Uitspraak
mr. M.C. Schepel, kantoorhoudende te Den Haag,
mr. J.M. Blanco Fernández, kantoorhoudende te Amsterdam,
1.[C] ,
mr. M.N. Stoop, kantoorhoudende te Amsterdam,
3.[E] ,
mr. W.J. Tielemans, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
- verzoeker met [A] ,
- verweerster met DPB,
- [F] met [F] ,
- [D] met PPB,
- [G] met [G] ,
- [H] met [H] ,
- [C] met [C] ,
- PPB en [C] gezamenlijk met PPB c.s.,
- [E] met [E] .
2.De feiten
In mijn hoedanigheid van houder van prioriteitsaandelen in [I] , bestuurder van [B] , [D] en [J] , machtig ik bij deze [G] en [E][ [E] , opmerking Ondernemingskamer]
voor de voorbereiding en uitvoering van alle bestuurlijke taken. De heer [E] verleen ik hierbij de procuratie van alle boven genoemde beheersmaatschappijen.“
De voorzitter[ [G] , opmerking Ondernemingskamer]
constateert dat het gehele geplaatste prioriteitsaandelenkapitaal van de vennootschap ter vergadering aanwezig is c.q. vertegenwoordigd is (…).
een garantieverklaring van € 5 miljoen rust wat voortkomt uit het belang van 25% in[MPB]
.
mag geen handelingen doen en besluiten nemen buiten de nadrukkelijke schriftelijke toestemming van de prioriteitsaandeelhouder.
De voorzitter[ [G] , opmerking Ondernemingskamer]
constateert dat het gehele geplaatste prioriteitsaandelenkapitaal van de vennootschap ter vergadering aanwezig is c.q. vertegenwoordigd is (…).
een garantieverklaring van € 5 miljoen rust wat voorkomt uit het belang van 25% in[MNP]
(…)
(…)
De voorzitter[ [G] , opmerking Ondernemingskamer]
constateert dat het gehele geplaatste prioriteitsaandelenkapitaal van de vennootschap ter vergadering aanwezig is c.q. vertegenwoordigd is (…).
een garantieverklaring van € 5 miljoen rust wat voorkomt uit het belang van 25% in[MPB]
.
mag geen handelingen doen en besluiten nemen buiten de nadrukkelijke schriftelijke toestemming van de prioriteitsaandeelhouder.
De voorzitter[ [G] , opmerking Ondernemingskamer]
constateert dat het gehele geplaatste prioriteitsaandelenkapitaal van de vennootschap ter vergadering aanwezig is c.q. vertegenwoordigd is (…).
als stuiting en als voordracht voor een eventueel te houden AVA van[DPB]” het besluit tot aanmelding van 1. [O] , 2. [E] en 3. [A] en [E] (gezamenlijk bevoegd) als bestuurder.
A.[C] en
B.[A] voor te stellen als bestuurder.
3.De inhoud van het verslag
Bij het gesprek zelf lukte het mij maar moeizaam en soms ook niet om de door mij opgebrachte en vooraf aangekondigde onderwerpen ten gronde te bespreken. Ter illustratie: op mijn nog inleidende vraag over haar benoeming tot directeur van [D] , de houder van de prioriteitsaandelen in DPB, antwoordde zij dat zij moest nagaan of zij wel tot directeur was benoemd. Zij wilde geen foute antwoorden geven. Bij nalezing van “de familiebrief” aan mij van 4 juli 2017[een brief van [G] , [C] , [H] , hun moeder en [E] waarin zij de onderzoeker informeren over hun perspectief op de gang van zaken, toevoeging Ondernemingskamer]
(…) bleek haar dat zij inderdaad benoemd was tot directeur. Haar reactie hierop was:“
Ik ben erg gespannen, ik weet niet alles uit mijn hoofd”.
De familiebrief werd overigens vaker en in mijn ogen krampachtig gebruikt als leidraad voor antwoorden die [C] op vragen gaf om, zo heb ik dat ervaren, maar niet af te wijken van de uitgezette verhaallijn.” Vervolgens is de onderzoeker in hoofdstuk 3 ingegaan op de (structuur van de) PP Groep en de plaats van DPB in dat verband. In hoofdstuk 4 heeft hij de conflicten tussen [A] en [E] , tussen [A] en zijn broer en zussen en tussen [E] en zijn broer [N] nader belicht. De onderzoeker merkt op dat [E] het conflict met [A] uitsluitend in verband lijkt te brengen met het conflict tussen hem en zijn broer [N] (4.2). De conclusie van de onderzoeker is dat de relatie tussen [A] en [E] en [C] in ieder geval voor nu onoverkomelijk lijkt beschadigd. “
[A] wil zich losweken van de door hem gevoelde oncontroleerbare macht van zijn vader en [C] binnen “zijn” BV en wil zakelijk gezien onafhankelijk geadviseerd worden.”(4.6). In 4.7 staat: “
[E] en [C] willen het liefst [A] weer terug in het reguliere familieverband brengen waarin alles onderling en gezamenlijk wordt besproken en besloten, zonder, even geparafraseerd, pottenkijkers van buiten. Zij begrijpen ook niet waarom het zo moet en wat [A] nu echt wil.”
