ECLI:NL:GHAMS:2022:3577

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
23-000919-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal in vereniging met braak uit auto; geen medeplegen vastgesteld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal in vereniging met braak uit een auto. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter. Dit is gebaseerd op artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 1 december 2022 gevoerd en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De tenlastelegging betrof diefstal van goederen uit een auto, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken zouden zijn geweest. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, omdat de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet voldoende nauwe en bewust was. De verdachte had weliswaar bekend dat hij had ingebroken, maar er was geen bewijs dat hij ook daadwerkelijk de diefstal had gepleegd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen en heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de tenlastelegging, waardoor de benadeelde partij niet in de vordering kon worden ontvangen. De kosten zijn voor beide partijen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000919-22
datum uitspraak: 15 december 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-157787-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
adres: [adres01] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meerdere (merk)kledingstukken en/of
- een of meerdere tassen met bagage,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde01] , heeft weggenomen in/uit een (personen)auto, geparkeerd aan de Honthorstraat, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat alleen de onder 1 ten laste gelegde diefstal in vereniging met braak van het tasje van Stone Island met daarin een T-shirt en een sweater wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft daarbij verwezen naar de verklaring van de verdachte in eerste aanleg waarin hij de diefstal van het tasje heeft bekend.
Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte de hem ten laste gelegde diefstal in vereniging met braak heeft begaan. Het hof overweegt daartoe als volgt.
In een proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2020 (p. 21) is uitgewerkt welke waarnemingen de betreffende verbalisant heeft gedaan met betrekking tot aan hem verstrekte en bijgevoegde screenshots van camerabeelden. De verbalisant ziet op de screenshots (p. 23-28) dat de verdachte en de medeverdachte enkele keren langs de auto van de aangeefster liepen en naar binnen keken. Vervolgens ziet de verbalisant dat de medeverdachte naast de auto stond en dat de ruit aan de bijrijderskant van de auto kapot was. De medeverdachte reikte met zijn rechterarm via het kapotte raam in de auto. Het hof doet overeenkomende waarnemingen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 maart 2022 verklaard: “Het klopt dat ik heb ingebroken in de auto, ik heb toch bekend.”
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. De intellectuele dan wel materiële bijdrage van de verdachte aan de diefstal is onduidelijk gebleven. Op de screenshots van de camerabeelden is slechts te zien dat de verdachte op een aantal momenten samen met de medeverdachte langs de auto van de aangeefster loopt. Op de screenshots is niet te zien dat de verdachte enige uitvoeringshandeling met betrekking tot de diefstal heeft verricht. Meer screenshots of bewegende beelden zijn niet beschikbaar en zijn ook niet aan de verbalisant getoond of verstrekt. Voornoemde bekentenis van de verdachte acht het hof, gelet op de algemene bewoordingen waarmee die bekentenis is uitgesproken, onvoldoende om vast te kunnen stellen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Ook kan de verdachte niet als pleger worden aangemerkt, nu uit het dossier niet is gebleken dat hijzelf enige wegnemingshandeling heeft verricht.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.759,46. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. H.A. Stalenhoef en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 december 2022.
Mr. H.A. Stalenhoef en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]