ECLI:NL:GHAMS:2022:3451

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
200.297.556/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident betreffende zekerheidstelling in hoger beroep met betrekking tot proceskosten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een incident betreffende de zekerheidstelling in hoger beroep. De appellanten, Parem Financial Inc. en Monolit Invest Inc., zijn door het hof op 21 juni 2022 bevolen om zekerheid te stellen voor de proceskosten in de hoofdzaak. De termijn voor deze zekerheidstelling was vastgesteld op 16 augustus 2022. Echter, de appellanten hebben aangegeven dat zij door omstandigheden, waaronder de gevolgen van de oorlog in Oekraïne, niet in staat zijn om de vereiste bankgarantie te verkrijgen. Ze hebben verzocht om de mogelijkheid om zekerheid te stellen in een andere vorm of om de termijn te verlengen.

Het hof heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat de appellanten voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet in staat zijn om de zekerheid te stellen in de eerder opgelegde vorm. Het hof heeft besloten dat de appellanten de gelegenheid krijgen om zekerheid aan te bieden zonder dat de vorm van de zekerheid vooraf is bepaald. Dit betekent dat storting op de rekening van een Nederlandse advocaat of notaris volstaat, mits daarop zonder moeite verhaal kan worden genomen. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de eindbeschikking in de hoofdzaak.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam op 6 december 2022, waarbij de appellanten hoofdelijk zijn bevolen om zekerheid te stellen voor de proceskosten van de Stichtingen en andere geïntimeerden. De termijn voor het stellen van deze zekerheid is vastgesteld op twaalf weken na de uitspraak, met een deadline van 28 februari 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.297.556/01
zaak-/rekestnummer rechtbank Amsterdam : C/13/687486 / HA RK 20-214
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 december 2022
inzake

1.de vennootschap naar buitenlands recht PAREM FINANCIAL INC.,

gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
MONOLIT INVEST INC.,
gevestigd te Belize City, Belize,
3.
[appellant 3],
wonend te [woonplaats 1] ,
appellanten in de hoofdzaak,
appellanten sub 1 en 2 tevens verweersters in de incidenten,
advocaat: mr. F.M. Peters te Amsterdam,
tegen
1.
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR FINANCIAL PERFORMANCE HOLDINGS, rechtsopvolgster onder algemene titel van
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR YUKOS INTERNATIONAL,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. E.R. Meerdink te Amsterdam,

2.[geïntimeerde 2] ,

wonend te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.J. Drop te Amsterdam,

3.[geïntimeerde 3] ,

wonend te [woonplaats 3] ,
advocaat: mr. T.L. Claassens te Rotterdam,

4.[geïntimeerde 4] ,

wonend te [woonplaats 4] ,
5.
[geïntimeerde 5],
wonend te [woonplaats 5] ,
advocaat: mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh te Rotterdam,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verzoekers in de incidenten.
Partijen worden hierna wederom Parem, Monolit, [appellant 3] (tezamen ook Parem c.s.), de Stichtingen (afzonderlijk ook STAK FPH en STAK YI), [appellant 3] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] (laatste vijf tezamen ook de Stichtingen c.s.) genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft op 21 juni 2022 een tussenbeschikking gegeven. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar die beschikking verwezen.
Bij die beschikking heeft het hof Parem en Monolit hoofdelijk bevolen uiterlijk op
16 augustus 2022 zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij kunnen worden veroordeeld voor een bedrag van € 3.248,- wat betreft de Stichtingen en van telkens € 2.814,- wat betreft [appellant 3] , [geïntimeerde 3] en – tezamen – [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] , zulks in de vorm van een door een met goede naam en faam bekend staande Nederlandse bank af te geven bankgarantie.
De Stichtingen c.s. hebben – na een ambtshalve verleend uitstel van een week – op
30 augustus 2022 een akte uitlating zekerheidstelling ingediend, waarbij zij concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van Parem en Monolit in de hoofdzaak.
Parem en Monolit hebben daarop bij antwoordakte van 13 september 2022 gereageerd. Zij verzoeken het hof een andere vorm van zekerheidstelling toe te staan dan wel de thans geldende termijn voor zekerheidstelling met zes maanden op te schorten, althans de zaak op de parkeerrol te plaatsen.
Vervolgens is de uitspraak in het incident bepaald op heden.

