en gelast dat de in beslag genomen zeiljachten aan de verdachte worden teruggegeven, met uitzondering van het zeiljacht '[naam03]', dat moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De beslissing van het hof is gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel en de noodzaak voor het openbaar ministerie om de verklaringen van de verdachte adequaat te onderzoeken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000920-22
datum uitspraak: 27 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-845061-18 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1965,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde (gewoonte)witwassen, respectievelijk schuldwitwassen, van het zeiljacht met de naam ‘ [naam01] ’ en het contante geldbedrag van € 15.000,-, en heeft de verdachte veroordeeld ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde gewoontewitwassen van het zeiljacht met de naam ‘ [naam02] ’ en het contante geldbedrag van € 121.220,-. Namens de verdachte is onbeperkt hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. Het hoger beroep is dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak ten aanzien van het impliciet cumulatief ten laste gelegde (gewoonte)witwassen, respectievelijk schuldwitwassen, van het zeiljacht met de naam ‘ [naam01] ’ en het geldbedrag van € 15.000,-.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak ter zake van – kort gezegd – (gewoonte)witwassen, respectievelijk schuldwitwassen, van het zeiljacht met de naam ‘ [naam01] ’ en het geldbedrag van € 15.000,-.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging en voor zover in hoger beroep nog aan de orde is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2017 tot en met 19 augustus 2019, te Blaricum en/of Scheveningen en/of Kortgene en/of Lelystad en/of Amsterdam, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten
- een zeiljacht van het type Baltic 45dp met de naam ' [naam02] ' en/of
- een contant geldbedrag(en) van ongeveer € 121.220,-- en/of
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of
van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt en/of de werkelijke aard en /of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had,
terwijl hij wist dat dit /deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2017 tot en met 19 augustus 2019, te Blaricum en/of Scheveningen en/of Kortgene en/of Lelystad en/of Amsterdam, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten
- een zeiljacht van het type Baltic 45dp met de naam ' [naam02] ' en/of
- een contant geldbedrag(en) van (ongeveer) € 121.220,-- en/of
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of heeft omgezet en/of
van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had,
terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2. primair
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 19 augustus 2019, te Kats, althans in Nederland en/of te Alicante, althans in Spanje en/of te Oer, althans in Denemarken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en) (te weten een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ' [naam03] ' en/of (een) (contant(e)) geldbedrag(en) (met een totale waarde gelijk aan 1.375.000 Deense Kronen)) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en) (te weten een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ' [naam03] ' en/of (een) (met een waarde gelijk aan 1.375.000 Deense Kronen), gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij wist dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 19 augustus 2019, te Kats, althans in Nederland en/of te Alicante, althans in Spanje en/of te Oer, althans in Denemarken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en) (te weten een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ' [naam03] ' en/of (een) (contant(e)) geldbedrag(en) (met een totale waarde gelijk aan 1.375.000 Deense Kronen)), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en) (te weten een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ' [naam03] ' en/of (een) (contante) geldbedrag(en) (met een totale waarde gelijk aan 1.375.000 Deense Kronen)), gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2. meer subsidiair
[medeverdachte01] in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 19 augustus 2019, te Kats, althans in Nederland en/of te Alicante, althans in Spanje en/of te Oer, althans in Denemarken, (een) voorwerp(en) (te weten een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ‘ [naam03] ’ en/of (een) (contant(e)) geldbedrag(en) (met een totale waarde gelijk aan 1.375.000 Deense Kronen)), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en) (te weten een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ‘ [naam03] ’ en/of (een) (contant(e)) geldbedrag(en) (met een totale waarde gelijk aan 1.375.000 Deense Kronen)), gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf bij dan wel tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 19 augustus 2019, te Kats, althans in Nederland en/of te Alicante, althans in Spanje en/of te Oer, althans in Denemarken, opzettelijk medeplichtig is geweest door hierbij opzettelijk behulpzaam te zijn en/of hiertoe opzettelijk gelegenheid en/of middelen te verschaffen, immers is/heeft verdachte
- ten behoeve van de aankoop van een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ‘ [naam03] ’ als contactpersoon opgetreden en/of
- ten behoeve van de aankoop van een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ‘ [naam03] ’ een bezoek gebracht aan Denemarken om voornoemd zeiljacht te bezichtigen en/of te inspecteren en/of
- een (resterend) (contant) geldbedrag (à 1.200.000 Deense Kronen) afgeleverd en/of betaald ten behoeve van de aankoop van een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ‘ [naam03] ’, en/of
- een (deel van een) verkoopcontract ten behoeve van de aankoop van een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ‘ [naam03] ’(mede) ondertekend en/of
- een zeiljacht van het type Baltic 63 met de naam ‘ [naam03] ’ met een ander of anderen, althans alleen, van Denemarken naar Nederland gevaren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft verzocht het openbaar ministerie in de vervolging van feit 2 niet-ontvankelijk te verklaren. Het zeiljacht met de naam ‘ [naam03] ’ is eigendom van [medeverdachte01] . [medeverdachte01] is niet vervolgd. Gelet op het gelijkheidsbeginsel had dan ook de verdachte niet mogen worden vervolgd.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het voor de hand had gelegen [medeverdachte01] te vervolgen. [medeverdachte01] wordt op dit moment in het buitenland vervolgd voor een grote andere zaak en bevindt zich niet in Nederland. Het openbaar ministerie heeft daarom de afweging gemaakt op dit moment niet over te gaan tot de vervolging van [medeverdachte01] in deze zaak maar zou dat op een later moment alsnog kunnen doen.
