ECLI:NL:GHAMS:2022:3591

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
200.310.651/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken binnen de Steijnborg Groep en onmiddellijke voorzieningen

In deze zaak heeft InsureNL B.V. op 18 mei 2022 een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Het verzoek betreft een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de Steijnborg Groep, bestaande uit verschillende vennootschappen, waaronder Steijnborg B.V. en Steijnborg Assurantiën B.V. InsureNL, dat 50% van de aandelen in Steijnborg houdt, heeft gegronde redenen aangevoerd voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken, met name rondom een aandelenemissie die heeft geleid tot een verwatering van haar belang in Steijnborg Assurantiën van 100% naar 5%. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er een ernstige impasse is ontstaan in de aandeelhoudersvergadering van Steijnborg, wat heeft geleid tot een gebrek aan besluitvorming over belangrijke financiële kwesties, zoals de herfinanciering en de vaststelling van de jaarrekening. De Ondernemingskamer heeft besloten om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Steijnborg en Steijnborg Assurantiën over de periode vanaf 1 januari 2017. Tevens zijn er onmiddellijke voorzieningen getroffen, waaronder de benoeming van een derde als bestuurder met beslissende stem en de overdracht van aandelen ten titel van beheer aan een door de Ondernemingskamer aan te wijzen persoon. De kosten van het onderzoek en de benoemde bestuurder komen voor rekening van de betrokken vennootschappen. De Ondernemingskamer heeft de proceskosten voor iedere partij afzonderlijk bepaald.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.310.651/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 19 december 2022
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INSURENL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. T.S. Jansen, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEIJNBORG B.V.,
gevestigd te Hilversum,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEIJNBORG ASSURADEUREN B.V.,
gevestigd te Hilversum,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEIJNBORG ASSURANTIËN B.V.,
gevestigd te Hilversum,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEIJNBORG BEDRIJFSADVISERING B.V.,
gevestigd te Hilversum,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERMOLEN ASSURADEUREN B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTERS,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR STEIJNBORG,
gevestigd te Hilversum,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONTINUÏTEIT STEIJNBORG ASSURANTIËN B.V.,
gevestigd te Hilversum,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOFBAUER B.V.,
gevestigd te Utrecht,
4.
[A],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. R.J.W. Analbersen
mr. C.M. Tjoa, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

5 [B] ,

wonende te [....] ,
in persoon verschenen,
6.
[C],
wonende te [....] ,
in persoon verschenen,
BELANGHEBBENDEN.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster: InsureNL,
  • verweersters 1 tot en met 5 ieder afzonderlijk: Steijnborg,
Steijnborg Assuradeuren,
Steijnborg Assurantiën,
Steijnborg Bedrijfsadvisering,
Vermolen Assuradeuren,
  • verweersters 1 tot en met 5 gezamenlijk: de Steijnborg Groep,
  • belanghebbende sub 1: de STAK,
  • belanghebbende sub 2: Continuïteit,
  • belanghebbende sub 3: Hofbauer,
  • belanghebbende sub 4: [A] ,
  • belanghebbenden sub 1 tot en met 4 gezamenlijk: [A] c.s.,
  • belanghebbende sub 5: [B] ,
  • belanghebbende sub 6: [C] ,
  • [D] : [D] .,
  • [E] : [E] .

1.Het verloop van het geding

1.1
InsureNL heeft bij verzoekschrift van 18 mei 2022, zoals aangevuld ter zitting van 22 september 2022, de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de Steijnborg Groep;
te bepalen dat alle gerekwestreerden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de kosten van het onderzoek;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. Hofbauer te schorsen als bestuurder van Steijnborg;
b. [A] te schorsen als bestuurder van Steijnborg Assuradeuren, Steijnborg Assurantiën, Steijnborg Bedrijfsadvisering en Vermolen Assuradeuren;
c. een bestuurder te benoemen bij de Steijnborg Groep – voor zover nodig – met beslissende stem, die mede tot taak heeft een schikking tussen partijen te beproeven, de verwatering van Steijnborg in het aandelenkapitaal van Steijnborg Assurantiën ongedaan te maken en de schuldenlast van Steijnborg en haar dochtervennootschappen te herstructureren;
d. de door de STAK en Hofbauer gehouden aandelen in Steijnborg ten titel van beheer over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder;
e. de door Continuïteit gehouden aandelen in Steijnborg Assurantiën ten titel van beheer over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder en daarbij te bepalen dat overdracht of verpanding van die aandelen niet zonder instemming van de beheerder kan plaatsvinden;
4. Gerekwestreerden te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
[A] c.s. hebben bij verweerschrift van 1 september 2022, tevens houdende een zelfstandig verzoek van de STAK en Hofbauer, de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
InsureNL niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel dit verzoek af te wijzen;
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Steijnborg over de periode vanaf 1 januari 2017, daarbij te bepalen dat dit onderzoek is beperkt tot de impasse binnen de aandeelhoudersvergadering van Steijnborg en de aanwijzing van een onderzoeker aan te houden om te bezien of onder begeleiding van een te benoemen commissaris een minnelijke regeling tussen partijen kan worden bereikt;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. een derde persoon te benoemen tot commissaris bij Steijnborg die het mede tot zijn taak mag rekenen te bezien of tussen partijen een minnelijke regeling kan worden bereikt;
b. de door InsureNL, Hofbauer en de STAK gehouden aandelen in Steijnborg, met uitzondering van één aandeel, ten titel van beheer over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder;
4. InsureNL te veroordelen in de kosten van de procedure dan wel iedere partij diens eigen kosten te laten dragen.
1.3
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 22 september 2022. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en (wat mr. Jansen betreft) onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over de verstoorde verhouding tussen de aandeelhouders van een groep van verzekeringsmakelaars, de impasse die daaruit voortvloeit en de in verband daarmee getroffen maatregelen, waaronder een aandelenemissie op het niveau van een dochtervennootschap.
