In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1956, werd beschuldigd van meermalen bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en het veroorzaken van gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. De bedreigingen waren gericht aan meerdere personen, waaronder de schrijfster van een biografie en de uitgeverij. De verdachte had in e-mails dreigende bewoordingen gebruikt, waarin hij onder andere verwees naar onthoofdingen en liquidaties. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 december 2022 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de teksten niet als bedreigend moesten worden opgevat, maar als absurdistische literaire persiflage. Het hof oordeelde echter dat de bewoordingen van de verdachte zodanig waren dat bij de aangeefsters een redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreigingen daadwerkelijk zouden plaatsvinden. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 111 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de verdachte op onacceptabele wijze had geprobeerd de publicatie van de biografie te voorkomen, wat ook de vrijheid van drukpers raakt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en het hof besloot geen contactverbod op te leggen, gezien het feit dat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte nadien contact had opgenomen met de aangeefsters of de uitgeverij.