5.4. Wat betreft de onduidelijkheid ten aanzien van de governance zijn meer wezenlijk de besluiten van de houder van prioriteitsaandelen in DPB (“de prioriteit”) waar ik kennis van heb kunnen nemen. Het gaat daarbij naast het door de Ondernemingskamer genoemde besluit van 5 december 2016 (...) om de besluiten van 24 mei 2015, 25 december 2016 en 19 januari 2017 (…).
mocht de heer [F] momenteel bestuurder zijn”.
Ook is besloten: “In verband met privacy is altijd afgesproken en bekrachtigd, dat geen mensen buiten de familie bestuurder kunnen zijn, daarom worden de KvK cijfers ook niet gepubliceerd”
vervreemdt. Alles is gericht op instandhouding van het familiekapitaal voor opvolgende generaties.”
heeft gemachtigd om over de bankrekening van DPB te kunnen beschikken. Zo heeft [E] , daags na de benoeming van de heer [F] als bestuurder, op 24 november 2016, nog een betaling aan[MPB]
van € 23.985,23 laten uitvoeren waardoor de rekening van DPB vrijwel leeg was (…). Het bleek daarbij om de betaling van een factuur te gaan van 22 november 2016 van MNB aan DPB (…). Blijkens de specificatie bij de factuur zijn aan DPB uren in rekening gebracht van [E] , [C] en andere familieleden voor het lezen van het enquêteverzoek, voor de aanwezigheid bij besprekingen bij Köster advocaten, welk kantoor namens DPB en MNB verweer heeft gevoerd. Ook is ongespecificeerd een veelheid aan uren in rekening gebracht van [Q] . Voorts zijn door MNB facturen in rekening gebracht die blijkens het rekeningafschrift al waren betaald door DPB.”
7.1 Uit het onderzoek is mij gebleken dat de verhoudingen tussen [A] enerzijds en zijn vader [E] en zijn zus [C] anderzijds in ieder geval voor nu volledig verstoord zijn, mede beïnvloed door de slepende ruzie die er bestaat tussen [E] en zijn broer [N] . [E] heeft formeel gezien bij DPB wel geen positie meer, maar het beeld dat opkomt is dat hij wel degelijk aan de touwtjes trekt. [A] heeft dat met zoveel woorden ook zo ervaren. Feitelijk had [E] die positie ook. Hij was gemachtigd door [C] om beslissingen te nemen namens DPB. Voorts was hij gemachtigd om betalingen namens DPB te doen.
vastgelegde vermogen ook als “zijn” geld, wat de verhoudingen natuurlijk kleurt. Ik heb daarover opgetekend[in het gespreksverslag met [E] , opmerking Ondernemingskamer]:
Je wil je kinderen wel eens wat leren”
en zou [A] , als hij directeur had willen worden van DPB“
al zijn kunde en inzet als ondersteuning in zijn leerproces, als onervaren bestuurder, aangeboden.” Ook [C] plaatst haar benoeming als bestuurder in die sleutel: “Het doel was om ervaring op te doen, om een leerproces te doorlopen.”
en anderzijds als gemachtigde van DPB.
en is op dat niveau beschermd door een eigen prioriteit. Bovendien houdt DPB slechts 25% van de aandelen in[MPB]
en kan daarmee geen besluiten doordrukken die de familie onwelgevallig zouden zijn. Ook het feit dat [C] zelf zonder tussenkomst van een holdingvennootschap aandeelhouder is in MPB doet afbreuk aan het argument van bescherming van het familiekapitaal door middel van prioriteitsaandelen op het niveau van de derde generatie. En los van alles, het staat [A] uiteindelijk vrij om zijn aandelen in DPB aan te bieden met inachtneming van de blokkeringsregeling.
4.De gronden van de beslissing
- [E] ‘runt’ DPB alsof het zijn eigendom is, hij handelt niet in het belang van DPB en er wordt geen rekening gehouden met de belangen van [A] . Redelijk overleg met [E] is niet mogelijk. De agressiviteit en dominantie van [E] kent een hevigheid die het oordeel wanbeleid rechtvaardigt nu deze bovendien gepaard gaan met een minachting van de governancestructuur bij DPB en de gerechtvaardigde belangen van [A] als aandeelhouder van DPB.