Een beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Alleen indien de vervolging in strijd is met wettelijke of verdragsbepalingen of met de beginselen van een goede procesorde – waartoe het gelijkheidsbeginsel behoort – kan de rechter beslissen tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De enkele omstandigheid dat een andere persoon die wordt of werd verdacht van een soortgelijk feit, niet (tegelijkertijd) wordt vervolgd, brengt niet mee dat de vervolging van de verdachte in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel.
Het openbaar ministerie is ten aanzien van feit 2 dan ook ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de rechtbank te bevestigen. Gelet op de omstandigheden die blijken uit het dossier, is sprake van een witwasvermoeden. De verklaringen van de verdachte over de herkomst van de geldbedragen en de zeiljachten bevatten tegenstrijdigheden en zijn op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Voor het geval het hof wat betreft feit 1 anders zou overwegen, heeft de raadsman het verzoek gedaan getuigen te horen, te weten [medeverdachte01] , [naam04] en personen met wie de verdachte contacten heeft gehad aangaande herstel, reparatie en verkoop van boten/zeiljachten.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van witwassen niet vereist is dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat de voorwerpen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Voldoende is dat op basis van de feiten en omstandigheden vast komt te staan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Er dient dan sprake te zijn van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Vervolgens mag in een dergelijk geval van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de legale herkomst van de voorwerpen. Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. De omstandigheid dat zo’n verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is aannemelijk te maken dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van de voorwerpen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Feit 1 – De ‘ [naam02] ’
Op de bankrekening van de verdachte is in de periode van 11 april 2017 tot en met 8 november 2017 in zeventien keer een bedrag van in totaal € 121.220,- gestort. Op 1 oktober 2017 heeft de verdachte een koopcontract getekend met betrekking tot het zeiljacht met de naam ‘ [naam02] ’. Van 2 tot en met 26 oktober 2017 is vervolgens in vijf transacties in totaal € 100.000,- overgeboekt naar een rekening ten name van [naam05] , met telkens in de omschrijving ‘Baltic/45DP [naam02] ’. De ‘ [naam02] ’ is hierna op 28 oktober 2017 aan de verdachte geleverd. Uit gegevens van de Belastingdienst is voorts gebleken dat de verdachte van 2008 tot en met 2015 een UWV-uitkering heeft ontvangen van € 14.500,- per jaar. In de eerste twee maanden van 2016 heeft hij een UWV-uitkering ontvangen van in totaal € 2.441,-.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, met name de stortingen van de grote contante geldbedragen, is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van de verdachte mag dan ook worden verlangd dat hij een concreet, min of meer verifieerbare verklaring geeft die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verdachte heeft over de herkomst van het geldbedrag verklaard dat hij boten opknapte om te verkopen bij de jachthaven waar hij werkte en dat hij hiermee geld heeft verdiend. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte een handgeschreven lijst overhandigd waarop werkzaamheden staan en bedragen die hij zoal voor deze werkzaamheden ontving. Het contante geld dat de verdachte zo in de jaren verdiende, gaf hij in contanten in bewaring bij de getuigen [getuige01] , [getuige02] en [medeverdachte01] . Ook heeft de verdachte € 40.000,- geleend bij een vriend van hem, [naam04] .