2.2
De Steijnborg Groep drijft een onderneming op het gebied van assurantie- en verzekeringsmakelaardij. Aan het hoofd van de groep staat Steijnborg. Steijnborg houdt alle aandelen in het geplaatst kapitaal van Steijnborg Assuradeuren, Steijnborg Bedrijfsadvisering en Vermolen Assuradeuren. Steijnborg hield aanvankelijk ook alle aandelen in het geplaatst kapitaal van Steijnborg Assurantiën, maar sinds een aandelenuitgifte op 25 september 2019 houdt zij nu nog 5% van de aandelen in het geplaatst kapitaal van Steijnborg Assurantiën.
2.3
De aandelen in Steijnborg worden gehouden door InsureNL (50%), de STAK (45%) en Hofbauer (5%). Hofbauer is enig bestuurder van Steijnborg. [B] en [C] zijn gevolmachtigden. In artikel 15 van de statuten van Steijnborg is bepaald dat het bestuur de vennootschap vertegenwoordigt en dat in alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met één of meer bestuurders de vennootschap wordt vertegenwoordigd door een door de algemene vergadering aan te wijzen persoon. [A] is enig bestuurder van Steijnborg Assurantiën, Steijnborg Bedrijfsadvisering en Vermolen Assuradeuren. [A] en [B] zijn bestuurders van Steijnborg Assuradeuren.
2.4
InsureNL is een investeerder in assurantiekantoren/verzekeringstussenpersonen. [D] ., [E] . en [D] vormen samen het bestuur van InsureNL.
2.5
Bestuurders van de STAK zijn [A] (zelfstandig bevoegd), [B] (gezamenlijk bevoegd) en [C] (gezamenlijk bevoegd).
2.6
De aandelen in Hofbauer worden gehouden door Hofbauer Senior B.V. Enig bestuurder van Hofbauer is [A] . [A] houdt tevens alle aandelen in Hofbauer Senior B.V.
2.7
In 2014 hebben [D] . en [A] besloten een samenwerking aan te gaan, waarbij InsureNL aandelen in Steijnborg zou verkrijgen en zou investeren in de Steijnborg Groep.
2.8
Op 15 december 2014 is een koopovereenkomst tot stand gekomen, op basis waarvan InsureNL 50% van de aandelen in Steijnborg heeft verkregen van Hofbauer. InsureNL heeft € 669.722 aan Hofbauer betaald voor de aandelen. Daarnaast heeft InsureNL een deel van een lening die door een vennootschap van [A] aan Steijnborg was verstrekt overgenomen. Het bedrag van de lening dat werd overgenomen betrof € 1.550.000. De aflossing van deze lening werd gekoppeld aan de beschikbare cashflow:
“Aflossing van de nieuwe/bestaande lening is afhankelijk/wordt gekoppeld aan de benodigde investeringen, evt opschorten, lening wordt pro rata afgelost, afhankelijk van de cashflow zoals nu ook is afgesproken.”
2.9
In augustus 2016 heeft Steijnborg alle aandelen in Vermolen Assuradeuren gekocht en geleverd gekregen voor € 18.000. Steijnborg Assurantiën heeft de bedrijfsactiviteiten van Vermolen Groep B.V. en haar dochtervennootschappen door middel van een activa/passiva-transactie verkregen voor € 1.799.990. Voor de financiering van deze transacties hebben InsureNL en Hofbauer, ieder afzonderlijk, een leningsovereenkomst gesloten met Steijnborg. InsureNL heeft € 1.200.000 ter beschikking gesteld en Hofbauer € 600.000. Steijnborg heeft het geleende geld vervolgens ter beschikking gesteld aan Steijnborg Assurantiën.
2.1
Na de overname van Vermolen is tussen partijen onenigheid ontstaan.
2.11
In februari 2017 heeft Steijnborg Assurantiën een verzekeringsportefeuille overgenomen, gefinancierd met eigen middelen. Verdere overnames hebben niet plaatsgevonden omdat geen financiering beschikbaar was. InsureNL heeft kenbaar gemaakt slechts bereid te zijn verdere financiering te verstrekken indien zij meer inspraak zou krijgen. Bij e-mail van 18 februari 2017 aan [A] schreef [D] .:
“Het is natuurlijk begrijpelijk dat wij inspraak nodig hebben en mee kunnen beslissen om te verzekeren dat er genoeg cash-flow overblijft om aan de verplichtingen voor rente en aflossingen van leningen te voldoen.”
2.12
Bij e-mail van 3 maart 2017 heeft [A] als volgt gereageerd:
“Steijnborg BV zal voor investeringen niet aankloppen bij InsureNL BV door de koppeling aan de eis benoeming tot statutaire directie van InsureNL BV en beperking van de bevoegdheid van ondergetekende tot € 50.000,- per transactie. (…)
Ik zal maandelijks proberen te rapporteren op de gebruikelijke wijze. (…)”
2.13
Bij e-mail van 30 september 2017 heeft Steijnborg aflossing van de onder 2.8 genoemde lening opgeschort omdat sprake zou zijn van een liquiditeitstekort.
