ECLI:NL:GHAMS:2022:3648

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
23-000799-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake steekincident met vrijspraak voor poging tot moord en bewezenverklaring van zware mishandeling met voorbedachten rade

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2004, was betrokken bij een steekincident op 4 januari 2021 te Almere, waarbij het slachtoffer zwaar gewond raakte. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en doodslag, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade. De feiten wijzen op een vooropgezet plan, waarbij de verdachte en medeverdachten het slachtoffer naar een bepaalde locatie hebben gelokt om hem aan te vallen. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokkenen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 453 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000799-22
datum uitspraak: 23 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-150493-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2004,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 december 2022 en 9 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten (aan) de Pianoweg, althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [het slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, naar voornoemde [het slachtoffer01] is/zijn gegaan, waarna hij, verdachte en/of een of meerdere van zijn mededader(s) voornoemde [het slachtoffer01] een of meermalen met een (kap)mes in/tegen het (achter)hoofd en/of in/tegen de rug en/of in/tegen de hand(en) heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

1. subsidiair

hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten (aan) de Pianoweg, althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [het slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere snede(s) en/of snijwond(en) in/aan de hand(en) en/of in/aan het (achter)hoofd en/of in/aan de rug en/of een klaplong heeft/hebben toegebracht door voornoemde [het slachtoffer01] een of meermalen met een (kap)mes in/tegen het (achterhoofd en/of in/tegen de rug en/of in/tegen de hand(en) te slaan en/of te steken;

1. meer subsidiair

hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten (aan) de Pianoweg, althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of een of meer van zijn mededaders) voorgenomen misdrijf om aan [het slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, naar voornoemde [het slachtoffer01] is/zijn gegaan, waarna hij, verdachte en/of een of meerdere van zijn mededader(s) voornoemde [het slachtoffer01] een of meermalen met een (kap)mes in/tegen het (achterhoofd en/of in/tegen de rug en/of in/tegen de hand(en) heeft/hebben geslagen en/of
heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

1. uiterst subsidiair

hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten (aan) de Pianoweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [het slachtoffer01] , welk geweld bestond uit
 het met een of meer mes(sen) in de hand(en) op die [het slachtoffer01] afrennen en/of achter die [het slachtoffer01] aanrennen en/of
 het ten val brengen van voornoemde [het slachtoffer01] en/of
 het (meermaals) steken en/of snijden en/of prikken met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of in de handen en/of in de rug, in elk geval in het lichaam van voornoemde [het slachtoffer01] en/of
 het slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen, op/tegen het lichaam van voornoemde [het slachtoffer01] (terwijl deze op de grond lag);

2. primair

hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete of een kapmes, voorhanden heeft gehad;

