ECLI:NL:GHAMS:2022:3645

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
23-000121-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake bedreiging met misdrijf tegen leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1956, werd beschuldigd van meermalen bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en het veroorzaken van gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. De bedreigingen waren gericht aan meerdere personen, waaronder de schrijfster van een biografie en de uitgeverij. De verdachte had in e-mails dreigende bewoordingen gebruikt, waarin hij onder andere verwees naar onthoofdingen en liquidaties. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 december 2022 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de teksten niet als bedreigend moesten worden opgevat, maar als absurdistische literaire persiflage. Het hof oordeelde echter dat de bewoordingen van de verdachte zodanig waren dat bij de aangeefsters een redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreigingen daadwerkelijk zouden plaatsvinden. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 111 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de verdachte op onacceptabele wijze had geprobeerd de publicatie van de biografie te voorkomen, wat ook de vrijheid van drukpers raakt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en het hof besloot geen contactverbod op te leggen, gezien het feit dat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte nadien contact had opgenomen met de aangeefsters of de uitgeverij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000121-22
datum uitspraak: 22 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-124907-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1956,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 december 2020 en/of 6 maart 2021 te Amsterdam, althans in Nederland en/of België, (meermaals) meerdere personen, althans een persoon, genaamd [aangever01] en/of [aangever02] en/of [aangever03] en/of (medewerkers van) uitgeverij [uitgeverij01] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat,
immers heeft hij (telkens) opzettelijk dreigend die voornoemde persoon, personen en/of uitgeverij via de email(s) en/of via een brief/brieven de woorden toegevoegd:
“Tenslotte verzoek ik u mij een presentexemplaar toe te sturen van de biografie in kwestie om er meer over te kunnen schrijven. Dit natuurlijk met het oog op een rechtmatige onderbouwing van de liquidatie van [aangever03] en van het opblazen van uw uitgeverij, dan wel op het afzien daarvan” en/of
“omdat ik [aangever03] na een telefonisch onderhoud uitdrukkelijk zwart op wit had verboden om die biografie te schrijven. (..) maar kennelijk veegt Mevrouw haar gat daaraan af... Blijkbaar denkt zij dat men slechts in [naam01] leraren onthoofdt wegens belediging ... Bovendien, wanneer het Franse voorbeeld in Nederland navolging zou vinden, dan zal dat haar opvolgster [aangever02] vermoedelijk de kop wel kosten (en terecht)” en/of
“Zal een fysieke eliminatie, effectieve boekverbranding en verdere intimidatie uiteindelijk de publicatie tegenhouden van een biografie van [naam02] ? Ik waag dat te betwijfelen!” en/of “
Plompe boerenkoppen« In Nederland» dienen met hun gore poten van [naam02] af te blijven en anders niet raar staan te kijken als ze vandaag of morgen stomweg worden gesneld” en/of
“Ach ja, die dood, die steeds maar dichterbij komt. Put veel vertroosting uit het dagelijks reciteren van Richteren 19, maar denk dat als ze voortduren, de vernederingen, die jullie, opgegeild door [aangever01] , mij maar blijven aandoen, dat ik dan inderdaad wel sterven zal als Simson. (..) Hij, niet God maar Simson, trok toen een pilaar om en “(...) die hij in zijn sterven gedood heeft, waren talrijker dan die hij in zijn leven gedood had” (...) Wanneer is de presentatie van de biografie van [naam02] ? En waar? Op de [adres02] ? Hoe meer plompe boerenkoppen daarbij, hoe beter! [aangever03] alleen is de moeite niet. Of vinden jullie van wel? Zeg het! (…) Nee, ik ben niet als zelfmoordterrorist geboren. Simson ook niet. Jullie hebben ons zo gemaakt!”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Het moet aangeefsters duidelijk zijn geweest dat de tekst van de door de verdachte geschreven e-mails niet gezien moet worden als een bedreiging maar slechts als een absurdistische literaire persiflage. Van een bedreiging als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is geen sprake. Bovendien hebben aangeefsters [aangever03] en [aangever02] verklaard de e-mails niet als bedreigend te hebben ervaren en de tekst in de e-mails is ook enkel beschrijvend van aard zodat ook om die reden de teksten niet als bedreiging in de zin van artikel 285 Sr kunnen worden aangemerkt.
Het hof overweegt als volgt. Vooropgesteld dient te worden dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf als bedoeld in artikel 285 Sr vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hetgeen waarmee gedreigd werd ook daadwerkelijk zal plaatsvinden.
De verdachte heeft in een tijdbestek van enkele maanden twee e-mailberichten gestuurd naar personen die hij niet dan wel slechts uit een ver(der) verleden kende. In het bericht van 3 december 2020 refereert hij onder meer aan de onthoofding van een docent in Frankrijk enkele maanden eerder. De door de verdachte gebruikte bewoordingen zijn naar het oordeel van het hof van dien aard en onder zodanige omstandigheden gedaan, dat bij aangeefsters de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat hetgeen waarmee door de verdachte gedreigd werd ook daadwerkelijk zou plaatsvinden. Dat een of meer aangeefsters zich niet bedreigd zouden hebben gevoeld, zoals door de verdediging is gesteld, wat daar ook van zij, is voor de beoordeling niet relevant. Bepalend is immers of de bedreiging van dien aard is en onder zulke omstandigheden is gedaan dat deze in het algemeen bij aangeefsters een redelijke vrees heeft kunnen opwekken. Daarvan is in de onderhavige zaak sprake.