2.14
Bij e-mail van 5 december 2017 heeft [A] aan [D] . en [E] . geschreven dat hij in verband met de nodige kasversterking en de rekening-courantschuld aan Hofbauer van € 525.000 heeft onderzocht of een bank bereid zou zijn de Steijnborg Groep een kredietfaciliteit te verstrekken, maar dat dit niet tegen aanvaardbare condities mogelijk was. Volgens [A] bleven drie opties over: Hofbauer en InsureNL verstrekken gezamenlijk krediet; InsureNL verstrekt krediet; Hofbauer verstrekt krediet, waarbij voor de laatste twee opties geldt dat dit dan tegen gelijke condities zal zijn als de banken vragen. [A] heeft tot slot geschreven:
“In januari 2018 zal Steijnborg over voldoende liquiditeiten beschikken om de huidige RC van € 525.000 af te lossen. Al snel loopt Steijnborg dan weer tegen een liquiditeitstekort aan. Hofbauer BV is bereid tot dan de faciliteit met uitsluitend een verpanding van de aandelen van de werkmaatschappijen te handhaven.”Op deze e-mail heeft [A] geen reactie ontvangen.
2.15
Bij e-mail van 15 januari 2018 heeft [A] [D] . geïnformeerd dat de Steijnborg Groep de door Hofbauer verstrekte rekening-courantfaciliteit heeft afgelost.
2.16
Op de algemene vergadering van 4 juni 2018 hebben partijen gesproken over het liquiditeitstekort bij de Steijnborg Groep en daarbij is de mogelijkheid besproken dat Hofbauer nogmaals een rekening-courantfaciliteit ter beschikking stelt. InsureNL heeft kenbaar gemaakt dat zij de voorwaarden waartegen Hofbauer krediet wil verstrekken niet gunstig vond.
2.17
Bij e-mail van 20 juni 2018 heeft [A] aan InsureNL voorgesteld gezamenlijk financiering te verschaffen. Een reactie op dit verzoek is uitgebleven, waarna Hofbauer aan Steijnborg opnieuw een rekening-courantfaciliteit ter beschikking heeft gesteld voor 2018. [A] heeft [D] . hierover bij e-mail van 17 september 2018 geïnformeerd en daarbij is tevens een kopie van de rekening-courantovereenkomst toegezonden. Op 14 februari 2019 is deze vervangen door een rekening-courantovereenkomst voor 2019.
2.18
In 2019 hebben InsureNL en [A] opnieuw gecorrespondeerd over het liquiditeitstekort van de Steijnborg Groep. Bij e-mail van 27 juni 2019 heeft [A] aan [D] . een vergelijking van de tussentijdse cijfers over de eerste vijf maanden van 2018 en 2019 toegezonden. [A] meldde een negatief werkkapitaal van € 1,3 miljoen over 2018 en dat in de eerste vijf maanden van 2019 de cashflow € 400.000 lager was dan in dezelfde periode in 2018. [A] liet weten dat Hofbauer niet langer bereid was als enige een steeds hogere rekening-courantfaciliteit ter beschikking te stellen en dat externe financiering praktisch onmogelijk was, zodat als enige optie een aandelenemissie resteerde. Hofbauer en de STAK zouden bereid zijn een emissie ter waarde van € 1,3 miljoen tegen nominale waarde te accepteren en als InsureNL niet zou deelnemen, zou zij moeten verwateren. Tot slot schreef [A] dat als InsureNL de emissie op het niveau van Steijnborg mocht blokkeren, de mogelijkheid onderzocht zou moeten worden aandelen ter waarde van € 1,3 miljoen te emitteren in Steijnborg Assurantiën, in het belang van de onderneming.
2.19
InsureNL heeft bij verzoekschrift van 2 juli 2019 de Ondernemingskamer verzocht een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken bij de Steijnborg Groep. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft op 29 augustus 2019 plaatsgevonden.
2.2
Bij e-mail van 4 september 2019 heeft [A] (als indirect bestuurder van Steijnborg) InsureNL bericht dat Hofbauer en Steijnborg hebben besloten de rekening-courant faciliteiten te beëindigen, om zo de discussie daaromtrent te beëindigen, veronderstellende dat InsureNL zich daar wel in zou kunnen vinden omdat zij van mening was dat Steijnborg niet aan de rekening-courantovereenkomst zou zijn gebonden. Voorts heeft hij een algemene vergadering van Steijnborg bijeengeroepen voor 20 september 2019 met als agendapunten onder meer opschorting van de verplichtingen van Steijnborg aan InsureNL en Hofbauer onder de relevante leningsovereenkomsten en een aandelenemissie door Steijnborg. In reactie hierop heeft [D] . voorgesteld de algemene vergadering te verplaatsen naar een datum nadat de Ondernemingskamer uitspraak zou hebben gedaan en het bestuur gevraagd een herstructureringsplan op te stellen. Daarbij heeft [D] . verzocht de algemene vergadering tussen 10 en 18 oktober 2019 in te plannen zodat hij en [E] . de algemene vergadering in persoon zouden kunnen bijwonen. Ten aanzien van de voorgestelde emissie heeft [D] . onder meer het volgende geschreven:

Er wordt nu uitsluitend een uitgifte van nieuwe aandelen voorgesteld, maar onduidelijk is waarom en welk plan daaraan ten grondslag ligt. Hoe wordt de huidige negatieve trend gekeerd? Ik lees het niet. Ik lees ook geen structurele oplossing.
