Uitspraak
[A],
mr. M. Koelemeijer, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam,
[C],
mr. J.E. Stam, kantoorhoudende te Naarden,
mr. J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam,
[C],
mr. J.E. Stam, kantoorhoudende te Naarden,
[A],
mr. M. Koelemeijer, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. J.E. Stam, kantoorhoudende te Naarden,
mr. J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam,
[A],
mr. M. Koelemeijer, kantoorhoudende te Utrecht.
- [B] als [B] ;
- [A B.V.] als [A B.V.] ;
- [A] als [A] ;
- [A B.V.] en [A] tezamen als [A] c.s.;
- [C B.V.] als [C B.V.] ;
- [C] als [C] ;
- [C B.V.] en [C] tezamen als [C] c.s.;
- B. van Pijkeren, accountant van [B] , als Van Pijkeren;
- Mw. [D] als [D] of [D] ;
- Mr. B.M.A. van Hussen als Van Hussen;
- Mr. P.R. Dekker als Dekker of OK-bestuurder.
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding en feiten
[A] is enig bestuurder van en houdt alle aandelen in [A B.V.]
We zouden graag na 19 juli een keer met u om de tafel gaan.
destructieve polarisatie” leidden.
een aantal verontrustende continuïteitsbedreigende mededelingen over de gang van zaken binnen de onderneming en de besturing hiervan”. Uit mededelingen nadien van beide bestuurders is geconcludeerd dat zij dermate gebrouilleerd zijn dat de continuïteitsperspectieven van de onderneming ernstig bedreigd worden. ING schreef ook dat haar vertrouwen in de bestuurders is geschaad en er rekening mee moet worden gehouden dat indien geen voor ING bevredigende oplossing wordt gevonden, zij de kredietfaciliteit van [B] zal beëindigen en het openstaande saldo zal terugvorderen.
noemde mij afgelopen week dat hij had gewild dat ik vorig jaar/november 2018 toen de voorraadcijfers werden ingeleverd en ik dus toen pas zag dat de voorraad richting ING verdubbeld/opgeklopt was, ik hem apart had moeten nemen om deze fraude te bespreken. Ik heb vorig jaar, december 2018 dus net na het indienen van deze cijfers bij de ING, een mail naar [E] gestuurd waarin ik vroeg om een 1 op 1 gesprek. Ik voeg deze mail bij. Ik heb in de mail niet gerept over de voorraadcijfers omdat ik dit persoonlijk wou toelichten. De cijfers zijn ingebracht namens de onderneming, dus ook namens mij. U allen weet inmiddels dat mijn ouders indertijd ook al door Ben van Pijkeren/Flynth, een “wurgcontract” hebben laten opstellen toen mijn broer en ik het bedrijf overnamen. Ik moest dus na het melden van deze fraude weer verder met mijn broer. Ik kon deze fraude dus niet richting de ING, op papier zetten, dit verhaal kon ik u alleen melden in een persoonlijk gesprek. Dit gesprek is mij geweigerd, ik wou deze fraude niet over de telefoon bespreken en [E] ook niet na een gesprek gevoerd bij u op kantoor met Ben van Pijkeren en [C] , apart nemen.”
3.De inhoud van het onderzoeksverslag
“ tot omstandigheden die van belang zijn voor de vaststelling van de vermogenspositie van [B] . Ook kan onderzocht worden waarom de verstandhouding tussen beide broers zo verstoord is geraakt en of zich in de periode vóór 20 september 2019 misstanden in de bedrijfsvoering hebben voorgedaan, voor zover nuttig of nodig met het oog op de afwikkeling van de financiële verhoudingen tussen [B] en (vennootschappen van) elk van beide broers.”
quick scanis gemaakt van de organisatie. Daaruit volgde onder meer dat er geen sprake was van een professionele organisatie. De broers waren vooral
hands-onen operationeel gedreven, maar niet gericht op de besturing van de organisatie en ontwikkeling van de winstgevendheid; het ontbrak aan een adequate invulling van de “financiële functie” en er was geen adequate voorraadadministratie.
letter of representationbij de jaarrekening 2018 ondertekend. Geconfronteerd met de voorlopige conclusies van de onderzoeker dat deze gang van zaken moeilijk valt te rijmen met [A] stelling dat er sprake was van fraude, heeft [A] , contrair aan zijn eerdere verklaring tegenover de onderzoeker dat hij vertrouwde op gegevens die de accountant had aangeleverd, de stelling ingenomen dat op 9 november 2018 niet over de voorraad is gesproken, dat het door hem geconstateerde voorraadverschil een van de belangrijkste redenen was waarom de broers ruzie kregen en dat hij wel degelijk en ook meerdere keren heeft gemeld dat de aan ING aangeleverde cijfers niet klopten. Op de vraag van de onderzoeker waarom dat laatste uit geen enkel stuk volgt, heeft [A] geantwoord dat dat mondeling is gebeurd en ook, dat hij de jaarrekening 2018 onder druk van Van Pijkeren heeft getekend. De onderzoeker acht de laatste verklaring van [A] ongeloofwaardig. Dat is niet alleen omdat [A] op berichten waarin een hogere voorraadwaardering werd vermeld dan die volgens de telling van [A] , niet heeft gereageerd terwijl hij over zaken met een beduidend geringer financieel belang wel uitgebreid schriftelijk correspondeerde, maar ook omdat [A] de vermeende fraude pas vermeldt in zijn e-mails aan ING van 3 en 6 oktober 2019, dus nadat de mondelinge behandeling bij de Ondernemingskamer had plaatsgevonden.
