ECLI:NL:GHAMS:2022:3382

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
200.271.964/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overeenkomst van aanneming van werk met betrekking tot verbouwingswerkzaamheden en geschil over oplevering en gebreken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin een geschil over een overeenkomst van aanneming van werk aan de woning van [geïntimeerde] aan de orde is. De overeenkomst, die in 2016 tot stand kwam, betrof verbouwings- en renovatiewerkzaamheden. [appellante] heeft de werkzaamheden uitgevoerd, maar [geïntimeerde] heeft klachten geuit over de kwaliteit en voortgang van het werk. Na meerdere klachten en een inspectie door derden, heeft [geïntimeerde] de overeenkomst opgezegd en vorderde zij schadevergoeding voor de kosten van herstelwerkzaamheden. De kantonrechter heeft de vorderingen van beide partijen afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep.

In hoger beroep heeft [appellante] de vernietiging van het vonnis gevorderd en betaling van een bedrag van € 16.758,84, terwijl [geïntimeerde] zich heeft beroepen op verrekening van de kosten die zij heeft gemaakt voor herstelwerkzaamheden. Het hof heeft de feiten vastgesteld en geoordeeld dat de overeenkomst op 11 augustus 2016 is geëindigd door opzegging van [geïntimeerde]. Het hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] voldoende heeft aangetoond dat de gebreken in het werk substantieel waren en dat [appellante] niet heeft voldaan aan haar verplichtingen. Het hof heeft de vordering van [appellante] afgewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellante] in de kosten van het geding is veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.271.964/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland: 7592061 \ CV EXPL 19-3078
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 november 2022
inzake
[appellante] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. M.N. Mense te Haarlem,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. J.J.M. Saelman te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellante] is bij dagvaarding van 30 december 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) van 6 november 2019, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellante] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.
Bij tussenarrest van 11 februari 2020 is een comparitie van partijen gelast. Deze zitting heeft plaats gevonden op 1 juli 2020.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover in conventie gewezen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog het door [appellante] in conventie gevorderde zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep en in incidenteel appel dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover in reconventie gewezen en alsnog het door [geïntimeerde] in reconventie gevorderde zal toewijzen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in beide instanties.
[appellante] heeft in incidenteel appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover in reconventie gewezen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten en rente.
[appellante] heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.De feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.25 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. De eerste grief in principaal appel houdt in dat deze feiten onvolledig zijn. Deze grief faalt, omdat het de kantonrechter vrijstond alleen die feiten te vermelden die dragend zijn voor de motivering van de beslissing. Met de door [appellante] gestelde overige feiten, voor zover relevant en vaststaand, zal het hof bij de verdere beoordeling rekening houden. De juistheid van de door de kantonrechter vastgestelde feiten is op zichzelf niet in geschil. Die feiten neemt het hof daarom ook tot uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
a. Tussen [appellante] en [geïntimeerde] is begin 2016 een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen op grond waarvan [appellante] (verbouwings- en renovatie)werkzaamheden heeft verricht aan de door [geïntimeerde] aangekochte woning aan de [adres] te [plaats] .
b. In de door [geïntimeerde] in dit verband op 18 maart 2016 voor akkoord getekende offerte staat onder meer:
Aanvang werkzaamhedenStart in overleg. [appellante] BV hanteert in overleg een voorbereidingstijd van 2 tot 4 weken met in achtneming van de leveranties van materialen.Planning en duur van de werkzaamhedenPlanning in overleg te bepalen en vast te stellen. De totale doorlooptijd van de basisofferte wordt geschat op 55 tot 75 werkbare dagen. (Maandag t/m vrijdag). Indien mogelijk zullen wij in overleg met de opdrachtgever versnellen.(…)
Betalingsvoorwaarden;Het totaal bedrag € 73.429,25- inclusief BTW wordt in vier (4) termijnen gefactureerd:

35% bij opdracht, te betalen binnen 8 dagen.

35% bij aanvang installaties E&W*, te betalen binnen 8 dagen.

20% nadat stukwerk gereed is, te betalen binnen 8 dagen.