2. subsidiair

hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, te weten de Pianoweg, in elk geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een machete en/of kapmes, waarvan het lemmet meer dan een snijkant had, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds gelet op de in hoger beroep toegelaten wijziging van de tenlastelegging.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot moord kan worden bewezenverklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft gestoken en ook geen sprake is van medeplegen dan wel voorbedachte raad.
Beoordelingskaders
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Het hof stelt voorts voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
Feiten en omstandigheden
Op 4 januari 2021 is [het slachtoffer01] (hierna: het slachtoffer) omstreeks 18:45 uur zwaargewond geraakt bij een steekincident op de Pianoweg nabij station Muziekwijk in Almere. Bij dat station dacht het slachtoffer te hebben afgesproken met een meisje met de naam [naam01] , maar dat meisje kwam niet opdagen en bevond zich rondom het tijdstip van het steekincident in of nabij Purmerend. Nabij het station is een groep van vier jongens uit een voertuig gesprongen en op het slachtoffer afgerend, waarna het slachtoffer verderop op de Pianoweg door één of meerdere jongens uit deze groep (meermalen) is geslagen en met een mes is gestoken. Na het steekincident zijn de jongens weer in een voertuig vertrokken. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij twee van de jongens aan hun stemmen herkende als de rappers
[rappers01](de verdachte) en
[rappers02](medeverdachte [medeverdachte01] ). De verdachte heeft verklaard dat hij één van de vier jongens is geweest die uit het voertuig is gestapt en op het slachtoffer is afgerend. Daarnaast heeft de verdachte op meerdere momenten voor het steekincident telefonisch contact gehad met [naam01] . Het DNA van medeverdachte [medeverdachte01] is aangetroffen op een mes, dat is aangetroffen op de plaats delict naast de (bij het incident verloren) eigendommen van het slachtoffer. Het DNA van het slachtoffer is niet op dit mes aangetroffen.
Ongeveer twee weken eerder op 22 december 2020 is [het slachtoffer02] (bijnaam:
[bijnaam01]) zwaargewond geraakt bij een steekincident in een [winkel01] in Amsterdam. [het slachtoffer02] behoort, evenals de verdachte en medeverdachte [medeverdachte01] , tot de rapformatie [rapgroep01] , onderdeel van de rapformatie [rapgroep02] , terwijl het slachtoffer behoort tot de (rivaliserende) rapformatie [rapgroep03] . Na het steekincident in de [winkel01] zijn bij leden van de rapformatie [rapgroep01] / [rapgroep02] vermoedens ontstaan dat leden van de rapformatie [rapgroep03] , waaronder het slachtoffer, daarvoor verantwoordelijk zouden zijn geweest.
Een paar dagen later op 26 en 27 december 2020 heeft het slachtoffer telefonisch contact gehad met het meisje (hierna: [naam01] ) waarmee hij op 4 januari 2021 een afspraak had bij station Muziekwijk in Almere. [naam01] heeft in die gesprekken aangestuurd op een afspraak met het slachtoffer en heeft onder meer station Muziekwijk genoemd als locatie om opgehaald te worden. Het slachtoffer en [naam01] hebben uiteindelijk op 3 januari 2021 afgesproken om elkaar de volgende dag te ontmoeten. Uit telefonische communicatiegegevens van medeverdachte [medeverdachte01] volgt dat hij op 4 januari 2021 om 15:36 uur contact heeft gehad met zijn oom en tegen zijn oom heeft gezegd dat hij hem gisteren, dus op 3 januari 2021, al heeft gezegd dat
[medeverdachte02](medeverdachte [medeverdachte02] ) en
[medeverdachte03]( medeverdachte [medeverdachte03] ) om
vijf uurmeegaan.
Kort na dit telefoongesprek heeft de verdachte omstreeks 17:00 uur (vijf uur) zowel met medeverdachte [medeverdachte01] als met medeverdachte [medeverdachte02] , die op dat moment samen met medeverdachte [medeverdachte03] is, telefonisch contact over een ontmoeting bij Stedenwijk-Midden. Ongeveer een kwartier later ontmoeten de vier verdachten elkaar daadwerkelijk in de buurt van de bushalte Stedenwijk-Midden in Almere, welke bushalte is gelegen op iets meer dan 1,5 kilometer afstand van de (latere) plaats delict. In de tussentijd heeft de verdachte ook telefonisch contact gehad met [naam01] . In dat gesprek heeft [naam01] tegen de verdachte gezegd dat ‘hij’ er is en heeft [naam01] van de verdachte de opdracht gekregen om tegen ‘hem’ te zeggen dat zij (nog) in Weesp is, waarna [naam01] om 17:58 uur tegen het slachtoffer heeft gezegd dat zij nog
