ECLI:NL:GHAMS:2022:3647

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
23-000800-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van steekincident met bewezenverklaring voorhanden hebben van messen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2004, was betrokken bij een steekincident op 4 januari 2021 in Almere, waarbij het slachtoffer zwaar gewond raakte. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot moord en het voorhanden hebben van wapens. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en de zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de geweldshandeling. Wel is bewezen verklaard dat de verdachte op 7 juni 2021 een machete en meerdere keukenmessen voorhanden heeft gehad, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van jeugddetentie als deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000800-22
datum uitspraak: 23 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-150474-21 (zaak A) en 13-020152-22 (zaak B) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2004,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 december 2022 en 9 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd
in
zaak Adat:
1. primairhij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten (aan) de Pianoweg, althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [het slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, naar voornoemde [het slachtoffer01] is/zijn gegaan, waarna hij, verdachte en/of een of meerdere van zijn mededader(s) voornoemde [het slachtoffer01] een of meermalen met een (kap)mes in/tegen het (achter)hoofd en/of in/tegen de rug en/of in/tegen de hand(en) heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

1. subsidiair

hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten (aan) de Pianoweg, althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [het slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere snede(s) en/of snijwond(en) in/aan de hand(en) en/of in/aan het (achter)hoofd en/of in/aan de rug en/of een klaplong heeft/hebben toegebracht door voornoemde [het slachtoffer01] een of meermalen met een (kap)mes in/tegen het (achterhoofd en/of in/tegen de rug en/of in/tegen de hand(en) te slaan en/of te steken;

1. meer subsidiair

hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten (aan) de Pianoweg, althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of een of meer van zijn mededaders) voorgenomen misdrijf om aan [het slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, naar voornoemde [het slachtoffer01] is/zijn gegaan, waarna hij, verdachte en/of een of meerdere van zijn mededader(s) voornoemde [het slachtoffer01] een of meermalen met een (kap)mes in/tegen het (achterhoofd en/of in/tegen de rug en/of in/tegen de hand(en) heeft/hebben geslagen en/of
heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

1. uiterst subsidiair

hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten (aan) de Pianoweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [het slachtoffer01] , welk geweld bestond uit
 het met een of meer mes(sen) in de hand(en) op die [het slachtoffer01] afrennen en/of achter die [het slachtoffer01] aanrennen en/of
 het ten val brengen van voornoemde [het slachtoffer01] en/of
 het (meermaals) steken en/of snijden en/of prikken met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of in de handen en/of in de rug, in elk geval in het lichaam van voornoemde [het slachtoffer01] en/of
 het slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen, op/tegen het lichaam van voornoemde [het slachtoffer01] (terwijl deze op de grond lag);

2. primair

hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete of een kapmes, voorhanden heeft gehad;

2. subsidiair

hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, te weten de Pianoweg, in elk geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een machete en/of kapmes, waarvan het lemmet meer dan een snijkant had, heeft gedragen;
3.hij op of omstreeks 7 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete en/of kapmes, voorhanden heeft gehad;
in
zaak Bdat:
hij op of omstreeks 7 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een of meerdere wapen(s) van categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere (keuken)mes(sen), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds gelet op de in hoger beroep toegelaten wijziging van de tenlastelegging.