10% direct na oplevering van het werk, te betalen binnen 8 dagen.
* Elektrisch- en warmte installatie.
Bij de offerte is als bijlage een lijst van meerwerkopties gevoegd.
c. Op de overeenkomst zijn de Consumenten Voorwaarden Verbouwingen van 2010 van Stichting BouwGarant (hierna: COVO) van toepassing verklaard. Hierin staat onder meer:
ARTIKEL 11 - Oplevering1. Het werk is opgeleverd wanneer de ondernemer aan de consument heeft medegedeeld dat het werk voltooid is en deze het werk heeft aanvaard. Ter gelegenheid van de oplevering wordt een door beide partijen ondertekend opleveringsrapport opgemaakt. Een tekortkoming die door de ondernemer niet wordt erkend wordt in het opleveringsrapport als zodanig vermeld.2. Het werk wordt als opgeleverd beschouwd:a. hetzij wanneer uiterlijk 8 werkdagen zijn verstreken nadat de consument van de ondernemer de mededeling heeft ontvangen dat het werk voltooid is, tenzij de consument binnen die periode het werk gemotiveerd afkeurt;b. hetzij wanneer de consument het werk en/of het object waaraan het werk is verricht in gebruik neemt, met dien verstande dat door ingebruikneming van een gedeelte van het werk, dat gedeelte als opgeleverd wordt beschouwd, tenzij het aan de ingebruikneming verbonden gevolg – oplevering – niet gerechtvaardigd is.(…)6. Bij overschrijding van de overeengekomen bouwtijd is de ondernemer een gefixeerde schadevergoeding aan de consument verschuldigd van € 40,00 per kalenderdag tot de dag waarop het werk aan de consument wordt opgeleverd, tenzij de ondernemer aantoont dat dit komt door (weers)omstandigheden die niet voor zijn risico zijn of wanneer de ondernemer in redelijkheid aanspraak kan maken op bouwtijdverlenging.(…)ARTIKEL 15 - In gebreke blijven van de ondernemer1. Als de ondernemer zijn verplichtingen terzake van de aanvang of de voortzetting van het werk niet nakomt, kan de consument hem aanmanen om zo spoedig mogelijk de uitvoering van het werk aan te vangen of voort te zetten. De aanmaning gebeurt bij voorkeur schriftelijk.2. De consument is bevoegd het werk door derden te doen uitvoeren of voortzetten, als de ondernemer na verloop van 10 werkdagen na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde aanmaning in gebreke blijft.3. In het in het vorige lid bedoelde geval heeft de consument recht op vergoeding van de uit het in gebreke blijven van de ondernemer voortvloeiende schade en kosten.4. De consument zorgt ervoor dat de kosten die voor de ondernemer voortvloeien uit de toepassing van de vorige leden binnen redelijke grenzen blijven.(…)ARTIKEL 18 - OpzeggingDe consument is bevoegd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen. Tenzij het bepaalde in artikel 17 lid 4 of artikel 15 van toepassing is, heeft de ondernemer recht op de aanneemsom, vermeerderd met de kosten tot behoud van het werk en verminderd met de hem door de beëindiging bespaarde kosten. Ingeval van een dergelijke opzegging zendt de ondernemer de consument een gespecificeerde eindafrekening. Met het oog op de eindafrekening wordt door partijen door middel van een gezamenlijke opneming de omvang van de toestand van het uitgevoerde werk vastgelegd.d. [appellante] heeft bij facturen van 25 maart 2016, 12 april 2016 (zo begrijpt het hof) en 22 juni 2016 de eerste drie betalingstermijnen voor een totaalbedrag van € 66.086,33 inclusief btw bij [geïntimeerde] in rekening gebracht. Deze facturen heeft [geïntimeerde] voldaan.