fotto(stad) is en eraan komt. Het slachtoffer heeft om 18:24 uur tegen [naam01] gezegd dat hij ‘er’ is. Kort na het steekincident om 18:45 uur hebben de vier verdachten zich allen op de route van en/of naar de woning van de verdachte in [plek] begeven.
Oordeel van het hof
Het hof leidt uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden af dat sprake is geweest van een vooropgezet plan in reactie op het steekincident waarbij [het slachtoffer02] zwaargewond is geraakt. Ten behoeve van de uitvoering van dat plan is via een afspraak tussen [naam01] en het slachtoffer gezorgd voor de aanwezigheid van het slachtoffer op een bepaald tijdstip en bepaalde locatie. De verdachten hebben elkaar vervolgens kort voor het steekincident ontmoet in de buurt van de latere plaats delict – waar zij gezamenlijk naar toe zijn gegaan en waar vier jongens, waaronder in elk geval de verdachte en medeverdachte [medeverdachte01] uit een voertuig zijn gesprongen en op het slachtoffer zijn afgerend – en hebben zich daarna allen op de route van en/of naar de woning van de verdachte in [plek] begeven. Ondanks dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld wie precies welke geweldshandelingen heeft verricht, kan ten aanzien van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte01] wel worden vastgesteld dat sprake is geweest van een vooropgezet, duidelijk plan om het slachtoffer naar de latere plaats delict te lokken, dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte01] met de andere medeverdachten met het oog op het realiseren van dat plan gezamenlijk zijn opgetrokken en dat daarbij in elk geval ook de verdachte het slachtoffer heeft aangevallen, zodat naar het oordeel van het hof sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat uit de inhoud van het dossier onvoldoende is gebleken dat het doel van dat plan (ook) was om het slachtoffer van het leven te beroven of dat bewust de aanmerkelijke kans werd aanvaard dat dodelijk letsel zou worden toegebracht. Wel kan daaruit worden afgeleid dat vooraf het plan bestond om het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Bij dat oordeel heeft het hof in de eerste plaats betrokken dat een
gelijkwaardigetegenreactie zou volgen op het steekincident waarbij [het slachtoffer02] , evenals het slachtoffer, zwaargewond raakte. Dit in de context van een binnen de drillrapscene (al langer) bestaand conflict, waarbinnen ernstig geweld met gebruik van (steek)wapens niet wordt geschuwd. In de tweede plaats heeft het hof bij dat oordeel betrokken dat tenminste twee messen – met op één van de twee messen enkel het DNA van medeverdachte [medeverdachte01] – zijn meegenomen naar de plek waar het slachtoffer zou wachten op [naam01] . Evenals de rechtbank gaat het hof er vanuit dat het slachtoffer niet is gestoken met het op de plaats delict aangetroffen mes maar met een ander (tweede) mes is gestoken. Op het aangetroffen mes zijn immers enkel DNA-sporen van medeverdachte [medeverdachte01] aangetroffen en geen DNA-sporen van het slachtoffer, terwijl bij het slachtoffer meerdere steekwonden zijn geconstateerd. Tot slot heeft het hof bij dat oordeel betrokken dat het door de verdachten gepleegde geweld heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
De omstandigheid dat in elk geval al op 3 januari 2021 het besluit is genomen om dit plan tot uitvoering te brengen, wijst er tevens op dat de verdachte zich enige tijd heeft kunnen beraden over het besluit om het slachtoffer zwaar te mishandelen en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het hof ziet geen contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Dat brengt het hof tot de conclusie dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade van het slachtoffer, zoals onder 1 subsidiair tenlastegelegd.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 (na de in hoger beroep toegelaten wijziging van de tenlastelegging) primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende is vast komen te staan dat de verdachte feitelijke macht over het wapen heeft kunnen uitoefenen in die zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken dan wel dat de verdachte het wapen bij zich heeft gedragen, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en subsidiair is tenlastegelegde en de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiairhij op 4 januari 2021 te Almere, op de openbare weg, te weten de Pianoweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, aan [het slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten sneden en snijwonden in/aan de handen en in/aan het achterhoofd en in/aan de rug en een klaplong, heeft toegebracht door voornoemde [het slachtoffer01] meermalen met een (kap)mes in/tegen het achterhoofd en in/tegen de rug en in/tegen de handen te slaan en te steken.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair bewezenverklaarde medeplegen van poging tot doodslag veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 453 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder diverse bijzondere voorwaarden met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot moord en het onder 2 (na de in hoger beroep toegelaten wijziging van de tenlastelegging) primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 183 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht alsmede tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van