4.De gronden van de beslissing
veranderingen in het bedrijf” te willen spreken, zonder dat al een oplossing voorhanden was. [C] heeft daarmee echter niet, zoals [A] c.s. aanvoeren, ING benaderd met een “
verontrustend” bericht. De toonzetting van die e-mail is neutraal en niet beschadigend voor [A] c.s. of voor [B] . Kennelijk heeft [C] niet aan [A] willen mededelen wat de inzet van dat gesprek bij ING zou zijn en denkbaar is, gelet op de sterk toegenomen animositeit tussen de broers in die periode, dat dat [A] achterdochtig heeft gemaakt. Dat vormt echter geen rechtvaardiging voor de e-mail die [A] vervolgens op 1 augustus 2019 aan ING zond. Met die laatste e-mail was de toon gezet en deze heeft veroorzaakt dat ook van de zijde van [C] e-mailberichten naar ING zijn gegaan waarin inhoudelijk op het geschil werd ingegaan, zoals een reactie namens [C] bij brief van zijn advocaat van 6 augustus 2019 aan ING. Dat [C] vervolgens op enig moment als eerste aan ING om een blokkade van bankrekeningen heeft verzocht is in dit verband niet meer relevant. Dat verzoek is bovendien gevolgd op eigenmachtige overboekingen door [A] van gelden van [B] naar [D] .
quick scanvan ROS Managementregie naar voren zijn gekomen– nog afgezien van de vragen of zij als bevindingen van de onderzoeker hebben te gelden en, zo ja, of zij binnen de reikwijdte van het onderzoek vallen – brengen de Ondernemingskamer evenmin tot een ander oordeel. Dat voor de voorraadadministratie periodiek tellingen moesten worden verricht levert, gelet op de aard en de omvang van het bedrijf, geen wanbeleid op.
- Nadat op 19 september 2019 de mondelinge behandeling in de eerstefaseprocedure plaatsvond, op 20 september de eerstefasebeschikking werd gegeven – waarin o.a. [A B.V.] als bestuurder werd geschorst – en op 23 september 2019 Van Hussen werd benoemd als tijdelijk bestuurder, heeft [A] zich, zonder Van Hussen daarvan op de hoogte te stellen, op 3 en 6 oktober 2019 e-mailberichten met beschadigende inhoud aan ING gestuurd, waarin hij onder meer bij herhaling suggereerde dat bij [B] sprake was van fraude. Uit het onderzoek is van fraude niet gebleken.
- Blijkens de beschikking van 12 november 2019 heeft Van Hussen bij brief van 29 oktober 2019 de Ondernemingskamer verzocht haar te ontheffen als bestuurder, met name omdat [A] haar heeft bejegend op een wijze die ontoelaatbaar is; de frequentie, inhoud en toon van de e-mails van [A] aan Van Hussen overschreden de grenzen van het betamelijke. De Ondernemingskamer heeft dat verzoek ingewilligd, en daarbij geoordeeld dat toereikend is gebleken dat [A] Van Hussen heeft bejegend op een wijze die ontoelaatbaar is, hetgeen ertoe heeft geleid dat Van Hussen zich niet langer veilig voelde.
- Bij dezelfde beschikking heeft de Ondernemingskamer Dekker benoemd en hem de mogelijkheid gegeven te bepalen dat het [A] , gelet op zijn eerdere gedrag, op straffe van verbeurte van dwangsommen is verboden op het bedrijfsterrein van de onderneming aanwezig te zijn. Dekker is daartoe op 18 november 2019 overgegaan.
- Bij beschikking van 18 maart 2020 werd onder meer overwogen (rov. 3.12) dat [A] van aanvang af naliet te handelen in het belang van de vennootschap en op diverse manieren het werk van de achtereenvolgende tijdelijk bestuurders bemoeilijkte, waardoor het alleszins begrijpelijk was dat de nieuwe tijdelijk bestuurder, Dekker, het niet in het belang van de vennootschap achtte [A] c.s. nog langer toe te laten tot het verkoopproces van de onderneming. In die beschikking heeft de Ondernemingskamer voorts de onder 1.4 genoemde (deels met dwangsommen versterkte) tegen [A] c.s. gerichte voorzieningen getroffen, die een laster- en een contactverbod betreffen.
- Bij beschikking van 29 mei 2020 heeft de Ondernemingskamer in de tot dan toe gebleken feiten aanleiding gezien te oordelen dat door [A] c.s. inmiddels dwangsommen zijn verbeurd en de reeds getroffen voorzieningen aan te scherpen met, met dwangsommen versterkte, nadere onder 1.5 vermelde tegen [A] c.s. gerichte voorzieningen.
crowd fundingonder het verbod valt (welke vraag Dekker graag in positieve zin beantwoord zou zien) is ten slotte niet in abstracto te beantwoorden; veel hangt af van de bewoordingen die in dat verband worden gebruikt. Een antwoord op deze vraag vormt geen onderdeel van de onderhavige procedure en de Ondernemingskamer zal daarover dan ook geen oordeel geven.