2.Beoordeling

in de incidenten:
2.1.
Bij de tussenbeschikking heeft het hof (onder 2.2) beslist dat Parem en Monolit zekerheid zullen moeten stellen op straffe van niet-ontvankelijkheid in hun hoger beroep. De zekerheid diende (telkens) binnen een termijn van acht weken na de datum van die uitspraak, derhalve uiterlijk op 16 augustus 2022, te zijn gesteld in de vorm van een door een met goede naam en faam bekend staande Nederlandse bank af te geven bankgarantie op gebruikelijke voorwaarden, waarop direct een beroep gedaan kan worden indien de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
2.2.
Bij hun akte hebben de Stichtingen c.s., kort gezegd, aangevoerd dat Parem en Monolit geen zekerheid hebben gesteld, dat de – reeds verlengde – termijn waarbinnen zekerheid moest worden gesteld ruimschoots is verstreken en dat een nader uitstel niet gerechtvaardigd is. Volgens de Stichtingen c.s. dienen Parem en Monolit daarom
niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun hoger beroep.
2.3.
Parem en Monolit hebben bij hun akte te kennen gegeven dat het voor hen tot op heden niet mogelijk is gebleken om zekerheid te stellen in de vorm van een bankgarantie. Zij hebben verzocht de zekerheid in een andere vorm te mogen stellen dan wel de termijn voor het stellen van zekerheid met zes maanden te verlengen, althans de zaak naar de ‘slaaprol’ te verplaatsen. Daartoe hebben Parem en Monolit aangevoerd dat zij niet alleen de door hen bij hun eerdere akte van 9 februari 2022 geschetste problemen met het verkrijgen van bankgaranties en het openen van een daarvoor noodzakelijke bankrekening in Nederland nog steeds ondervinden, maar dat zij sinds de inval van het Russische leger in Oekraïne op 24 februari 2022 ook te maken hebben met de gevolgen van de oorlog die daar wordt gevoerd. Volgens Parem en Monolit zijn de gevolgen van de oorlog in Oekraïne zodanig dat het hen niet is gelukt een Nederlandse bank bereid te vinden een bankgarantie te verstrekken: de aangezochte Nederlandse (groot)banken hebben alle als voorwaarde gesteld dat zij eerst bij hen in Nederland een bankrekening openen waarop voldoende saldo wordt gestort en een van die (groot)banken heeft gemeld dat bankgaranties alleen gegeven worden als de klant al zijn bankzaken naar die bank verplaatst. Parem en Monolit stellen graag bereid te zijn het nodige saldo over te maken op een Nederlandse bankrekening. Zij stellen te beschikken over voldoende middelen om dat saldo te storten, maar de Russische eigenschappen van de achterliggers van Parem en Monolit blijken – hoewel zij evenmin als Parem en Monolit zelf op een sanctielijst staan – tot op heden voor die banken een onoverkomelijk obstakel voor het openen van een bankrekening, laat staan voor het overstappen naar een Nederlandse bank als hoofdbank. Parem en Monolit stellen dat zij nog altijd proberen de voorgeschreven zekerheid te stellen, bijvoorbeeld door een depot te storten bij een buitenlandse correspondent-bank van een kwalificerende Nederlandse bank. Volgens hen is dat echter niet de hoofdregel voor de Nederlandse banken waarmee zij contact hebben gehad en heeft het meer tijd nodig, ofwel totdat deze of een andere route succesvol blijkt, ofwel totdat de omstandigheden zodanig wijzigen dat Nederlandse banken bereidwilliger zullen blijken hieraan mee te werken. Parem en Monolit hebben te kennen gegeven nog altijd bereid te zijn het bedrag rechtstreeks te storten op de derdengeldrekening van de betrokken advocaten.
2.4.
Hiermee hebben Parem en Monolit voldoende aannemelijk gemaakt dat zij thans als gevolg van niet aan hun schuld te wijten en/of niet voor hun risico komende omstandigheden niet in staat zijn zekerheid te stellen in de vorm van de in beschikking genoemde bankgarantie bij een Nederlandse bank. Het hof ziet hierin aanleiding om terug te komen van de bepaling dat de zekerheid moet worden gesteld in de vorm van een met goede naam en faam bekend staande Nederlandse bank af te geven bankgarantie op gebruikelijke voorwaarden, waarop direct een beroep gedaan kan worden indien de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Het bepalen van de vorm van de zekerheid is niet noodzakelijk; de uitspraak waarbij het stellen van zekerheid wordt bevolen, drukt de som uit tot het beloop waarvan de zekerheid moet worden verstrekt (art. 224 lid 5 Rv). De aangeboden zekerheid moet zodanig zijn, dat de vordering en, zo daartoe gronden zijn, de daarop vallende rente en kosten behoorlijk gedekt zijn en dat de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen (art. 6:51 lid 2 BW). Gezien de bereidheid van Parem en Monolit om zekerheid te stellen en de problemen die zij hebben ondervonden bij het stellen van zekerheid in de in de tussenbeschikking bepaalde vorm, zal het hof hen in de gelegenheid stellen zekerheid aan te bieden zonder dat de vorm van de zekerheid van tevoren is bepaald. Het hof merkt op dat storting op rekening van een Nederlandse advocaat of notaris in ieder geval volstaat, mits daarop zonder moeite verhaal genomen kan worden.
2.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

Het hof:
in de incidenten:
beveelt Parem en Monolit hoofdelijk om ten genoegen van de Stichtingen zekerheid te stellen voor een bedrag van € 3.248,- ter zake van de proceskosten waarin Parem en Monolit in hoger beroep ten aanzien van hen veroordeeld zou kunnen worden;
beveelt Parem en Monolit hoofdelijk om ten genoegen van [appellant 3] zekerheid te stellen voor een bedrag van € 2.814,- ter zake van de proceskosten waarin Parem en Monolit in hoger beroep ten aanzien van hem veroordeeld zou kunnen worden;
beveelt Parem en Monolit hoofdelijk om ten genoegen van [geïntimeerde 3] zekerheid te stellen voor een bedrag van € 2.814,- ter zake van de proceskosten waarin Parem en Monolit in hoger beroep ten aanzien van hem veroordeeld zou kunnen worden;
beveelt Parem en Monolit hoofdelijk om ten genoegen van [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] zekerheid te stellen voor een bedrag van € 2.814,- ter zake van de proceskosten waarin Parem en Monolit in hoger beroep ten aanzien van hen veroordeeld zou kunnen worden;
bepaalt dat de zekerheid telkens moet zijn gesteld binnen twaalf weken na de datum van deze uitspraak, derhalve op 28 februari 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de eindbeschikking in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
bepaalt dat de Stichtingen c.s. zich uiterlijk op 14 maart 2023 mogen uitlaten over de zekerheidstelling;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Alwin, mr. J.W. Hoekzema en mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 december 2022.