Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
‘Het is de werknemer verboden:
behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van OTX Logistics gedurende het bestaan van de dienstbetrekking in Nederland zelf in enige vorm een zaak, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van OTX Logictics te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, als ook financieel in welk vorm dan ook bij een dergelijke zaak een belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard dan ook te hebben. Onder directe betrokkenheid wordt in ieder geval ook verstaan de situatie waarin de echtgenoot, de partner of inwonend kind van de werknemer dergelijke activiteiten ontplooit.(…)’
3.Beoordeling
grief 1komt OTX op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. OTX heeft daartoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat [naam 9] in zijn e-mails aan [naam 1] van 19 en 21 januari 2021 met betrekking tot het overhevelen van zijn telefoonnummer naar zijn nieuwe werkgever geen melding heeft gemaakt van het feit dat hij naar [bedrijf 1] Next zou overstappen. [naam 1] was eind januari 2021 niet bekend met eventuele betrokkenheid van [geïntimeerde] bij het overhevelen van het telefoonnummer naar [bedrijf 1] Next. Eerst op 25 mei 2021 raakten [naam 2] en [naam 1] bekend met het feit dat [geïntimeerde] betrokken was bij het overhevelen van mobiele telefoonnummers van (ex-)werknemers van OTX naar [bedrijf 1] Next, reden waarom zij wel onverwijld heeft gehandeld, aldus OTX.
‘Na deze melding van [naam 11] gingen er bij [naam 6] alarmbellen rinkelen. Zij vermoedde dat [naam 7] mogelijk (al) werkzaamheden verrichtte voor [bedrijf 1] Next, dan wel de [bedrijf 1] Groep, vanwege het in de cc opgenomen e-mail adres [e-mailadres 4] . Ondersteunend aan dit vermoeden was het feit dat [naam 6] al was opgevallen dat [naam 7] de laatste tijd nauwelijks op het kantoor van OTXL aanwezig was. Ook bestond bij [naam 6] het vermoeden dat bovengenoemde e-mail wellicht zou zijn bedoeld voor ( [naam 11] ) [naam 5] , maar dat deze abusievelijk was verstuurd aan ( [naam 11] ) [naam 11] .
Het bestaan van het e-mailadres [e-mailadres 4] werd door [naam 1] en [naam 2] als zeer opmerkelijk beschouwd, maar met de kennis van het bestaan van dit e-mailadres alleen tastte [naam 1] en [naam 2] nog in het duister.’
Inmiddels heb ik bij cliënte de benodigde stukken opgevraagd. Ik verwacht u in de loop van deze week inhoudelijk te kunnen berichten’). Weer bijna een week later, op 10 mei 2021, is kennelijk besloten tot inschakeling van [Y] , die op 17 mei 2021 is gestart met haar onderzoek. Op 25 mei 2021 heeft [Y] de eerste bevindingen met OTX en haar advocaat gedeeld, naar aanleiding waarvan [geïntimeerde] op 26 mei 2021 is ontslagen. Met name de dertien dagen tussen ontdekking van de ‘zeer opmerkelijke’ en ‘ongebruikelijke’ e-mail van [naam 7] en de vraag van [naam 2] en [naam 1] een onderzoek te starten worden niet door OTX verklaard en dienen te leiden tot de conclusie dat OTX te lang heeft gewacht met het instellen van een onderzoek naar de mogelijke dringende redenen. Ook na 26 april 2021 heeft OTX niet met de benodigde voortvarendheid gehandeld en daarvoor geen afdoende verklaring gegeven. Aldus is niet voldaan aan de onverwijldheidseis van artikel 7:677 lid 1 BW en houdt het ontslag op staande voet geen stand. Grief 1 slaagt niet. Bij deze uitkomst heeft OTX geen belang bij
grief 2 en 3, die uitgaan van een onterechte vernietiging van het ontslag op staande voet.
grief 4komt OTX op tegen de beslissing van de kantonrechter om OTX in de proceskosten, met nakosten en rente te veroordelen. OTX heeft hiertoe aangevoerd dat, nu de verzoeken van [geïntimeerde] hadden moeten worden afgewezen, niet OTX maar [geïntimeerde] in de kosten moeten worden veroordeeld. Daarnaast kan OTX het toegewezen bedrag aan nakosten van € 1.630,00 niet plaatsen. Volgens OTX is sprake van een verschrijving van de kantonrechter en had een bedrag van € 163,00 moeten worden toegewezen. OTX heeft het hof verzocht dit te corrigeren.