ECLI:NL:GHAMS:2022:3589

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
K20/230321
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beklag ter zake van (zware) mishandeling door een politieambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure. Het beklag was ingediend door klager, die zich richtte tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen een politieambtenaar (beklaagde) wegens (zware) mishandeling tijdens een schietincident op 16 juni 2018. Klager had aangifte gedaan na het incident, waarbij hij door de beklaagde was beschoten tijdens een aanhouding. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de meldingen van getuigen en het onderzoek door de rijksrecherche. Klager had op het moment van de aanhouding een bekertje drinken in zijn hand en gooide dit naar de beklaagde, die daarop pepperspray gebruikte. Klager reageerde agressief en gooide een fiets naar de beklaagde, waarna deze besloot te schieten. Het hof concludeerde dat het gebruik van geweld door de beklaagde gerechtvaardigd en noodzakelijk was, gezien de dreigende situatie en het vermoeden dat klager een vuurwapen bij zich had. Het hof oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor strafvervolging van de beklaagde en wees het beklag af. De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij zowel klager als beklaagde aanwezig waren met hun advocaten. De beschikking is onherroepelijk.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K20/230321
Beschikking op het beklag van:
[klager01],
wonende te [woonplaats01] ,
klager,
gemachtigde: mr. E.P.H. van Esser, advocaat te Amsterdam.

1.Het beklag

Het hof heeft op 10 augustus 2020 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen de politieambtenaar
[beklaagde01](hierna: beklaagde) ter zake van (zware) mishandeling (een schietincident) op 16 juni 2018.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 8 september 2021 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- het dossier van de rijksrecherche;
- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam van
10 maart 2021.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 3 november 2022 het beklag toe te lichten. Klager is, bijgestaan door mr. van Esser voormeld, in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof beklaagde in de gelegenheid gesteld op 3 november 2022 op een ander tijdstip te worden gehoord. Beklaagde is, bijgestaan door mr. E.A.M. Mannheims, advocaat te Amsterdam, in raadkamer verschenen en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De beoordeling van het beklag

Uit het dossier komt het volgende naar voren
Op 16 juni 2018 werd de centrale meldkamer van de politie gebeld door twee getuigen die melding maakten dat een man, in het bezit van een grote hamer, vernielingen pleegde aan een pand in de [adres01] te Amsterdam. Eén van deze getuigen vermeldde dat de man in zijn linkerhand een vuurwapen had. De man was vanuit de [adres01] in de richting van de Zeeburgerdijk gelopen.
Diverse politieambtenaren gingen ter plaatse onder wie beklaagde en zijn collega [verbalisant01] .
Zij moesten uitzien naar de man en in verband met het mogelijk bezit van een vuurwapen bij hem hun kogelwerende vesten aandoen. Beklaagde en zijn collega zagen de man op de Zeeburgerdijk ter hoogte van de ingang van het [opvang01] . Bij de aanhouding van de man werd door beklaagde pepperspray gebruikt en heeft hij met zijn dienstvuurwapen geschoten. De aangehouden persoon betrof klager.
Klager is na het schietincident met beenletsel overgebracht naar het AMC waar operatief een fragment van een kogel uit zijn onderbeen is gehaald. Na verblijf in het penitentiair ziekenhuis werd klager opgenomen op de psychiatrische afdeling van het AMC.
In opdracht van de officier van justitie heeft de rijksrecherche onderzoek gedaan naar de toedracht van het geweldgebruik. Klager en beklaagde zijn gehoord, er zijn getuigen gehoord en er is technisch onderzoek verricht. Er zijn geen camerabeelden van het schietincident. Met toestemming van de betrokken officieren van justitie zijn onderzoeksgegevens uitgewisseld tussen de rijksrecherche en de districtsrecherche Amsterdam-Oost, welke eenheid onderzoek deed naar de feiten waarvan klager verdacht werd. In de strafzaak tegen klager heeft de raadsheer-commissaris beklaagde en getuigen gehoord. Klager is in hoger beroep bij arrest van 18 januari 2022 vrijgesproken van (poging zware) mishandeling van beklaagde.
Lezing klager
Klager heeft op 12 juli 2018 naar aanleiding van het schietincident aangifte tegen beklaagde gedaan. Volgens klager is het volgende gebeurd.