Vrijspraak ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak A onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot moord en het onder 2 primair tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak A onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot moord en het onder 2 primair tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Feiten en omstandigheden
Op 4 januari 2021 is [het slachtoffer01] (hierna: het slachtoffer) omstreeks 18:45 uur zwaargewond geraakt bij een steekincident op de Pianoweg nabij station Muziekwijk in Almere. Bij dat station dacht het slachtoffer te hebben afgesproken met een meisje met de naam [naam01] , maar dat meisje kwam niet opdagen en bevond zich rondom het tijdstip van het steekincident in of nabij Purmerend. Nabij het station is een groep van vier jongens uit een voertuig gesprongen en op het slachtoffer afgerend, waarna het slachtoffer verderop op de Pianoweg door één of meerdere jongens uit deze groep (meermalen) is geslagen en met een mes is gestoken. Na het steekincident zijn de jongens weer in een voertuig vertrokken. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij twee van de jongens aan hun stemmen herkende als de rappers
[rappers01](medeverdachte [medeverdachte01] ) en
[rappers02](medeverdachte [medeverdachte02] ). Medeverdachte [medeverdachte01] heeft verklaard dat hij één van de vier jongens is geweest die uit het voertuig is gestapt en op het slachtoffer is afgerend. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte01] op meerdere momenten voor het steekincident telefonisch contact gehad met [naam01] . Het DNA van medeverdachte [medeverdachte02] is aangetroffen op een mes, dat is aangetroffen op de plaats delict naast de (bij het incident verloren) eigendommen van het slachtoffer. Het DNA van het slachtoffer is niet op dit mes aangetroffen.
Enige tijd daarvoor hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte03] vrijwel gelijktijdig om 16:24 uur ingecheckt bij station Bijlmer Arena in Amsterdam en om 17:02 uur uitgecheckt bij de halte Stedenwijk-Midden in Almere, terwijl medeverdachte [medeverdachte01] ondertussen zowel met de verdachte als met medeverdachte [medeverdachte02] telefonisch contact heeft gehad over een ontmoeting bij Stedenwijk-Midden. Ongeveer een kwartier later omstreeks 17:15 uur hebben de verdachten elkaar daadwerkelijk ontmoet in de buurt van de halte Stedenwijk-Midden, welke halte is gelegen op iets meer dan 1,5 kilometer afstand van de (latere) plaats delict. Enkele minuten na het steekincident heeft de telefoon van de verdachte om 18:50 uur binnen 14 seconden gebruik gemaakt van drie verschillende zendmasten, die op (zeer) korte afstand van de plaats delict stonden. Gelet op het korte tijdsbestek tussen de verschillende zendmasten, gaat het hof ervan uit dat hij zich toen in een voertuig bevond. Uit de contacten van de telefoons van de vier verdachten met verschillende zendmasten blijkt dat zij zich vervolgens allen op de route van en/of naar de woning van medeverdachte [medeverdachte01] in [plek] hebben begeven. Later die avond heeft de verdachte om 20:10 uur ingecheckt bij station Almere Buiten en hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte03] wederom vrijwel gelijktijdig om 20:41 uur uitgecheckt bij station Almere Centrum.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat op grond van de voornoemde feiten en omstandigheden en bij het uitblijven van een andersluidende uitleg van de verdachte kan worden vastgesteld dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte03] op 4 januari 2021 tussen 16:24 uur en 20:41 uur gezamenlijke reisbewegingen hebben gemaakt en zich ten tijde van het steekincident in ieder geval samen met medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] in de nabijheid van de plaats delict in een voertuig bevonden. Hoewel voor het hof vaststaat dat sprake was van een vooropgezet plan om het slachtoffer naar een bepaalde locatie te lokken, heeft het hof, anders dan de advocaat-generaal, onvoldoende aanknopingspunten gevonden om te kunnen vaststellen dat de verdachte van een dergelijk plan op de hoogte is geweest. De omstandigheden dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte03] die dag kennelijk samen naar Almere reisden en dat de verdachte op 4 januari 2021 om 18:13 uur is gebeld door [naam01] , het meisje waarmee het slachtoffer nabij station Muziekwijk een afspraak had, is daarvoor, ook in samenhang met de overige inhoud van het dossier, ontoereikend.
Daarnaast kan op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep ook niet worden vastgesteld of en zo ja, welke (gewelds)handelingen de verdachte op de plaats delict heeft verricht dan wel of hij op een ander wijze een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het op het slachtoffer uitgeoefende geweld. De enkele omstandigheid dat vier jongens uit het voertuig sprongen en achter het slachtoffer aanrenden, is daartoe onvoldoende, waarbij het hof mede in aanmerking heeft genomen dat niet duidelijk is geworden wat de verdachte en de medeverdachten tussen 17:15 uur en 18:45 uur hebben gedaan, hoe zij de beschikking over het voertuig hebben gekregen en of zich nog meer personen bij de groep jongens hebben gevoegd.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat geen van de in zaak A onder 1 tenlastegelegde feiten bewezen kan worden.
Het hof is voorts ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde van oordeel dat onvoldoende is vast komen te staan dat de verdachte feitelijke macht over het wapen heeft kunnen uitoefenen in die zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken dan wel dat de verdachte het wapen bij zich heeft gedragen.
Het hof acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 1 meest subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 3 en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande
in
zaak Adat:
3.hij op 7 juni 2021 te Amsterdam, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete, voorhanden heeft gehad;
in
zaak Bdat:
hij op 7 juni 2021 te Amsterdam, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, meerdere wapens van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere keukenmessen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen in zaak A onder 3 en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 3 en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 3 en in zaak B bewezenverklaarde levert op:
telkens
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 3 en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 3 en in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van een poging tot moord en het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde alsmede het in zaak B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 101 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht alsmede tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van twee jaren onder de geadviseerde bijzondere voorwaarden en met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie.
De raadsvrouw heeft bij dezelfde bewezenverklaring als de rechter in eerste aanleg verzocht ook dezelfde straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een machete en twee keukenmessen. Het voorhanden hebben van steekwapens brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Dat geldt temeer nu in de drillrapscene waarin de verdachte en zijn vrienden zich lijken te bevinden niet wordt teruggedeinsd voor het gebruik van (ernstig) geweld met behulp van wapens, hetgeen zich ook in deze strafzaak heeft gerealiseerd.
Het hof heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 november 2022, waaruit blijkt dat hij na de bewezenverklaarde feiten in de zaak met parketnummer 13-101608-22 is aangehouden op verdenking van onder meer overtreding van de Wet wapens en munitie ter zake van welk feit hij inmiddels (onherroepelijk) is veroordeeld, zodat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft wat betreft de persoon van de verdachte voorts kennisgenomen van een e-mail van de voormalig IFA-coach van de verdachte van 7 december 2022 met als bijlage een door hem opgestelde schriftelijke verklaring alsmede hetgeen hieromtrent namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), de William Schrikker Groep Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de WSG) en Levvel en door de verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht.
Uit voornoemde e-mail en de door de Raad, de WSG en Levvel ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting is onder meer gebleken dat er een hoop positieve ontwikkelingen en beschermende factoren in het leven van de verdachte aanwezig zijn. Zo volgt de verdachte de opleiding [opleiding] en is de verdachte met hulp van zijn mentor actief op zoek naar een stageplek. Daarnaast woont de verdachte bij zijn oma en opa, die hem veel structuur geven, en heeft het gezin nauw contact met de buurtregisseur. En hoewel de verdachte een gesloten jongen is bij wie moeilijk inzicht in zijn belevingswereld is te krijgen, heeft hij ook daarin progressie gemaakt: hij kan nu, mits een vertrouwensband is opgebouwd, beter over zijn emoties praten. Het contact met de voormalig IFA-coach van de verdachte, met wie de verdachte een goede verstandhouding had, heeft daarin een belangrijke rol gespeeld. Er wordt thans, in het kader van de zaak met parketnummer 13-101608-22, gezocht naar een nieuwe IFA-coach.
Door de Raad is dan ook (opnieuw) geadviseerd de verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zijn medewerking verleent aan de hulpverlening van IFA en de verdachte verboden wordt contact te (laten) leggen met de medeverdachten. De Raad acht, anders dan in eerste aanleg en gelet op de nieuwe verdenking, nu een proeftijd van twee jaren aangewezen. De WSG heeft zich bij voornoemd advies van de Raad aangesloten en ziet, evenals de Raad, alleen reden tot oplegging van de bijzondere voorwaarde van forensisch GGZ-behandeling indien het onder 1 tenlastegelegde bewezen wordt verklaard.
Het hof spreekt, evenals de rechtbank, zijn waardering uit voor het mediationtraject dat de verdachte met de medeverdachten met het slachtoffer heeft doorlopen en afgerond. Zowel de verdachte als het slachtoffer hebben daarbij baat, ook omdat zij elkaar nog op diverse plekken tegenkomen. Door dit te doen, heeft de verdachte aangegeven dat hij geen strijd wil met het slachtoffer en dat iedereen zich veilig moet kunnen voelen op straat. Hopelijk voorkomt dit verdere geweldsincidenten tussen (groepen) jongeren.
Het hof heeft verder gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen aan jeugdigen plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting Jeugd van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor het voorhanden hebben van een steekwapen een taakstraf voor de duur van 30 uren (eventueel een geldboete ter hoogte van € 150,00) dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie genoemd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van die taakstraf heeft het hof in het kader van de beoordeling van de persoon van de verdachte gewicht gegeven aan de omstandigheid dat de verdachte in de zaak met parketnummer 13-101608-22 kort na het vonnis van de rechtbank in de onderhavige zaak (opnieuw) is aangehouden ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie. Naast deze onvoorwaardelijke werkstraf zal het hof geen voorwaardelijke straf onder de door de Raad geadviseerde voorwaarden opleggen, nu het hof daarvoor, gelet op de reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, geen ruimte ziet, de verdachte in het kader van de (inmiddels) onherroepelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 13-101608-22 al moet meewerken aan de hulpverlening van IFA en de adviezen in de zaken van de verdachte en de medeverdachten omtrent het al dan niet continueren van het contactverbod wisselend zijn. De reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd maakt voorts dat de op te leggen taakstraf voor de duur van 120 uren niet meer zal kunnen worden tenuitvoergelegd, omdat het voorarrest daarvan met toepassing van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal worden afgetrokken.

Beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd en de raadsvrouw heeft verzocht dat het hof omtrent het beslag beslist zoals de rechtbank dat heeft gedaan.
Het hof overweegt als volgt.
De hierna te noemen, nog niet teruggeven, voorwerpen zijn onder de verdachte in beslag genomen:
 1 1 STK Mes (omschrijving: 6064558, grijs, merk: vleesmes);
 1 1 STK Mes (omschrijving: 6064603, geel, merk: vleesmes);
 1 1 STK Mes (omschrijving: 6064542, oranje, merk: steekwapen);
 1 1 STK Verdovende middelen (omschrijving: 6064646, 44,88 gram hasj).
Uit de beslaglijst leidt het hof af dat deze voorwerpen waarschijnlijk zijn vernietigd, terwijl zij toebehoren aan de verdachte en door of namens de verdachte geen bezwaar is gemaakt tegen de beslissing in het vonnis en daarmee niet tegen het uitblijven van teruggave aan de verdachte. Deze omstandigheden in aanmerking genomen ziet het hof aanleiding geen beslissing te nemen over deze inbeslaggenomen voorwerpen.
Bij de aanhouding van de verdachte zijn eveneens de hierna te noemen, niet op de beslaglijst vermelde, voorwerpen in beslag genomen:
 1 1 STK Telefoon (omschrijving: 6064648, Apple iPhone zwart);
 1 1 STK Telefoon (omschrijving: 6064653, Apple iPhone zwart);
 1 1 STK Telefoon (omschrijving: 6064655, Apple iPhone zwart).
Deze telefoons zijn, ondanks een door de officier van justitie gegeven bevel tot teruggave daarvan, nog niet (allemaal) aan de verdachte teruggegeven, zodat daarvan (alsnog) de teruggave aan de verdachte zal worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 63, 77a, 77g, 77h, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 54 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-150474-21 (zaak A) onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 1 uiterst subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-150474-21 (zaak A) onder 3 en in de zaak met parketnummer 13-020152-22 (zaak B) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-150474-21 (zaak A) onder 3 en in de zaak met parketnummer 13-020152-22 (zaak B) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
 1 1 STK Telefoon (omschrijving: 6064648, Apple iPhone zwart);
 1 1 STK Telefoon (omschrijving: 6064653, Apple iPhone zwart);
 1 1 STK Telefoon (omschrijving: 6064655, Apple iPhone zwart).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.J.M. Smid-Verhage, mr. M.J.A. Duker en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 december 2022.
=========================================================================
[…]