De verkoper van de ‘ [naam02] ’ wilde niet contant betaald worden en daarom heeft de verdachte het geld op zijn bankrekening gestort, om de koopprijs vervolgens giraal te kunnen voldoen. Hij heeft het geld in meerdere kleine bedragen gestort omdat hem verteld was dat het storten van het geld in grote bedragen tot problemen zou kunnen leiden.
Aldus heeft de verdachte met zijn eigen geld en het geleende geld het zeiljacht ‘ [naam02] ’ gekocht.
De verdachte heeft hiermee een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor de herkomst van het geldbedrag en het zeiljacht ‘ [naam02] ’. Het lag daarmee op de weg van het openbaar ministerie om deze verklaring te onderzoeken om vast te stellen of deze onjuist was.
Het openbaar ministerie heeft onderzocht welke inkomsten van de verdachte bij de Belastingdienst bekend waren. Deze corresponderen niet met het bedrag waarmee de ‘ [naam02] ’ is aangekocht. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn contante geld nooit bij de Belastingdienst had opgegeven. Tevens heeft hij verklaard dat hij in 2016 een boete van € 30.000,- opgelegd heeft gekregen van de gemeente Almere wegens uitkeringsfraude.
Het had op de weg van het openbaar ministerie gelegen om nader onderzoek in te stellen naar de juistheid van de verklaring van de verdachte. De vaststelling dat hij de gestelde inkomsten niet bij de Belastingdienst had opgegeven, volstaat immers niet om de onjuistheid van de verklaring van de verdachte te kunnen aannemen.
Dit geldt temeer, nu
a. de verklaring van de verdachte over zijn veroordeling wegens steunfraude wordt ondersteund door het uittreksel justitiële documentatie van de verdachte van 2 december 2022, dat vermeldt dat de verdachte in 2019 door het gerechtshof Den Haag in het kader van sociale zekerheidsfraude is veroordeeld wegens het nalaten van het tijdig verstrekken van de benodigde gegevens, gepleegd in de periode van 1 maart 2012 tot en met 28 februari 2016;
b. de verklaring van de verdachte omtrent zijn contante verdiensten en het in bewaring geven daarvan bij [getuige01] , [getuige02] en [medeverdachte01] , door de verklaringen die de voornoemde getuigen bij de politie en bij de rechter-commissaris hebben afgelegd, wordt ondersteund.
Dergelijk onderzoek had kunnen inhouden dat was geverifieerd dat de verdachte in de desbetreffende periode op de door hem genoemde jachtwerf heeft gewerkt en daar voor eigen rekening de door hem gestelde opknapwerkzaamheden heeft verricht. Voorts had [naam04] kunnen worden bevraagd over de gestelde geldlening en had kunnen onderzocht of [naam04] hiertoe financieel redelijkerwijs in staat kan worden geacht.
Een dergelijk nader onderzoek door het openbaar ministerie is achterwege gebleven. De verklaring van de verdachte kan niet zonder meer als hoogst onwaarschijnlijk terzijde worden gesteld. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde geldbedrag en het zeiljacht ‘ [naam02] ’ uit enig misdrijf afkomstig zijn. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Gelet hierop komt het hof niet toe aan het voorwaardelijk verzoek van de raadsman de verzochte getuigen te horen.
Feit 2 – De ‘ [naam03] ’
Ten aanzien van het zeiljacht de ‘ [naam03] ’ en het ten laste gelegde geldbedrag in Deense kronen is het volgende gebleken.
Op 19 augustus 2019 is het zeiljacht met de naam ‘ [naam03] ’ in beslag genomen. [naam06] heeft verklaard dat dit zeiljacht door hem verkocht was aan de getuige [medeverdachte01] . De verdachte was de contactpersoon en had de boot bezichtigd. [medeverdachte01] had in Spanje € 20.000,- voor de boot aanbetaald en de verdachte zorgde voor het resterende bedrag van 1.200.000 Deense kronen. [medeverdachte01] had de verkoper medegedeeld dat de verdachte het bedrag contant zou overhandigen. [naam07] heeft eveneens verklaard dat een vriend, genaamd [verdachte01] , namens de potentiële koper de boot zou komen bezichtigen en, na betaling van een borg door [medeverdachte01] , de boot zou komen halen. [naam07] heeft de verdachte ontmoet. De verdachte heeft hem in verschillende coupures in totaal 1.200.000 Deense kronen overhandigd.