Anders dan de raadsman acht het hof de door de verdachte gekozen bedreigende bewoordingen niet enkel beschrijvend van aard maar concreet en duidelijk gericht tot de aangeefsters. Tot slot overweegt het hof dat het enkele feit dat de verdachte zijn bewoordingen naar eigen zeggen slechts heeft bedoeld als een absurdistische literaire persiflage niets afdoet aan het bedreigende karakter hiervan. Ook het feit dat de teksten in de e-mails verwijzingen naar literaire teksten bevatten, ontneemt daaraan niet het bedreigende karakter.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 december 2020 en 6 maart 2021 in Nederland en/of België,
meerdere personen, genaamd [aangever01] en [aangever02] en [aangever03] en uitgeverij [uitgeverij01] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat,
immers heeft hij (telkens) opzettelijk dreigend die voornoemde persoon, personen en/of uitgeverij via de email de woorden toegevoegd:
“Tenslotte verzoek ik u mij een presentexemplaar toe te sturen van de biografie in kwestie om er meer over te kunnen schrijven. Dit natuurlijk met het oog op een rechtmatige onderbouwing van de liquidatie van [aangever03] en van het opblazen van uw uitgeverij, dan wel op het afzien daarvan” en
“omdat ik [aangever03] na een telefonisch onderhoud uitdrukkelijk zwart op wit had verboden om die biografie te schrijven. (..) Blijkbaar denkt zij dat men slechts in [naam01] leraren onthoofdt wegens belediging ... Bovendien, wanneer het Franse voorbeeld in Nederland navolging zou vinden, dan zal dat haar opvolgster [aangever02] vermoedelijk de kop wel kosten (en terecht)” en
“Plompe boerenkoppen« In Nederland» dienen met hun gore poten van [naam02] af te blijven en anders niet raar staan te kijken als ze vandaag of morgen stomweg worden gesneld” en
“Wanneer is de presentatie van de biografie van [naam02] ? En waar? Op de [adres02] ? Hoe meer plompe boerenkoppen daarbij, hoe beter! [aangever03] alleen is de moeite niet. (…) Nee, ik ben niet als zelfmoordterrorist geboren. Jullie hebben ons zo gemaakt!”.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in hieronder vermelde bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal aangifte van 13 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] , waarin opgenomen een e-mailbericht van 3 december 2020 van verdachte aan Uitgeverij [uitgeverij01] , gericht aan [aangever01] , met in de [aangever03] en [aangever02] , doorgenummerde pagina’s 1-6.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de op 13 december 2020 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van aangeefster [aangever01] :
Ik doe mede namens uitgeverij [uitgeverij01] aangifte. Ik ben namens de uitgeverij gemachtigd tot het doen van aangifte. Ik ben eigenaresse van uitgeverij [uitgeverij01] in Amsterdam. Een van de schrijfsters waar ik mee samenwerk is genaamd [aangever03] . [aangever03] heeft een biografie geschreven over [naam02] waarvan de presentatie gepland staat in april of mei 2021. Op 3 december 2020 heb ik op het mailadres van mijn uitgeverij een mail ontvangen van een persoon die zichzelf [verdachte01] noemt. Ik ken deze [verdachte01] in het geheel niet. Deze mail heeft betrekking op de nog uit te brengen biografie van [naam02] . In deze mail laat [verdachte01] in ondubbelzinnig bewoording weten niet toe te zullen staan dat de biografie van [naam02] uitgebracht gaat worden.
Uit deze mail citeer ik:
Tot mijn verbijstering vernam ik dat in april volgend jaar bij u een biografie verschijnt van [naam02] van de hand van [aangever03] . Verbijstering, omdat ik [aangever03] na een telefonisch onderhoud uitdrukkelijk zwart op wit had verboden om die biografie te schrijven.
Blijkbaar denkt zij dat men slechts in [naam01] leraren onthoofdt wegens belediging ... Bovendien, wanneer het Franse voorbeeld in Nederland navolging zou vinden, dan zal dat haar opvolgster [aangever02] vermoedelijk de kop wel kosten (en terecht).
Tenslotte verzoek ik u mij een presentexemplaar toe te sturen van de biografie in
kwestie om er meer over te kunnen schrijven.
Dit natuurlijk met het oog op een rechtmatige onderbouwing van de liquidatie van [aangever03]
en van het opblazen van uw uitgeverij, dan wel op het afzien daarvan.