2.21
Bij e-mail van 13 september 2019 heeft [A] [D] . bericht dat de algemene vergadering niet zal worden verplaatst en dat er op het niveau van Steijnborg Assurantiën een emissie zal plaatsvinden indien de algemene vergadering van Steijnborg niet zou leiden tot een emissie op het niveau van Steijnborg. De emissie is vervolgens in stemming gebracht in de algemene vergadering van Steijnborg van 20 september 2019 en (de toenmalige advocaat van) InsureNL heeft tegengestemd.
2.22
Na afloop van de algemene vergadering van Steijnborg, is op dezelfde dag – buiten medeweten van InsureNL – een buitengewone vergadering van aandeelhouders van Steijnborg Assurantiën gehouden. Daarbij waren aanwezig [A] (in zijn hoedanigheid van indirect bestuurder van Steijnborg), [B] (titulair directeur van Steijnborg Assurantiën) en [C] (verantwoordelijk voor de financiën van de onderneming). In de notulen is onder meer opgenomen dat het volgende voorstel van het bestuur van Steijnborg Assurantiën in stemming is gebracht en unaniem is aangenomen (hierna: het emissiebesluit):
“Voorstel tot uitbreiding van het aandelenkapitaal van de vennootschap van € 45.378,02 met € 862.182 door uitgifte van 1.900 aandelen tegen nominale waarde van € 453,78. Het voorkeursrecht wordt uitgesloten. Volstorting zal plaatsvinden door een storting van een bedrag van € 562.182 in contanten op de rekening van de vennootschap en door verrekening met een rekening-courantschuld groot € 300.000 aan Hofbauer BV (welke vordering Hofbauer BV voorafgaand aan de emissie zal overdragen aan de vennootschap die de aandelen zal nemen (de nog op te richten vennootschap Continuïteit Steijnborg Assurantiën BV).”
2.23
Op 25 september 2019 is Continuïteit ten behoeve van het nemen van de aandelen in Steijnborg Assurantiën opgericht, met [A] , [B] en [C] als bestuurders. De aandelen in Continuïteit worden (indirect) gehouden door [A] (65%), [B] (25%) en [C] (10%). Op dezelfde dag heeft Steijnborg Assurantiën 1.900 aandelen uitgegeven aan Continuïteit, als gevolg waarvan het belang van Steijnborg in Steijnborg Assurantiën van 100% is verwaterd tot 5%.
2.24
Bij e-mail van 26 september 2019 is InsureNL over de emissie geïnformeerd. In dezelfde e-mail heeft [A] geschreven dat de betalingen van rente en aflossing door Steijnborg op de door InsureNL en Hofbauer verstrekte leningen zijn opgeschort, conform het besprokene in de algemene vergadering van Steijnborg.
2.25
Bij beschikking van 10 oktober 2019 (OK 10 oktober 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3639) heeft de Ondernemingskamer vastgesteld dat [A] , als bestuurder en (middellijk) enig aandeelhouder van Hofbauer, een met Steijnborg tegenstrijdig belang heeft bij de besluitvorming over (de voorwaarden van) de tussen Steijnborg en Hofbauer overeen te komen rekening-courantovereenkomsten. [A] had niet mogen deelnemen aan de besluitvorming, maar heeft dat wel gedaan. Volgens de Ondernemingskamer leverde dit een gegronde reden op te twijfelen aan een juist beleid of juiste gang van zaken van Steijnborg (r.o. 3.8). De Ondernemingskamer heeft echter onvoldoende aanleiding gezien een onderzoek te bevelen. Aan dat oordeel heeft bijgedragen dat tussen partijen niet in geschil was dat bij de Steijnborg Groep in ieder geval vanaf 2017 telkens een dringend liquiditeitstekort ontstond en dat InsureNL niet bereid was aan de financiering van dat tekort een bijdrage te leveren; dat Hofbauer om die reden vanaf 2017 telkens als enige een rekening-courantfaciliteit ter beschikking heeft gesteld; en dat InsureNL daarvan op de hoogte was en de desbetreffende schriftelijke overeenkomsten steeds aan InsureNL zijn toegezonden (r.o. 3.14).
2.26
Bij diezelfde beschikking heeft de Ondernemingskamer geoordeeld dat de mededeling van [A] c.s. in de e-mail van 27 juni 2019 (zie 2.18 hiervoor) – dat voor de toekomstige financiering van de Steijnborg Groep een emissie van aandelen de meest aangewezen weg lijkt en dat als InsureNL de emissie op het niveau van Steijnborg mocht blokkeren, moet worden onderzocht om € 1,3 miljoen te emitteren in Steijnborg Assurantiën – geen reden oplevert om te twijfelen aan een juist beleid of juiste gang van zaken bij de Steijnborg Groep. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat deze mededeling niet zozeer een (voorgenomen) beslissing betrof, maar veeleer een uiteenzetting van de bestaande financieringsmogelijkheden voor de Steijnborg Groep en zij overwoog verder onder meer: “
De Ondernemingskamer gaat er daarbij vanuit dat indien daadwerkelijk een emissie van aandelen wordt voorbereid, InsureNL daar tijdig over zal worden geïnformeerd en zal worden betrokken bij de vaststelling van de omvang van de emissie en de uitgifteprijs” (r.o. 3.13). Dat het emissiebesluit toen al was genomen, was bij de Ondernemingskamer niet bekend.
