Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1] B.V.,
[geïntimeerde 2] B.V.,
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 4] B.V.,
[geïntimeerde 5],
[geïntimeerde 6] B.V.,
[geïntimeerde 7],
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR [geïntimeerde 8],
[geïntimeerde 9],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
I) haar vorderingen geheel althans gedeeltelijk alsnog zal toewijzen;
II) [geïntimeerden] zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen McKinley ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] heeft voldaan, met rente;
III) [geïntimeerden] zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
3.Feiten
(…) Voorbehoud van volledige overeenstemming op papier naar volledige discretie van elk van de partijen ongeacht de stand van onderhandelingen en de verwachting over het al dan niet tot stand (zullen) komen van een volledige overeenkomst, blijkend uit document met handtekeningen van alle partijen. (…)”
(…) Het voorstel van [geïntimeerde 1] wordt gedaan onder voorbehoud van rechten en onder de voorwaarde dat alle daartoe betrokkenen met de definitieve overeenkomst akkoord gaan en er geen sprake meer is van ‘open eindjes’. Dat betekent dat de certificaten vrijelijk door uw cliënte kunnen worden overgedragen en daarnaast betekent dit dat noch de vennootschap, noch diens aandeelhouders en/of de [geïntimeerde 8] de levering van de certificaten kunnen blokkeren of één van hen over zal gaan tot verhaal van enig recht op die certificaten of op de opbrengst daarvan. (…)
(…) Om de vaart erin te houden meteen de volgende reactie zonder pretentie van volledigheid en onder voorbehoud goedkeuring/wijzigingen cliënten:
(…) [geïntimeerde 3] heeft mij vanmiddag medegedeeld dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen. In aansluiting op mijn brief van 4 oktober 2019 en uw daaropvolgende e-mail van 7 oktober 2019, bevestig ik de navolgende overeenkomst: (…)
(…) Deze bevestiging is wat mij betreft (nog) niet akkoord want deze doet geen recht aan andere door mij al expliciet verwoorde voorwaarden; er is pas overeenstemming als er een door partijen getekende overeenkomst is. (…)”
(…) Als je hier mee instemt dan is wat mij betreft onder advocaten onder voorbehoud van leverings-en verpandingsakte overeenstemming over de tekst die wij aan cliënten zouden willen aanraden te tekenen. (…)”
(…) Zie mijn mail van zojuist die vermoedelijk die van jou heeft gekruist. Alles staat er inmiddels in. (…)”
(…)
Goedemorgen [geïntimeerde 9] ,
belt jou dadelijk ook voor uitsluitsel.
Beste [naam 1] ,
4.Beoordeling
voor deze: [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 9]” en waarbij de naam van [naam 1] niet wordt genoemd. Uit de e-mail van [naam 1] , bestuurder van McKinley, aan [geïntimeerde 9] van 23 oktober 2019 blijkt bovendien dat ook McKinley de afspraak destijds zo begreep dat de handtekening van [geïntimeerde 9] vereist was voor de totstandkoming van de koopovereenkomst.
voor het geval dat[naam 1] een tegenstrijdig belang zou hebben bij het aangaan van de transactie waarop de koopovereenkomst betrekking heeft. McKinley heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die voor die uitleg steun bieden. Dat mocht wel van haar worden verwacht, temeer nu de tekst van artikel 5.2 van de Koopakte erop duidt dat partijen hebben afgesproken dat [naam 1] niet zou tekenen ‘in verband met’ een ‘eventueel bestaand’ tegenstrijdig belang. Daarin ligt besloten dat het voor partijen niet nodig was om na te gaan of [naam 1] daadwerkelijk een tegenstrijdig belang had.
volledige overeenstemming op papier naar volledige discretie van elk van de partijen ongeacht de stand van onderhandelingen en de verwachting over het al dan niet tot stand (zullen) komen van een volledige overeenkomst, blijkend uit document met handtekeningen van alle partijen”. Dit is, in enigszins andere bewoordingen, herhaald in de e-mails van de advocaat van McKinley van 4 en 11 oktober 2019. [geïntimeerden] hebben er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat dit gold voor alle betrokkenen bij de koopovereenkomst en dat ieder van hen zich dus vrijelijk kon terugtrekken tot het moment dat alle handtekeningen waren gezet. McKinley had er daarom rekening mee kunnen (en ook moeten) houden dat de koopovereenkomst niet tot stand zou komen indien een van de andere betrokkenen deze niet zou tekenen. Van gerechtvaardigd vertrouwen bij McKinley in het tot stand komen van de koopovereenkomst kan dus geen sprake zijn. Hierop stuit het beroep van McKinley op precontractuele aansprakelijkheid af.