Plompe boerenkoppen« In Nederland» dienen met hun
gore poten van [naam02] af te blijven en anders niet raar staan te kijken als ze vandaag
of morgen stomweg worden gesneld
2. Een proces-verbaal aangifte van 16 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant02] , doorgenummerde pagina’s 9- 11.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de op 16 december 2020 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van aangeefster [aangever03] (het hof begrijpt: [aangever03] ):
Ik heb ervoor gekozen om een biografie over [naam02] te schrijven en deze komt uit in mei 2021. Bij de eerste brief was de inhoud dat het duidelijk moest zijn dat ik de biografie
over [naam02] niet mocht schrijven, een absoluut onherroepelijk verbod. Toen ik de brief zag en de ondergetekende zag wist ik gelijk wie het was. [verdachte01] was de afzender. De derde zending was gedateerd op 3 december 2020 en bevatte onder andere een email gericht aan [aangever01] . [aangever01] is de eigenaresse van de uitgeverij waar mijn boek uitkomt. In deze email gericht aan [aangever01] bedreigde hij mij en de uitgeverij. Hij dreigde mij te onthoofden dan wel te liquideren en de uitgeverij op te blazen als de biografie van [naam02] uit zou komen. Hij vraagt in deze email om een presentexemplaar van mijn biografie.
3. Een proces-verbaal van aangifte van 30 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant03] , doorgenummerde pagina’s 27-32.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de op 23 december 2020 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van aangeefster [aangever02] :
3 december 2020
Mail aan Uitgeverij [uitgeverij01] met [aangever02] , [naam03] , [naam04] , [naam05] , [naam06] in de CC. In de bijlage een pdf die ook CC is gericht aan [aangever03] , [naam07] e.a. Sprake van onthoofding [aangever02] , liquidatie [aangever03] en opblazen uitgeverij [uitgeverij01] .
4. Een proces-verbaal verhoor verdachte van 11 mei 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant02] en [verbalisant04] , doorgenummerde pagina’s 109-116.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de op 11 mei 2021 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
De meisjesnaam van [aangever03] is [aangever03] . Ik ben deze bejubelende correspondentie begonnen door een uit te komen biografie van [naam02] die geschreven wordt door [aangever03] en [aangever01] is de uitgeefster. Ja, de brief aan [aangever01] van 3 december 2020 is van mijn hand. Ook de mail van 6 maart 2021 onder andere gericht aan [aangever01] en [aangever02] heb ik geschreven.
5. Geschrift van 6 maart 2021, te weten een emailbericht van 6 maart 2021 van [verdachte01] (het hof begrijpt: de verdachte) aan [naam04] en [naam03] met in de CC [aangever01] / uitgeverij [uitgeverij01] , doorgenummerde pagina’s 7 en 8.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Wanneer is de presentatie van de biografie van [naam02] ? En waar? Op de [adres02] ? Hoe meer plompe boerenkoppen daarbij, hoe beter! [aangever03] alleen is de moeite niet. Nee, ik ben niet als zelfmoordterrorist geboren. Jullie hebben ons zo gemaakt!

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat,
terwijl deze bedreigingen schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschieden.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 dagen met aftrek van voorarrest als bedoeld in artikel 27 Wetboek van Strafrecht alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een verbod om gedurende twaalf maanden contact te hebben met aangeefsters dan wel (medewerkers van) uitgeverij [uitgeverij01] .
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat uitgangspunt voor de strafmaat bij het onderhavige feit voor een persoon zonder strafblad zoals bij zijn client, een geldboete is variërend tussen de 250 en 400 euro. De politierechter heeft een gevangenisstraf van 22 dagen opgelegd. Nadat zijn client in België 20 dagen in overleveringsdetentie heeft gezeten, is hij na aankomst in Nederland aangehouden en in verzekering gesteld. Vervolgens is de inbewaringstelling bevolen. In totaal heeft hij 21 dagen vast gezeten voor het tenlastegelegde feit. Daarmee heeft zijn client zijn straf al ruimschoots uitgezeten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in een tweetal e-mails de schrijfster van de biografie van [naam02] , de eigenaresse van de uitgeverij van de biografie, de uitgeverij zelf en een docente op het [school01] te [plaats01] bedreigd met als kennelijk doel de publicatie van de betreffende biografie te voorkomen. De bewoordingen die de verdachte heeft gebruikt zijn bedreigend. Hij heeft op een volstrekt onacceptabele manier geprobeerd de uitgave van een hem onwelgevallige biografie te voorkomen, wat ook de vrijheid van drukpers raakt.
Uit de proceshouding van de verdachte in hoger beroep leidt het hof af dat hij nog altijd het kwalijke van zijn handelen niet inziet.
Het hof heeft kennis genomen van het feit dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 december 2022 niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Met de advocaat-generaal ziet het hof aanleiding aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal het hof aan de verdachte, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof, gelet op het feit dat het strafbare feit inmiddels van enkele jaren her dateert en niet gebleken is dat de verdachte nadien nog contact met aangeefsters dan wel uitgeverij [uitgeverij01] heeft opgenomen, geen aanleiding om een contactverbod als bedoeld in artikel 38v Sr aan de verdachte op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
111 (honderdelf) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. M.L. Leenaers en mr. A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 december 2022.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]