Uitspraak
Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 12 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal in vereniging met braak uit een auto. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter. Dit is gebaseerd op artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 1 december 2022 gevoerd en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De tenlastelegging betrof diefstal van goederen uit een auto, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken zouden zijn geweest. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, omdat de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet voldoende nauwe en bewust was. De verdachte had weliswaar bekend dat hij had ingebroken, maar er was geen bewijs dat hij ook daadwerkelijk de diefstal had gepleegd.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen en heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de tenlastelegging, waardoor de benadeelde partij niet in de vordering kon worden ontvangen. De kosten zijn voor beide partijen.