Klager had op 16 juni 2018 geen opvang en hulp kunnen regelen bij familie of het [opvang01] en was daar een beetje boos over. Op een gegeven moment stond klager te praten met een persoon voor de deur van het [opvang01] , toen er opeens een politieauto aan kwam rijden. De bestuurder, een mannelijke agent (beklaagde), en de bijrijder, een vrouwelijke agent, stapten uit en kwamen op klager af. Zij zeiden: ‘handen omhoog en wapens op de grond’. Klager had geen wapen, hij had alleen een bekertje met een laagje koude koffie in zijn hand. Beklaagde greep met zijn linkerhand naar zijn vuurwapen, op zijn hoofd droeg beklaagde een taser en pepperspray. Deze zaten vast met een bandje op zijn hoofd. Toen beklaagde de pepperspray gebruikte, gooide klager het bekertje met koffie naar beklaagde om te voorkomen dat hij de taser zou gebruiken. Beklaagde drukte het knopje van de taser in. Op het moment dat de koffie op beklaagde kwam, trok deze zijn pistool. Hierop pakte klager een fiets en hield deze voor zijn borst om de kogels tegen te houden. Toen klager werd geraakt, viel hij met de fiets op de grond. Volgens klager is hij minimaal vijf keer door de kogels geraakt.
Lezing beklaagde
Beklaagde is op 17 juni 2018, na een beslissing daartoe van de officier van justitie, als getuige gehoord. Volgens beklaagde is het volgende gebeurd.
Naar aanleiding van een melding van vernieling/inbraak gingen beklaagde en zijn collega [verbalisant01] ter plaatse in de [adres01] . Onderweg hoorden zij dat de verdachte mogelijk een vuurwapen had hetgeen vanuit een groep van omstanders in de [adres01] werd bevestigd. Beklaagde en zijn collega hadden de opdracht gekregen hun kogelwerende vesten aan te doen. Na een zoekslag zagen zij de verdachte (klager) op de Zeeburgerdijk. Klager stond met een bekertje drinken in zijn hand te praten met anderen. Beklaagde parkeerde het dienstvoertuig op veilige afstand op de stoep waarna zijn collega en hij uitstapten. Beklaagde sprak klager aan en hield daarbij zijn hand op zijn vuurwapen. Beklaagde zag dat klager daar direct op reageerde en dat hij flipte en alleen nog maar gefocust was op beklaagde. Klager had in zijn ene hand het bekertje drinken en zijn andere hand maakte zwaaiende bewegingen.
In verband met het vermoeden van een vuurwapen drong beklaagde erop aan dat hij de handen van klager wilde zien. Klager reageerde daar niet op. Hierop pakte beklaagde zijn pepperspray, richtte dat op klager en zei dat klager was aangehouden en moest meewerken, omdat beklaagde anders zijn pepperspray zou gebruiken. Toen klager niet mee wilde werken en dreigend met het bekertje drinken ging staan, gebruikte beklaagde zijn pepperspray. Klager gooide vervolgens het bekertje drinken over beklaagde. Klager bleef verbaal agressief en kwam steeds dichterbij. Opeens pakte klager een fiets, tilde deze boven zijn hoofd en gooide de fiets richting beklaagde. De fiets raakte beklaagde aan de rechterkant van zijn lichaam waardoor hij schrammen en schaafwonden opliep. Hierop pakte beklaagde zijn vuurwapen, richtte doelbewust op de benen van klager en schoot tweemaal.
De verklaringen van klager en beklaagde in raadkamer hebben dezelfde strekking.
Beklaagde heeft op nadere vragen verklaard dat zijn collega en hij naar aanleiding van het gedrag van klager in een zogenoemde v-formatie naar achteren liepen waarbij klager gefocust was op beklaagde en dat hij (beklaagde) al zodanig had opgeschaald in het gebruik van geweldmiddelen dat hij alleen nog zijn vuurwapen kon gebruiken. Toen klager de fiets had gegooid en zijn handen vrij had, wilde beklaagde niet het risico nemen dat klager een vuurwapen kon pakken. Op dat moment, anders dan toen klager het koffiebekertje en even later de fiets in zijn handen had, had beklaagde geen controle meer over wat klager in zijn handen had. Beklaagde zag dat hij veilig een schot kon lossen, in de baan van het schot waren geen omstanders.