2.27
Bij brief van 10 februari 2020 aan het bestuur van Steijnborg heeft (de advocaat van) InsureNL haar bezwaren geuit over de opschorting van rentebetalingen en aflossingen op de door InsureNL aan Steijnborg verstrekte leningen en over de uitgifte van aandelen door Steijnborg Assurantiën. InsureNL heeft daarbij gesteld dat Steijnborg ten onrechte vanaf september 2019 niet aan haar renteverplichtingen onder de door InsureNL verstrekte leningen heeft voldaan, als gevolg waarvan de leningen in het geheel opeisbaar zijn geworden en Steijnborg gesommeerd om binnen tien werkdagen een bedrag van € 1.853.318 te voldoen. In dezelfde brief heeft InsureNL (het besluit tot) de aandelenuitgifte van 25 september 2019 buitengerechtelijk vernietigd.
2.28
Steijnborg heeft daarop bij brief van 28 februari 2020 betwist dat de leningen opeisbaar zijn en gesteld dat het emissiebesluit niet vernietigbaar is.
2.29
Op 20 mei 2020 heeft InsureNL Steijnborg, Continuïteit en Steijnborg Assurantiën gedagvaard voor de rechtbank Midden-Nederland, vernietiging van het emissiebesluit gevorderd en daarnaast gevorderd dat Steijnborg wordt veroordeeld de leningen die InsureNL haar heeft verstrekt tot een bedrag van € 1.853.318, te vermeerderen met rente, terug te betalen.
2.3
Op de algemene vergadering van Steijnborg van 23 november 2020 is de jaarrekening 2019 vastgesteld buiten aanwezigheid van InsureNL.
2.31
Op 9 juni 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland Steijnborg veroordeeld tot terugbetaling van de leningen ter hoogte van € 1.853.318, vermeerderd met de contractuele rente, en het emissiebesluit wegens strijd met artikel 2:8 BW vernietigd. Steijnborg en Steijnborg Assurantiën hebben van dat vonnis hoger beroep ingesteld voor zover het de vernietiging van het emissiebesluit betreft. De mondelinge behandeling daarvan staat gepland voor 12 januari 2023.
2.32
Op een buitengewone algemene vergadering van Steijnborg van 7 juli 2021 heeft Hofbauer voorstellen gedaan om de onderneming van voldoende financiële middelen te voorzien om te kunnen voldoen aan de veroordeling tot (terug)betaling van de lening en de opgelopen rente. De stemmen daarover staakten.
2.33
Op 16 juli 2021 heeft Steijnborg voldaan aan haar betalingsverplichting uit het vonnis van 9 juni 2021. Daarvoor had Steijnborg eerder die dag een leningsovereenkomst gesloten met Hofbauer ten bedrage van € 2,8 miljoen met een rente van minimaal 12% per jaar en een looptijd van twee jaar.
2.34
Op de algemene vergadering van Steijnborg van 16 december 2021 staakten de stemmen over de vaststelling van de jaarrekening 2020.
2.35
Nadien hebben partijen gesproken over beëindiging van hun samenwerking en de mogelijkheden en voorwaarden voor een ontvlechting van hun belangen in de Steijnborg Groep. Partijen zijn het daarover niet eens geworden.

3.De gronden van de beslissing

3.1
InsureNL heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Steijnborg, Steijnborg Assurantiën, Steijnborg Assuradeuren, Steijnborg Bedrijfsadvisering en Vermolen Assuradeuren en dat de toestand van die vennootschappen nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft InsureNL – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
Het emissiebesluit van 20 september 2020 en daarop volgende uitgifte van nieuwe aandelen waren onrechtmatig en in strijd met het belang van Steijnborg. [A] had een tegenstrijdig belang bij het emissiebesluit; hij had Steijnborg niet mogen vertegenwoordigen in de algemene vergadering van Steijnborg Assurantiën. InsureNL is ten onrechte niet tijdig geïnformeerd omtrent, noch betrokken bij de vaststelling van de omvang van de emissie en de uitgifteprijs. Het bestuur van Steijnborg Assurantiën heeft ten onrechte nagelaten een gedegen integrale afweging te maken van alle betrokken belangen en alternatieve mogelijkheden.
Er is sprake van een diepgeworteld wantrouwen tussen partijen dat heeft geresulteerd in een patstelling binnen de algemene vergadering van Steijnborg, met als gevolg dat die niet goed meer functioneert. Zo is het onmogelijk gebleken de jaarrekening 2020 vast te stellen en te komen tot besluitvorming over de voorwaarden van herfinanciering.
Ook bij verschillende andere gelegenheden is sprake geweest van ontoelaatbare belangenverstrengeling, zoals bij de besluitvorming over het aangaan en de beëindiging van de rekening-courant faciliteit tussen Hofbauer en Steijnborg en de besluitvorming over de geldleningovereenkomst van 16 juli 2021 die voor Steijnborg bijzonder nadelige voorwaarden kent. Volgens de statuten had Hofbauer de algemene vergadering in deze gevallen moeten vragen een persoon aan te wijzen om Steijnborg te vertegenwoordigen, maar dat heeft Hofbauer niet gevraagd.
