ECLI:NL:GHAMS:2022:3690
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek tot gezamenlijk gezag over minderjarige na scheiding van ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de man om gezamenlijk gezag te verkrijgen over zijn minderjarige kind, geboren uit een inmiddels verbroken relatie met de vrouw. De man had eerder bij de rechtbank Amsterdam een verzoek ingediend, dat was afgewezen. De man stelde dat hij en de vrouw in staat waren om op een aanvaardbaar niveau van communicatie gezagsbeslissingen te nemen en dat er geen onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De vrouw daarentegen voerde aan dat gezamenlijk gezag zou leiden tot conflicten en spanning, wat niet in het belang van het kind zou zijn.
Het hof heeft de procedure bij de rechtbank besproken en de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen. Het hof oordeelde dat, hoewel de communicatie tussen de ouders nog niet optimaal was, er geen bewijs was dat de man de vrouw belemmert in haar rol als verzorgende ouder. De Raad voor de Kinderbescherming had ook geadviseerd om gezamenlijk gezag toe te kennen, en het hof concludeerde dat de ouders in staat waren om gezamenlijk gezagsbeslissingen te nemen. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd en de ouders gezamenlijk met het gezag over het kind belast.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders na een scheiding en de noodzaak om in het belang van het kind te handelen. Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verzocht om een afschrift van de uitspraak naar de rechtbank te zenden voor registratie in het gezagsregister.