Ten tijde van het schietincident beschikte de politie nog niet over een taser. Beklaagde heeft ook geen taser gebruikt.
De officier van justitie heeft de zaak geseponeerd, omdat er naar zijn oordeel sprake is van rechtmatige aanwending van politiegeweld. De Adviescommissie politieel vuurwapengebruik is daarbij geraadpleegd.
Klager kan zich niet verenigen met deze beslissing van de officier van justitie en heeft onderhavige klacht ingediend.
Beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
Juridisch kader
Politieambtenaren zijn in de rechtmatige uitoefening van hun bediening – indien noodzakelijk – bevoegd tot toepassing van – gepast – geweld. Buiten deze grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit zou – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – geweldstoepassing door overheidsdienaren als misdrijf gekwalificeerd kunnen worden en als zodanig strafbaarheid van de betrokken ambtenaar tot gevolg kunnen hebben.
Het (strafrechtelijk) onderzoek naar overheidsoptreden zal zich in die gevallen met name hebben te richten op de vraag of geweldstoepassing noodzakelijk, adequaat en proportioneel is geweest.
Het met betrekking tot de rechtmatigheid van belang zijnde toetsingskader wordt (buiten de verdere strafrechtelijke en mensenrechtelijke regels) gevonden in de Politiewet 2012 en de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.
Artikel 7 van de Ambtsinstructie bepaalt dat het gebruik van een vuurwapen is toegestaan ter aanhouding van een persoon ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken.
Artikel 12a van de Ambtsinstructie bepaalt dat het gebruik van pepperspray is toegestaan ter aanhouding van een persoon ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft en dit tegen een persoon zal gebruiken en om een persoon aan te houden die zich aan een aanhouding tracht te onttrekken.
De ambtenaar waarschuwt vooraf voor het gebruik van genoemde geweldmiddelen tenzij de omstandigheden de waarschuwing niet toelaten.
De overwegingen van het hof
Naar aanleiding van het schietincident heeft een onafhankelijk en onpartijdig onderzoek plaatsgevonden door de rijksrecherche naar de toedracht van het geweldgebruik. Op basis van dit onderzoek voldeed beklaagde aan de eisen gesteld in de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Politie.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer komt naar voren dat beklaagde en zijn
collega zich met de volgende vóórinformatie op de Zeeburgerdijk bevonden.
Zij moesten van de meldkamer uitzien naar een man die volgens de meldingen vernielingen had
gepleegd aan een pand in de [adres01] en die in het bezit was van een vuurwapen.
Aanrijdend naar de Zeeburgerdijk werd deze informatie vanuit een groep van omstanders
in de [adres01] bevestigd. Alle onderweg zijnde eenheden moesten hun kogelwerende
vest dragen.
Ter plaatse op de Zeeburgerdijk zagen beklaagde en zijn collega de man, klager, staan. Hij
reageerde niet op het aanspreken door beklaagde en volgde de bevelen van beklaagde en zijn
collega niet op. Klager maakte een verwarde indruk. Beklaagde heeft ter aanhouding van klager
opgeschaald van aanspreken naar het gebruik van pepperspray, na een waarschuwing daartoe
vooraf. Hierna gooide klager zijn bekertje drinken over beklaagde. Toen klager op beklaagde en
zijn collega af bleef komen en een fiets boven zijn hoofd tilde en naar beklaagde gooide, heeft
beklaagde besloten te schieten op de benen van klager. Op dat moment was beklaagde naar zijn
zeggen de controle kwijt over wat klager met zijn handen ging doen.
Het hof is, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, in het bijzonder de melding dat de man in het bezit van een vuurwapen was, een verwarde - en daardoor onberekenbare - indruk maakte en steeds dreigend op beklaagde af bleef komen, van oordeel dat er in deze zaak sprake is van gerechtvaardigd en noodzakelijk geweld dat voldoet aan de normen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het dossier biedt derhalve onvoldoende aanknopingspunten om een strafvervolging tegen beklaagde ter zake van (zware) mishandeling in te kunnen stellen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
1 december 2022 door mrs. A.R.O. Mooy, voorzitter, H.A.G. Nijman en E. van Die, raadsheren, in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.