Steijnborg en haar dochtervennootschappen hebben onvoldoende zorgvuldigheid betracht jegens InsureNL door geen openheid van zaken te geven over onder meer de emissie en de uitgifteprijs, de noodzaak daartoe en of door Continuïteit is voldaan aan de stortingsplicht.
3.2
[A] c.s. menen dat InsureNL niet-ontvankelijk is in haar verzoek ten aanzien van Steijnborg Assurantiën, Steijnborg Assuradeuren, Steijnborg Bedrijfsadvisering en Vermolen Assuradeuren, omdat zij geen bezwaren kenbaar heeft gemaakt tegen het beleid en de gang van zaken van die vennootschappen en niet voldaan is aan de vereisten voor het gelasten van een concern-enquête. Inhoudelijk hebben [A] c.s. aangevoerd dat sinds medio 2019 duidelijk is dat de vertrouwensrelatie tussen partijen zodanig is aangetast dat het voortzetten van de gezamenlijke aandeelhoudersrelatie niet realistisch en evenmin wenselijk is. Zij erkennen dat sprake is van een impasse in de algemene vergadering van Steijnborg met negatieve gevolgen voor het functioneren van de in de Steijnborg Groep gedreven onderneming en om die reden verzoeken de STAK en Hofbauer zelf ook om een enquête naar het beleid en de gang van zaken van Steijnborg, maar alleen naar dat onderwerp. Voor het overige hebben [A] c.s. verweer gevoerd, waar de Ondernemingskamer hieronder waar nodig op zal ingaan.
3.3
Het eerste deel van het ontvankelijkheidsverweer slaagt voor zover het Steijnborg Assuradeuren, Steijnborg Bedrijfsadvisering en Vermolen Assuradeuren betreft. De Ondernemingskamer zal InsureNL niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek met betrekking tot die vennootschappen, omdat zij heeft nagelaten haar bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken op de in artikel 2:349 lid 1 BW voorgeschreven wijze aan het bestuur van deze vennootschappen kenbaar te maken. De brieven van 10 februari 2020, 2 juli 2021 en 16 augustus 2021 bevatten geen bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken bij Steijnborg Assuradeuren, Steijnborg Bedrijfsadvisering en Vermolen Assuradeuren. De bezwaren die InsureNL aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd, hebben ook geen betrekking op het beleid en de gang van zaken bij die vennootschappen. Genoemde brieven hebben echter wel betrekking op het emissiebesluit van Steijnborg Assurantiën. Ten aanzien van die vennootschap heeft InsureNL haar bezwaren duidelijk kenbaar gemaakt bij het bestuur van Steijnborg Assurantiën, zowel in brieven als in het verzoekschrift. Ondanks het feit dat InsureNL zelf geen aandelen in Steijnborg Assurantiën houdt en Steijnborg nu nog maar 5% van de aandelen in die vennootschap houdt, is InsureNL toch ontvankelijk in haar verzoek ten aanzien van Steijnborg Assurantiën. Omdat het verzoek van InsureNL mede betrekking heeft op een onderzoek naar de aandelenuitgifte als gevolg waarvan Steijnborg niet langer alle aandelen in Steijnborg Assurantiën houdt, en zij heeft gesteld dat er gegronde redenen bestaan om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken bij die uitgifte, staat aan haar bevoegdheid om een concern-enquête te verzoeken niet in de weg dat Steijnborg ten tijde van de indiening van het verzoek nog maar 5% van de aandelen in Steijnborg Assurantiën hield (vgl. HR 11 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:905, Slotervaartziekenhuis). Ook aan de overige vereisten voor het toewijzen van een concern-enquête is ten aanzien van Steijnborg Assurantiën voldaan. [A] , indirect bestuurder van Steijnborg, is tevens bestuurder van Steijnborg Assurantiën en heeft het beleid en de gang van zaken van laatstgenoemde bepaald ten aanzien van de emissie. De stelling van [A] c.s. dat die klacht enkel ziet op de wijze waarop het bestuur van Steijnborg is opgetreden met betrekking tot die uitgifte van aandelen kan niet worden gevolgd, omdat InsureNL het bestuur van Steijnborg Assurantiën onder meer verwijt dat het heeft nagelaten een gedegen afweging te maken van alle bij de uitgifte betrokken belangen en dat het de omvang van de emissie en de uitgifteprijs zelfstandig – zonder deugdelijke waardering – heeft bepaald.
3.4
De Ondernemingskamer is van oordeel dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan juist beleid en een juiste gang van zaken van Steijnborg en Steijnborg Assurantiën, die een onderzoek daarnaar rechtvaardigen. De Ondernemingskamer overweegt hierover het volgende.
3.5
Partijen onderkennen dat de verstandhouding tussen InsureNL enerzijds en Hofbauer en de STAK anderzijds ernstig is verstoord en dat dit tot een impasse in de algemene vergadering van Steijnborg heeft geleid. Als gevolg hiervan is onder meer de vereiste besluitvorming over (de voorwaarden van) de voor de continuïteit van de onderneming noodzakelijke (her)financiering en herkapitalisatie en de vaststelling van de jaarrekening 2020 uitgebleven. Dit levert op zichzelf al een gegronde reden op om te twijfelen aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Steijnborg, die een onderzoek en het treffen van onmiddellijke voorzieningen rechtvaardigen.
