ECLI:NL:GHAMS:2022:3467

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
23-000839-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en vrijspraak voor mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor bedreiging en mishandeling. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 14 maart 2022. De tenlastelegging bestond uit ernstige bedreigingen gericht aan [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 2]. De bedreigingen omvatten expliciete en gewelddadige taal, waarbij de verdachte dreigde met de dood en geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreigingen door getuigen zijn bevestigd en dat de aangever, [slachtoffer 1], een redelijke vrees voor zijn leven had. Het hof heeft de verdediging van de verdachte verworpen, die stelde dat de bedreigingen niet letterlijk waren en geen strafbare bedreiging vormden. Het hof oordeelde dat de bedreigingen wel degelijk van dien aard waren dat de aangever vrees kon hebben voor zijn leven. In de zaak B, betreffende de mishandeling van [slachtoffer 2], heeft het hof echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte hiervoor te veroordelen, en heeft hij de verdachte vrijgesproken. De straf die door de politierechter was opgelegd, werd herzien. Het hof legde een gevangenisstraf van twee dagen op, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke taakstraf van twintig uur. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de mishandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000839-22
datum uitspraak: 6 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 maart 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-131167-19 (zaak A) en 13-330132-21 (zaak B, gevoegd) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A :
hij, op of omstreeks 28 mei 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
- Ik knal je kankerkop eraf en/of
- Je gaat dood! Ik schiet je door je kop heen. Ik schiet een raket bij je moeder naar binnen en een raket bij jou waar je ook bent en/of
- Ik maak je open, ik maak je af en/of
- Ik ga die kut Marrokaan dood maken. Ik hak zijn kop eraf. Ik ga morgen een wapen regelen en ik schiet ze allemaal door hun kop. Ik ga ze allemaal afmaken
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak B :
hij op of omstreeks 7 december 2021 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (met kracht) aan de/een be(e)n(en) en/of het lichaam heeft getrokken, en/of gesleurd ( terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op een trap stond), waardoor voornoemde [slachtoffer 2] ten val kwam en/of (vervolgens met kracht) meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuisten) in/tegen/op het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen en/of gestompt (terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de grond lag), waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging zaak A

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Primair heeft de verdediging aangevoerd dat de woordelijke bedreiging waarvan aangifte is gedaan, door de getuigen niet letterlijk worden bevestigd. Er kan dus niet worden vastgesteld welke bedreigingen de verdachte heeft geuit. Subsidiair wordt aangevoerd dat de uitlatingen van de verdachte, bij de aangever niet de redelijke vrees hebben kunnen opwekken dat hij het leven zou laten. Er was sprake van een woede-uitbarsting bij de verdachte, die geresulteerd heeft in een minder gelukkige woordkeuze. Van een strafbare bedreiging is geen sprake.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt daartoe het volgende.
Vooropgesteld dient te worden dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
De verdachte en de aangever zijn neven van elkaar. Tussen hen speelde al langere tijd een familieconflict, waardoor de verstandhouding gespannen was. Op 28 mei 2019 heeft de verdachte de aangever opgezocht op zijn werk bij de [naam 1], een fastfoodrestaurant. De verdachte, die naar eigen zeggen aardig dronken was, is daar met versnelde pas op de aangever afgelopen en heeft op agressieve toon diverse ernstige bedreigingen geuit tegen de aangever. Dit gebeurde in het restaurant, in het bijzijn van collega’s en klanten. De aangever heeft verklaard dat hij bang was dat de verdachte hem iets zou gaan aandoen en dat hij de bedreigingen zeer serieus nam. Getuige [naam 2], een daar aanwezige klant, heeft verklaard dat de verdachte erg agressief was en het personeel – waaronder de aangever – bedreigde met de dood. Getuige [naam 3], een collega van de aangever, heeft verklaard dat hij de verdachte hoorde roepen dat hij de aangever ‘af zou maken.’ De collega’s van de aangever hebben moeten ingrijpen. Zij hebben de verdachte in bedwang moeten houden, in afwachting van de komst van de politie. Tegen de politie ter plaatse heeft de verdachte nog gezegd dat hij een wapen ging regelen en het personeel allemaal door hun kop zou schieten, een gelijkluidende bedreiging als tegen de aangever. Mede gelet hierop heeft het hof geen twijfel over de door de aangever genoemde bewoordingen zoals deze bewezen zullen worden verklaard. Van het vierde gedachtestreepje zal de verdachte gedeeltelijk worden vrijgesproken nu deze bewoordingen niet waren gericht tegen de aangever.
Naar het oordeel van het hof zijn de bedreigende woorden die de verdachte heeft geuit van dien aard en onder zodanige omstandigheden gedaan, dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij voor zijn leven te vrezen had.

Vrijspraak zaak B

Het hof kan, gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte is verklaard, in onderling verband en samenhang bezien, niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd. Naar het oordeel van het hof is om deze reden niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 mei 2019 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
- Ik knal je kankerkop eraf; en
- Je gaat dood! Ik schiet je door je kop heen; en
- Ik maak je af.
Hetgeen in deze zaak A meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak A bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ter zake van zaak A en zaak B veroordeeld tot gevangenisstraf 3 dagen met aftrek van het voorarrest en een taakstraf voor de duur van 40 uren waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die overeenkomt met het aantal dagen dat de verdachte al heeft doorgebracht in voorarrest en een taakstraf op te leggen in een voorwaardelijke vorm. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op de omstandigheden dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en de verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, inhoudende dat hij een (doorstroom)woning heeft gekregen, gestart is met ambulante hulpverlening bij Inforsa en sinds kort een nieuwe baan heeft.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een ernstig strafbaar feit, namelijk een bedreiging met de dood. Door zo te handelen heeft hij een voor het slachtoffer intimiderende en beangstigende situatie in het leven geroepen. De bedreigingen zijn geuit in een restaurant waar het slachtoffer, samen met collega’s aan het werk was, ook waren er klanten in het restaurant aanwezig. Zij zijn allemaal geconfronteerd met deze situatie. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaken, maar ook bij degenen die daarvan ongewild getuige zijn geworden. Het hof rekent dit verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 november 2022 is hij eerder voor bedreiging onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in het nadeel van de verdachte weegt.
Anderzijds heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere zaak loopt de verdachte onder reclasseringstoezicht. Dit lijkt goed te gaan. Het lijkt erop dat de verdachte zijn leven een positieve wending heeft kunnen geven.
Het hof zal gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het forse tijdsverloop sinds het plegen van dit feit en gelet op het feit dat de verdachte ter zake van zaak B wordt vrijgesproken een lagere straf opleggen dan door de advocaat-generaal gevorderd en in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een korte gevangenisstraf, gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, welke hij in hoger beroep heeft gehandhaafd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak B tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-330132-21 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-131167-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-131167-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 december 2022.