De getuige [medeverdachte01] heeft verklaard dat hij de ‘ [naam03] ’ had gekocht en dat de verdachte dit zeiljacht voor hem had gevonden. [medeverdachte01] had een aanbetaling gedaan en de verdachte had het zeiljacht contant afgerekend in Denemarken. Dit betrof een bedrag van ongeveer anderhalve ton in euro’s. Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat [medeverdachte01] van 2008 tot en met 2019 geen noemenswaardige looninkomsten heeft ontvangen. Zijn eenmanszaak ‘ [zaak01] ’ heeft in 2015 en 2016 ongeveer € 20.000,- omgezet, en in 2017 bijna € 50.000,-.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij de ‘ [naam03] ’ contant heeft betaald. Hij is naar een hotel in Kopenhagen gegaan. Nadat hij een code en een wachtwoord had genoemd is hem daar een plastic zak met het contante geld overhandigd.
Gelet op het aanzienlijke contante geldbedrag en de manier waarop de verdachte dit zegt te hebben ontvangen, is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
De verdachte heeft verklaard dat hij bij de aankoop van de ' [naam03] ' is opgetreden namens [medeverdachte01] . Deze wilde de ‘ [naam03] ’ kopen als opknapproject. [medeverdachte01] deed de aankoop niet zelf omdat hij druk was met zijn eigen werkzaamheden. Hij had een bouwbedrijf en een kroeg in [plaats01] . De verdachte zou het zeiljacht opknappen en na de verkoop een gedeelte van de opbrengst krijgen. De verdachte kende [medeverdachte01] al een tijdje en hielp hem wel eens bij zijn bouwbedrijf. Daar werd de verdachte door [medeverdachte01] contant betaald. De verdachte wist niet waar het geld van [medeverdachte01] voor de ‘ [naam03] ’ vandaan kwam, maar vond het, gelet op de ondernemingen die [medeverdachte01] had, niet vreemd dat deze over contant geld beschikte. Hij is op verzoek van [medeverdachte01] naar Denemarken afgereisd om namens [medeverdachte01] de restant koopprijs te overhandigen en het schip op te halen.
De verdachte heeft hiermee een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor de herkomst van het geldbedrag. Het had op de weg van het openbaar ministerie gelegen om onderzoek te doen naar de juistheid van deze verklaring. Dit geldt temeer nu de verklaring van de verdachte wordt ondersteund door de voormelde verklaringen van [naam06] en [naam07] . Behalve het onderzoek naar de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van [medeverdachte01] , heeft het openbaar ministerie dit nagelaten. Zo had bijvoorbeeld onderzoek kunnen worden gedaan naar de gestelde bedrijven van [medeverdachte01] en diens mogelijkheden om over contant geld te beschikken, alsmede naar de werkzaamheden die de verdachte voor die bedrijven stelt te hebben verricht.
De verklaring van de verdachte kan niet zonder meer als hoogst onwaarschijnlijk terzijde worden geschoven. Nu een nader onderzoek naar zijn verklaring en de herkomst van het contante geldbedrag en het zeiljacht ‘ [naam03] ’ achterwege is gebleven, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn, laat staan dat de verdachte dat wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden. De verdachte zal daarom eveneens worden vrijgesproken van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.

Beslag

Het in beslag genomen en nog niet teruggeven zeiljacht met de naam ‘ [naam02] ’ dient te worden teruggegeven aan de verdachte. Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven zeiljacht ‘ [naam03] ’ dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissing tot vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair cumulatief ten laste gelegde (gewoonte)witwassen, respectievelijk schuldwitwassen, van het zeiljacht met de naam ‘ [naam01] ’ en het geldbedrag van € 15.000,-.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1.00 STK Zeilboot, Baltic 45DP Kl: [kleur01] " [naam02] ".
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1.00 STK Zeilboot, BALTIC BALTIC 63 Kl: Rood, naam " [naam03] " varend onder Ned. vlag.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 december 2022.
Mr. P.C. Römer en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]