3.6
Verder is de Ondernemingskamer van oordeel dat de gang van zaken rondom het emissiebesluit (zie 2.22) een gegronde reden vormt om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Steijnborg Assurantiën. Het is de Ondernemingskamer niet gebleken dat het bestuur van Steijnborg Assurantiën een gedegen afweging heeft gemaakt van alle betrokken belangen en mogelijke alternatieven voor de emissie. Zo heeft InsureNL in deze procedure met haar aanvullende akte en overgelegde producties aannemelijk gemaakt dat zij bereid was te praten over aanvullende financiering, onder de voorwaarde dat zij inspraak zou krijgen op de besteding daarvan. Dat en op basis van welke afwegingen het bestuur van Steijnborg Assurantiën tot de slotsom is gekomen dat het niet in het belang van de vennootschap en de onderneming zou zijn om daarover met InsureNL het gesprek aan te gaan is niet duidelijk geworden. Verder is van belang dat de nieuwe aandelen zijn uitgegeven tegen nominale waarde, zonder dat dit met InsureNL – die 50% van de aandelen houdt in wat destijds de moedervennootschap was – is afgestemd en zonder dat InsureNL de mogelijkheid is geboden om aan deze emissie deel te nemen. [A] heeft nagelaten InsureNL deugdelijk over de voorwaarden van de voorgenomen emissie te informeren. De enkele mededeling dat er op het niveau van Steijnborg Assurantiën een emissie zou plaatsvinden indien de algemene vergadering van Steijnborg niet zou besluiten tot een emissie op het niveau van Steijnborg, volstond daartoe in de gegeven omstandigheden – waaronder het feit dat die emissie zou leiden tot een verwatering van het belang van Steijnborg in deze vennootschap van 100% naar 5% – niet. Dat op 20 september 2019 een algemene vergadering van Steijnborg Assurantiën werd gehouden was bij InsureNL niet bekend. [A] heeft InsureNL evenmin betrokken bij de vaststelling van de omvang van de emissie en de uitgifteprijs. Dat er haast bij de emissie was, zoals [A] c.s. stellen, plaatst dat niet in een ander licht. Vaststaat dat geen onafhankelijke waardering van de vennootschap ten grondslag heeft gelegen aan de uitgifteprijs. Daarmee was onvoldoende gewaarborgd dat de uitgifteprijs van de aandelen daadwerkelijk aansloot bij de waarde van de door Steijnborg Assurantiën gedreven onderneming. Dit klemt temeer omdat [A] als bestuurder van Steijnborg Assurantiën eenzijdig de prijs van de nieuwe aandelen heeft bepaald en zelf meerderheidsaandeelhouder is van de koper van de nieuwe aandelen. Dit heeft hem er niet van weerhouden om zelf in de algemene vergadering van Steijnborg Assurantiën namens Steijnborg te stemmen voor de emissie, terwijl hij als indirect koper een persoonlijk belang had bij een zo laag mogelijke uitgiftekoers. Dat belang was tegengesteld aan het belang van Steijnborg, dat gebaat zou zijn geweest bij een zo klein mogelijke verwatering en/of een zo hoog mogelijke uitgiftekoers. Dit maakt dat de gang van zaken met betrekking tot de emissie ook een zelfstandige grond oplevert voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken op het niveau van Steijnborg.
3.7
[A] had verder als bestuurder en middellijk enig aandeelhouder van Hofbauer een met Steijnborg strijdig belang bij de besluitvorming over de voorwaarden van de tussen Steijnborg en Hofbauer overeengekomen rekening-courant overeenkomsten. In de eerdere beschikking van 10 oktober 2019 oordeelde de Ondernemingskamer al dat de omstandigheid dat [A] desondanks heeft deelgenomen aan die besluitvorming een gegronde reden oplevert om te twijfelen aan een juist beleid (zie r.o. 3.8 van de beschikking van 10 oktober 2019). De Ondernemingskamer ziet geen reden daarover nu anders te oordelen.Hetzelfde geldt voor de lening die Hofbauer op 16 juli 2021 heeft verstrekt aan Steijnborg, nu met een rente van 12%. Ook daarbij is sprake van een tegenstrijdig belang. Van bijzondere waarborgen of zorgvuldigheidsmaatregelen, bijvoorbeeld het betrachten van een ruime mate van transparantie ten opzichte van medeaandeelhouder InsureNL en het zo nodig inschakelen van een onafhankelijke derde voor een externe beoordeling van de financieringsvoorwaarden, of specifiek in verband hiermee gemaakte afwegingen door [A] ter voorkoming van benadeling van Steijnborg is niet gebleken. Het voorgaande levert eveneens een gegronde reden op om aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Steijnborg te twijfelen. Anders dan InsureNL betoogt geldt dat echter niet voor het beëindigen van de rekening-courantovereenkomst. InsureNL had zich immers eerder uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat de rekening-courantovereenkomsten nadelig waren voor Steijnborg en dat zij daaraan niet was gebonden. Met de beëindiging van die overeenkomst kwam Steijnborg daarom juist tegemoet aan de eerdere bezwaren van InsureNL.