e. Bij e-mailbericht van 11 juli 2016 heeft [geïntimeerde] aan de bij [appellante] werkzame uitvoerend aannemer [naam 1] (hierna: [aannemer] ) onder meer geschreven:
het is dus echt zaak dat er hard gewerkt wordt komende week en alle afspraken worden nagekomen. Alles moet af zijn voor de 18e (en met zorg).(…)Dus voor maandag moet ook balkon gedaan zijn.En de suitekasten ook voor maandag ook van binnen geschilderd.En suitestel en erker erbovenop. Dat ziet er lelijk uit nu. Is heel vies en vanuit de kamer zie je een zwarte rand (…).Ps heb jij met [naam 2] nog gesproken over de trapleuningen?f. Bij e-mailbericht van 16 juli 2016 heeft [geïntimeerde] aan [aannemer] onder meer geschreven om 09:17 uur:
Ook nu we al over de afgesproken planning heen zijn, en we gisteren gezamenlijk een nood- dagplanning gemaakt hebben, wordt wederom niet aan de gemaakte afspraken gehouden.en om 11:57 uur:
Ik fietste nog even langs maar er is nog niemand helaas. Onbegrijpelijk. Waar zijn jouw mensen en waar ben jij?????
g. Bij e-mailbericht van 17 juli 2017 heeft [geïntimeerde] onder meer aan [aannemer] geschreven:
De lat suitestel zoals die er nu in zit is niet zoals wij besproken hebben (…).(…)Haard is vreselijk nu.Dit accepteer ik absoluut niet!!(…)Ik moet je dringend spreken over het schilderwerk!(…)Dit kan zo niet langer.h. Bij WhatsApp-berichten van 18 juli 2016 namens [geïntimeerde] zijn twee foto’s aan [aannemer] gestuurd en is onder meer aan [aannemer] geschreven:
ik verlang echt enorm naar een professionele schilder die nu het werk met zorg, mooi en professioneel gaat afmaken. Ik vind dit echt een enorme zorg!
i. Bij e-mailbericht van 22 juli 2016 heeft [geïntimeerde] aan [aannemer] onder meer geschreven:
Afspraak is dat alles volgens het idee van goed en degelijk bouwen wordt afgemaakt, dus geen haastklus!
j. Bij e-mailbericht van 28 juli 2016 heeft [aannemer] [geïntimeerde] uitgenodigd voor de oplevering van de werkzaamheden, met uitzondering van het dakterras, op 31 juli 2016. [appellante] heeft vanaf 1 augustus 2016 geen werkzaamheden meer verricht aan de woning.
k. Bij e-mailbericht van zaterdag 30 juli 2016 heeft [geïntimeerde] aan [aannemer] een opsomming van afspraken gegeven en daarbij onder meer geschreven:
Wat mij betreft is de grens nu helemaal bereikt. Ik moet verhuizen maandag. Dit is ingrijpend. Vrijdag morgen nog zei je dat die dag alle schilderwerk afgerond zou zijn,. Voor de zoveelste keer heb ik aangegeven wat ik nog niet af vond. Jij was dit met mij eens. Ik heb je gezegd dat het mij niet reëel leek dat [naam 2] dit af kreeg. Dit heb ik [naam 2] ook gezegd. Ik heb jou wederom gevraagd extra mankracht in te zetten. (…) het werk is wederom niet af.Ik vind dit onacceptabel en respectloos. Zeker in het licht van het feit dat de initiële deadline van 1 juni alweer twee maanden (!) geleden is. Nogmaals, ik ga ervan uit dat alle nog openstaande werkzaamheden zorgvuldig uitgevoerd en binnen de afgesproken deadlines uitgevoerd worden.l. Op verzoek van [geïntimeerde] heeft op 6 augustus 2016, bij wijze van
second opinioneen inspectie van het binnenschilderwerk plaatsgevonden door [naam 3] van [bedrijf 1] (hierna: [naam 3] ). Op 9 augustus 2016 heeft hij de volgende waarnemingen aan [geïntimeerde] kenbaar gemaakt:
Muurwerk:

Slecht ‘besnijwerk’ op wanden, waardoor plekken leken overgeslagen, vooral in de hoeken en langs de plafonds.

Onregelmatige zuiging van muurverf op wanden (op enkele plaatsen).

Kitwerk hier en daar niet regelmatig of overgeslagen.
Houtwerk:

Afwerklaag streperig met de kwast, dan weer grof gerold.

Diverse types verf en kleurverschillen geconstateerd.

Slecht bijgeplamuurd, Op enkele plekken diepe oneffenheden.

Grof-of zanderig aanvoelende ondergrond, vooral in trappenhuis.

‘Heilige Dagen’, ofwel plekjes die zijn overgeslagen.
(…)
Overall constatering: Het houtschilderwerk ziet er esthetisch niet fraai uit!m. Bij factuur van 9 augustus 2016 heeft [appellante] een vergoeding voor meerwerk voor een totaalbedrag van € 10.750,54 inclusief btw bij [geïntimeerde] in rekening gebracht, conform een bijgevoegde specificatie.
n. Bij e-mailbericht van 11 augustus 2016 heeft [geïntimeerde] onder meer aan [aannemer] geschreven:
zoals ik je telefonisch al gezegd heb: ik ben over een aantal zaken zeer ontevreden, en doodongelukkig. Ook tijdens het verbouwingsproces heb ik dit meermalen bij je aangegeven. Bovendien zijn ook binnenshuis nog steeds niet alle afgesproken werkzaamheden afgerond.
(…)
Ik wil daarom dat onze samenwerking hier en nu stopt, en dat de nog openstaande werkzaamheden niet meer door/via jou worden afgemaakt.
Er is erg veel dat nog afgemaakt, hersteld en opgelost moet worden. Ik heb je hier voor 1 augustus vele malen op gewezen, gevraagd dit op te pakken, en je hiertoe uitgebreid in de gelegenheid gesteld. Je hebt dit, ondank de vele toezeggingen daartoe, nagelaten.
Er zijn ook dingen goed geleverd en uitgevoerd. De door mij reeds voldane betalingen overschrijden dit deel.
Ik stel je aansprakelijk voor de schade en voor de uitloop van de planning.
De extra kosten die ik moet maken voor de herstelwerkzaamheden zijn voor jouw rekening.
Ik verzoek je binnen twee weken contact met me op te nemen om dit op te lossen.o. Op verzoek van [geïntimeerde] heeft op 30 augustus 2016 een onderzoek naar de werkzaamheden plaatsgevonden door [naam 4] van [bedrijf 2] (hierna: [naam 4] ). Hierbij waren [aannemer] en [geïntimeerde] aanwezig. Op 5 september 2016 heeft [naam 4] een rapport aan [appellante] gestuurd. In de begeleidende e-mail heeft [naam 4] onder meer geschreven:
Voor alle duidelijkheid zullen er geen betalingen meer worden gedaan (…). Eerst moet duidelijk worden hoe we deze, in bijlage omschreven punten, afwerken. Gezien de termijnen waarin we verkeren en de duur van het werk stellen wij dat u binnen 1 week na heden reageert zodat mevrouw [geïntimeerde] haar planning kan afronden en de werkzaamheden en het werk naar tevredenheid zijn uitgevoerd en zij er met plezier kan wonen.
Mocht u niet binnen 1 week na heden reageren dan zullen de werkzaamheden door derden worden uitgevoerd.
Het rapport vermeldt onder meer:

Schilderwerk;naast de inhoudelijke opmerkingen bij de diverse te noemen onderdelen kan er in het algemeen gesteld worden; verfwerk is slecht geschuurd. Het schemert op vele plaatsen door, zowel sauswerk als schilderwerk. Druipers in het werk, sloten en scharnieren deels wel en deels niet geschilderd, bovenkanten van de kamer en suite maar ook de architraven en ramen en deuren niet en soms slechts gering behandeld. Glaswerk zit onder de verf, mn het glas in lood van de 2 kastjes in de kamer en suite.
(…)