12 maanden met een proeftijd van twee jaren onder de geadviseerde bijzondere voorwaarden en met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het doorlopen mediationtraject en de verdachte, gelet hierop, een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en zonder de bijzondere voorwaarde van elektronisch toezicht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een of meer anderen op de openbare weg schuldig gemaakt aan de zware mishandeling met voorbedachte raad van het slachtoffer. Nadat het slachtoffer met behulp van een derde naar een locatie was gelokt, is hij door een groep van vier jongens achtervolgd en meermalen geslagen en met een mes gestoken. Hierna is het slachtoffer hevig bloedend en zwaargewond naar de woning van zijn tante gelopen en tegen de deur van die woning in elkaar gezakt. Bij het slachtoffer zijn diverse steekverwondingen op het hoofd, de rug en de handen en een klaplong geconstateerd. De steekverwondingen op de handen waren dusdanig ernstig dat deze peesletsel aan beide polsen hebben veroorzaakt als gevolg waarvan een reconstructie door een chirurg noodzakelijk was. Naast dat de verdachte door aldus te handelen het slachtoffer pijn en letsel heeft toegebracht, moet het incident voor het slachtoffer en zijn familieleden, zeker gelet op het feit dat de broer van het slachtoffer eerder bij een soortgelijk incident om het leven is gekomen, bijzonder angstaanjagend zijn geweest. Bovendien is het zorgwekkend dat bij dit soort incidenten, waarvan de achtergrond lijkt te zijn gelegen in een conflict in de drillrapscene, rivaliserende groepen elkaar over en weer uitdagen om (telkens) in reactie op elkaar ernstige geweldsfeiten te plegen. Daarbij komt dat het bezit van messen onder de jongeren die zich in deze scene bevinden gemeengoed lijk te zijn geworden, hetgeen, evenals de geweldsincidenten die veelal plaatsvinden in de openbare ruimte, bijdraagt aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 november 2022, waaruit blijkt dat hij in juni 2022 is aangehouden op verdenking van een nieuw strafbaar feit – in welke zaak de voorlopige hechtenis met ingang van 9 september 2022 is geschorst – alsmede dat hij na het onderhavige feit nog twee keer is veroordeeld ter zake van andere feiten, zodat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft wat betreft de persoon van de verdachte voorts kennisgenomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 30 november 2022 alsmede hetgeen hieromtrent namens de Raad, de William Schrikker Groep Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de WSG) en Jongeren Die het Kunnen (hierna: JDK) en door de verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht.
Uit voornoemd rapport van de Raad en de door de Raad, de WSG en JDK ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting is onder meer gebleken dat na een turbulente periode – de verdachte is, ondanks de strakke kaders, nog meerdere keren aangehouden en hield zich (vaak) niet aan de gemaakte afspraken en regels – voorzichtig sprake lijkt te zijn van een positieve lijn. Zo volgt de verdachte sinds dit jaar de [opleiding] en verblijft hij op dit moment bij een locatie voor begeleid wonen van Eigen Kracht. Naast dat de verdachte zich de laatste tijd beter aan de gemaakte afspraken en regels houdt, lijkt hij gemotiveerd te zijn om binnen Eigen Kracht toe te werken naar een volgende fase met meer zelfstandigheid en lijkt hij zich beter bewust te zijn van het belang om bepaalde, risicovolle situaties te (leren te) vermijden. Hoewel het verschijnen van nieuwe videoclips op [website] , zeker gelet op de positieve afronding van het mediationtraject tussen de verdachten en het slachtoffer, (opnieuw) zorgen veroorzaakten, maakt de verdachte op dit moment binnen Eigen Kracht met een producer meerdere keren per week kennis met allerlei andere (positieve) muzieksoorten en draagt de begeleider van JDK, die niet alleen met de verdachte maar met meerdere jongens uit de drillrapscene open en eerlijke gesprekken kan voeren, bij aan een verantwoorde, en toch ook onontkoombare, wijze van contact tussen de verschillende jongens uit de scene waarin de verdachte zich bevindt.