3.8
Verder is aannemelijk dat Steijnborg Assurantiën ook op andere onderdelen onvoldoende openheid en zorgvuldigheid heeft betracht jegens InsureNL. De overeenkomst tussen Steijnborg Assurantiën en Continuïteit, waaraan in artikel 1 van de akte van uitgifte van 25 september 2019 wordt gerefereerd en waarin Steijnborg een optie is verleend tot terugkoop van aandelen tot een belang van 49%, is niet met InsureNL gedeeld. Pas ter zitting is duidelijk geworden dat voldaan is aan de stortingsplicht op de uitgegeven aandelen. Dat deze informatie niet of niet eerder met InsureNL wordt gedeeld is een symptoom van het inmiddels tussen partijen bestaande wantrouwen dat heeft geleid tot een impasse in de besluitvorming in de aandeelhoudersvergadering. Dit draagt bij aan het oordeel dat gegronde redenen bestaan om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Steijnborg en Steijnborg Assurantiën. Voor de overige in dit kader aangedragen bezwaren geldt dat niet aannemelijk is geworden dat die ook bijdragen aan dit oordeel. [A] c.s. hebben erop gewezen dat toezeggingen gedaan ter algemene vergadering van Steijnborg van 16 december 2021 wel zijn nagekomen en dat zij InsureNL de mogelijkheid hebben geboden de jaarrekening te laten controleren door een onafhankelijke accountant. Door InsureNL niet ook vrijwillig toegang te bieden tot alle boeken en gegevens van Steijnborg en haar dochtermaatschappijen heeft Steijnborg geen norm geschonden; InsureNL heeft daar nu eenmaal geen aanspraak op.
3.9
De conclusie is dat de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Steijnborg en van Steijnborg Assurantiën zal bevelen, en wel vanaf 1 januari 2017.
3.1
De Ondernemingskamer vindt het met het oog op de toestand van Steijnborg en van Steijnborg Assurantiën noodzakelijk om als onmiddellijke voorziening een derde als bestuurder van Steijnborg en van Steijnborg Assurantiën te benoemen aan wie in het bestuur van die vennootschappen – voor zover nodig in afwijking van de statuten – een beslissende stem toekomt, wat betekent dat overeenkomstig die stem wordt besloten, ook als die stem afwijkt van de meerderheid van de uitgebrachte stemmen, die als enige bevoegd is om Steijnborg en Steijnborg Assurantiën zelfstandig te vertegenwoordigen en zonder wie die vennootschappen niet vertegenwoordigd kunnen worden. De Ondernemingskamer ziet ook aanleiding om de aandelen in Steijnborg en in Steijnborg Assurantiën, telkens met uitzondering van één aandeel van ieder van de aandeelhouders, ten titel van beheer over te dragen aan een door haar te benoemen beheerder.
3.11
De te benoemen bestuurder mag het ook tot haar/zijn taak rekenen te bezien of een minnelijke regeling tussen partijen kan worden bereikt.
3.12
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder en beheerder voor rekening brengen van Steijnborg en van Steijnborg Assurantiën.
3.13
De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker voorlopig aanhouden om te bezien of al door de te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. Ieder van partijen of de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder/beheerder kan op elk moment de Ondernemingskamer verzoeken de onderzoeker aan te wijzen.
3.14
De Ondernemingskamer zal het bedrag dat het onderzoek maximaal mag kosten niet meteen vaststellen. Voor het geval het komt tot aanwijzing van een onderzoeker, zal de Ondernemingskamer de onderzoeker vragen om binnen zes weken een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen. De Ondernemingskamer zal partijen in dat geval in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het onderzoeksbudget vaststellen.
3.15
Voor het treffen van andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer voorlopig geen aanleiding.
3.16
De Ondernemingskamer ziet ten slotte aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verklaart InsureNL B.V. niet ontvankelijk in haar verzoek ten aanzien van Steijnborg Assuradeuren B.V., Steijnborg Bedrijfsadvisering B.V. en Vermolen Assuradeuren B.V.;
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Steijnborg B.V. en Steijnborg Assurantiën B.V. over de periode vanaf 1 januari 2017;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon om het onderzoek te verrichten;
houdt in verband met het bepaalde in 3.13 de vaststelling van het onderzoeksbudget aan en verzoekt de onderzoeker binnen zes weken na de beschikking waarbij hij als onderzoeker wordt aangewezen een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Steijnborg B.V. en Steijnborg Assurantiën B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor het begin van haar/zijn werkzaamheden zekerheid moeten stellen;
benoemt mr. A.W.H. Vink tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure – voor zover nodig in afwijking van de statuten – een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van Steijnborg B.V. en van Steijnborg Assurantiën B.V. met beslissende stem en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Steijnborg B.V. en Steijnborg Assurantiën B.V. te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder deze vennootschappen niet vertegenwoordigd kunnen worden;
bepaalt vooralsnog voor de duur van het geding dat de aandelen in Steijnborg B.V. en de aandelen in Steijnborg Assurantiën B.V. – telkens met uitzondering van één aandeel van ieder van de aandeelhouders – met ingang van heden ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon;
bepaalt dat het salaris en de kosten van de bestuurder en van de beheerder van aandelen voor rekening komen van Steijnborg B.V. en Steijnborg Assurantiën B.V. en bepaalt dat die vennootschappen voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder/beheerder zekerheid dienen te stellen vóór de aanvang van hun werkzaamheden;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. A.J. Wolfs en mr. D. Kingma, raadsheren, en drs. V.G. Moolenaar en prof. mr.dr. A.J.C.C.M. Loonen, raden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Frans en mr. L.A.P. Brouwer, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2022.