Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere geding in hoger beroep
- akte na tussenarrest van de zijde van [geïntimeerde] van 17 mei 2022, met producties;
- antwoordakte na tussenarrest van de zijde van [appellant] van 28 juni 2022.
2.De verdere beoordeling
-€ 3.812,92 bruto op 19 juni 2020;
-€ 907,79 bruto op 28februari 2021
-€ 950,80 bruto op 28 september 2021,
extraop feestdagen gewerkte en verloonde uren nog geen feestdagentoeslag is betaald. [appellant] stelt dat de in de akte van [geïntimeerde] onder 2.2 vermelde, door hem gewerkte uren niet juist zijn, onder verwijzing naar eerder door [geïntimeerde] in de procedure als producties 5 en 7 overgelegde overzichten van door hem gewerkte uren. Voor zover daarmee productie 5 van [geïntimeerde] bij memorie van antwoord wordt bedoeld, kan het hof deze verwijzing niet plaatsen, nu hierin niet een dergelijk totaaloverzicht van gewerkte uren is opgenomen. Het betreft de volgende dagen:
-Koningsdag 26 april 2014 (50 % van 8,15 reguliere uren plus 2 extra gewerkt)
-Koningsdag 27 april 2015 (8,15 regulier plus 3 extra gewerkt, recht op 5,57, toegekend 4,07 dus 1,5 uur tekort)
-1e Paasdag 27 maart 2016 (1 extra uur x 50 %)
-Koningsdag 27 april 2016 (50 % van 8,15 reguliere uren plus 1 extra uur)
-2e Kerstdag 26 december 2016 (8.15 regulier plus 8,15 extra, recht op 8,14, toegekend 4,07 dus 4,07 uur tekort).
grief 7in principaal appel wordt opgekomen tegen de matiging van de wettelijke verhoging tot 25%. Nu niet is gesteld of gebleken dat [geïntimeerde] willens en wetens te weinig loon heeft betaald, acht het hof de toegepaste matiging tot 25% juist. Het hof verenigt zich daarmee. Over het achterstallig loon inclusief de wettelijke verhoging, zal voorts de wettelijke rente worden toegewezen. Op het totale aldus verschuldigde bedrag strekt in mindering hetgeen reeds door [geïntimeerde] - al dan niet uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg - is voldaan. Grief 7 in principaal appel faalt.