- [C] valt te verwijten dat zij geen invulling heeft gegeven aan haar positie als bestuurder van DPB en PPB (als houdster van de prioriteitsaandelen). Zij heeft zich laten leiden door haar vader en heeft haar benoeming als bestuurder van DPB en PPB op geen enkel moment waar gemaakt. Zij wist niet dat zij ook bestuurder was van PPB maar moest dit in het gesprek met de onderzoeker eerst opzoeken en zij wist ook niet hoe de besluiten van de houdster van de prioriteitsaandelen van DPB (PPB) tot stand zijn gekomen. Met de machtiging van 24 mei 2015 heeft zij haar bevoegdheden als bestuurder van DPB en PPB weggeschonken en daarnaast zijn alle bestuursbesluiten, in strijd met wet en statuten, afhankelijk gemaakt van voorafgaande goedkeuring van de prioriteit. Op algemene vergaderingen van DPB van 23 en 30 november 2016 en van 26 januari, 11 mei en 30 november 2017 is zij niet verschenen. Correspondentie met de tijdelijk bestuurder heeft zij niet zelf gevoerd. Ook op algemene vergaderingen van MPB verschijnt zij niet. Zij onttrekt zich aan haar verantwoordelijkheden als bestuurder van PPB. Voor wat betreft de informatieverstrekking aan [A] heeft [C] de hakken in het zand gezet.
- De besluiten van de vergadering van de houdster van prioriteitsaandelen van 24 mei 2015, 5 en 25 december 2016, 19 januari, 3 maart en 1 mei 2017 zijn een aaneenschakeling van nietige dan wel vernietigbare besluiten, zoals volgt uit het verslag. In aanvulling daarop geldt nog dat bekrachtiging van het nietige besluit van 24 mei 2015 niet aan de orde kan zijn en voorts dat een verbod aan de bestuurder een machtiging te geven en besluiten inhoudende dat een bestuurder ‘beperkte aansprakelijkheid’ heeft, dat de prioriteit een doorslaggevende stem in het bestuur heeft, dat bij ontstentenis van het bestuur de prioriteitsaandeelhouder automatisch bestuurder is, dat het bestuur zonder schriftelijke toestemming van de prioriteitsaandeelhouder geen besluiten mag nemen, dat er een nadere beperking in de zin van artikel 15 lid 5 sub a van de statuten geldt tot € 0 en dat alle besluiten aan de prioriteitsaandeelhouder moeten worden voorgelegd, in strijd met het wettelijk systeem en/of met de statuten zijn. De rode draad in de besluiten is dat [A] als aandeelhouder en de door [A] gewenste bestuurder [F] maximaal dwars worden gezeten en de invloed en macht van [E] waar mogelijk worden vergroot. Daaraan doet niet af dat [C] in haar brief van 9 oktober 2017 aan de tijdelijk bestuurder een aantal wijzigingen heeft voorgesteld, nog daargelaten of deze op de voorgestelde wijze mogelijk zijn gelet op de getroffen onmiddellijke voorzieningen. De besluiten zoals die zijn genomen door de prioriteitsaandeelhouder duiden op misbruik van recht en leiden, zeker in combinatie met de machtiging van 24 mei 2015, tot de conclusie dat er sprake is van wanbeleid.
- Het staat [E] niet vrij te beschikken over het vermogen van MPB. Dat [E] het vermogen van MPB en DPB als zijn eigen geld beschouwt komt mede tot uitdrukking in de factuur van 22 november 2016. De vraagtekens die [A] heeft geplaatst bij de ‘schuldverklaring door MNP Beheer’ zijn ook door de onderzoeker niet opgehelderd. Het vermogen van MPB komt voor 25% aan [A] toe. [A] heeft afdwingbare afspraken ten aanzien van de overgang van N-certificaten naar DPB. De weigering om medewerking te verlenen aan de levering van (25% van) de N-certificaten aan DPB draagt bij aan het wanbeleid door [E] . Het beschermen van het ‘familiekapitaal’ geschiedt al op het niveau van MPB; voor de bescherming daarvan is een prioriteitsconstructie bij DPB niet nodig.
Tot nu heeft u zichzelf als bestuurder van de prioriteitsaandeelhouder c.q. [D] aan de gang van zaken bij[DPB]
na mijn benoeming onttrokken. Op mijn herhaaldelijke verzoeken zelf contact met mij op te nemen om over de situatie te spreken heeft u niet gereageerd. Mede gelet op de besluiten die moeten worden genomen en die zijn geagendeerd op[de]
geschorste vergadering van 30 november jl. kan dit zo niet langer.” Ter zitting heeft de Ondernemingskamer ook zelf getuige kunnen zijn van de dominante houding van [E] . De Ondernemingskamer acht derhalve ook [E] als feitelijke beleidsbepaler voor het wanbeleid binnen DPB verantwoordelijk.