Door de Raad is dan ook geadviseerd het huidige toezicht aan te houden in de vorm van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke jeugddetentie. De Raad acht het, gelet op het voorgaande, niet passend de verdachte wederom in detentie te plaatsen. De WSG heeft zich bij voornoemd advies van de Raad aangesloten en ziet, evenals de Raad, geen reden tot het (wederom) opleggen van elektronisch toezicht, nu de verdachte, mede gelet op de huidige (lange) duur van dat toezicht, ook moet kunnen laten zien dat hij zelf de verantwoordelijkheid kan dragen. De maatregel Individuele Traject Begeleiding Harde Kern en een locatiegebod zijn recent in het kader van voornoemde schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte in een andere strafzaak opgelegd en de controles gericht op het gebruik van verdovende middelen zijn niet uitvoerbaar gebleken, zodat ook die voorwaarden niet opnieuw geadviseerd worden.
Het hof spreekt, evenals de rechtbank, zijn waardering uit voor het mediationtraject dat de verdachte met de medeverdachten met het slachtoffer heeft doorlopen en afgerond. Zowel de verdachte als het slachtoffer hebben daarbij baat, ook omdat zij elkaar nog op diverse plekken tegenkomen. Door dit te doen, heeft de verdachte aangegeven dat hij geen strijd wil met het slachtoffer en dat iedereen zich veilig moet kunnen voelen op straat. Hopelijk voorkomt dit verdere geweldsincidenten tussen (groepen) jongeren.
Hoewel de ernst van het bewezenverklaarde feit in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijke duur rechtvaardigt, is het hof eveneens van oordeel dat het niet wenselijk is voornoemde, hoewel nog prille, positieve ontwikkeling te doorkruisen door aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die in duur langer is dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 183 dagen. Het hof zal derhalve een groot deel van die jeugddetentie in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het contact- en locatieverbod. De adviezen in de zaken van de verdachte en de medeverdachten omtrent het al dan niet continueren van dit verbod zijn wisselend. Daarnaast lijkt de begeleiding door JDK dusdanig goed te gaan dat het hof ervan uitgaat dat de gesprekken, die onder begeleiding van de JDK met en tussen de verdachte(n) plaatsvinden, ook in een vrijwillig kader zullen worden voortgezet. Het locatieverbod acht het hof niet langer proportioneel.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.
Dadelijk uitvoerbaar
Het hof is, gelet op de aard en achtergrond van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden dat de verdachte zich nog steeds (actief) in de drillrapscene, waarin (ernstig) geweld niet wordt geschuwd, lijkt te bevinden en na het bewezenverklaarde feit nog meerdere keren, waaronder recent, is aangehouden ter zake van onder meer geweldsfeiten, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat het hof de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht zal bevelen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
453 (vierhonderddrieënvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
270 (tweehonderdzeventig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
 zal meewerken aan de hulpverlening die noodzakelijk wordt geacht door William Schrikker Groep Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (waaronder behandeling van Topzorg vanuit De Waag nadat de in het kader van een andere strafzaak opgelegde leerstraf Tools4U is afgerond);
 zal meewerken aan de hulpverlening van en begeleiding door Jongeren Die het Kunnen (JDK);
 zal meewerken aan het vinden en/of behouden van een passende vorm van dagbesteding in de vorm van school en/of een andere vorm van (aanvullende) dagbesteding en zich zal houden aan het schoolrooster en/of de regels en afspraken die daar gelden;
 zal meewerken aan een verblijf binnen een instelling voor begeleid wonen, te weten Eigen Kracht (EK) of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen, te bepalen door William Groep Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
Beveelt dat voormelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Geeft opdracht aan William Schrikker Groep Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.J.M. Smid-Verhage, mr. M.J.A. Duker en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 december 2022.
=========================================================================
[…]