Schouw; natuursteen is opgeknapt maar er zitten nog veel zaken scheef, ontbreekt een behoorlijke afwerking bij de natuursteen delen onderling. Duidelijk geen werk van een natuursteen bedrijf maar een eigen knutselwerk. Misschien goed bedoeld maar het effect is dat het nu onherstelbaar is verknoeid.
p. Op 7 september 2016 heeft [aannemer] hierop bij e-mailbericht gereageerd dat hij het werk door andere deskundigen wil laten beoordelen.
q. Bij brief van 3 oktober 2016 heeft [appellante] , “Los van de vraag of deze klachten / bevindingen terecht zijn”, aan [geïntimeerde] voorgesteld dat (i) het schilderwerk gedeeltelijk opnieuw wordt gedaan, (ii) de kledingkasten opnieuw worden afgetimmerd, (iii) de natuurstenen afdekplaten worden geleverd en geplaatst en (iv) de deuren van de kamer-en-suite worden afgehangen, tegen een betaling van € 4.000,00 in verband met daartoe in te kopen materialen.
r. [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3] ) heeft op 12 oktober 2016 een technisch systeemadvies opgesteld. Het inspectieresultaat ten aanzien van de kozijnen, ramen, deuren en overige houten bouwdelen luidt onder meer als volgt:
Het verfsysteem aan houten bouwdelen verkeerd in een matige staat. Op veel plaatsen is sprake van zichtbare onthechting van het totale systeem en van onthechting tussen verflagen onderling (…).Door een te hoge laagdikte van het verfsysteem ontstaat er een springlaag, dit resulteert in scheurvorming en barstvorming van systeem.De meest duurzame oplossing is alle verflagen verwijderen tot op de houten ondergrond. Daarmee wordt de hoofdoorzaak van de schade volledig weggenomen. (…) De kosten daarvoor zijn echter aanzienlijk.Een goedkoper alternatief om tot herstel te komen is plaatselijk de oude verflagen door (mechanisch) schuren of middels fohnen/afbijt te verwijderen. (…)Ondanks zorgvuldige uitvoering van deze werkomschrijving blijft de kans bestaan op vervolgschade van nog aanwezige oude verflagen.s. Bij brief van 21 oktober 2016 heeft [appellante] een eindafrekening naar [geïntimeerde] gestuurd, waarop een korting van € 3.206,50 inclusief btw is toegepast in verband met “Besparing niet uitgevoerd werk”. Ook stuurde [appellante] als bijlage bij deze brief aan [geïntimeerde] nogmaals de nog niet betaalde meerwerkfactuur en verzocht zij [geïntimeerde] binnen acht dagen over te gaan tot betaling van het totaalbedrag van € 14.886,96.
t. Op verzoek van [geïntimeerde] heeft op 4 november 2016 een onderzoek plaatsgevonden naar de werkzaamheden, door [naam 5] van [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ). Hierbij waren [geïntimeerde] , [aannemer] en [naam 6] , die sinds 2017 enig aandeelhouder is van [appellante] , aanwezig. In het rapport van 1 december 2016 begroot [bedrijf 4] de kosten voor de nog uit te voeren werkzaamheden en het herstellen van de gebreken op een totaalbedrag van € 16.155,00, waarvan € 9.075,00 betrekking heeft op het dakterras. Het rapport vermeldt onder meer:
SchilderwerkOmdat de kwaliteit van al in het kader van de overeenkomst uitgevoerde schilderwerk onvolkomenheden vertoont, hebben wij gemeend om dit samen te vatten in één item.Wij namen de volgende gebreken waar:

druipers/zakkers in het schilderwerk van zowel nieuw als bestaand hout.

vervuiling aanwezig is in de verf (meegeschilderde stofdeeltjes)

duidelijk zichtbare kwaststreken

er is gebruik gemaakt van zowel een verfroller als een kwast op het zelfde onderdeel, waardoor structuur verschil zichtbaar is

reparaties van kozijnen/deuren zijn niet of onvolledig uitgevoerd

onderdelen zijn niet afgelakt (…)

diverse houtconstructies/aftimmeringen geschilderd zijn met muurverf
(…)(…) het overgrote deel van de onvolkomenheden/gebreken van het schilderwerk zijn toe te schrijven aan het nieuw aangebrachte schilderwerk. De geleverde kwaliteit voldoet niet aan hetgeen op basis van de genoemde prijs in de offerte had mogen worden verwacht. (…) veel van de onvolkomenheden zijn toe te schrijven aan slordigheden en het gebrek aan vakmanschap van de schilder.(…)SchouwDe natuursteen onderdelen van de schouw sluiten niet op elkaar aan.u. Bij factuur van 1 december 2016 heeft [appellante] een vergoeding voor nader meerwerk, voor een totaalbedrag van € 1.871,88 inclusief btw bij [geïntimeerde] in rekening gebracht.
v. Bij brief van 2 december 2016 is [geïntimeerde] namens [appellante] aangemaand tot betaling van € 16.758,84 binnen veertien dagen na ontvangst van de brief. Deze brief bevat tevens een aanzegging voor een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
w. Bij brief van 8 december 2016 is, onder overlegging van het rapport van [bedrijf 4] , namens [geïntimeerde] aan [appellante] onder meer medegedeeld dat (i) [geïntimeerde] een beroep doet op verrekening met de schade die zij in de vorm van kosten verbonden aan herstel door derden zou lijden dan wel zou hebben geleden, zodat zij aanspraak maakt op betaling van een bedrag door [appellante] (ii) [geïntimeerde] aanspraak maakt op de boete conform artikel 11 lid 6 van de COVO en (iii) een nieuwe lekkage in de badkamer en slaapkamer is geconstateerd. [geïntimeerde] heeft nadien nog gerappelleerd.
x. Bij faxbericht van 14 februari 2019 is [geïntimeerde] namens [appellante] nogmaals aangemaand over te gaan tot betaling van € 16.758,84. Twee weken later is [appellante] tot dagvaarding van [geïntimeerde] overgegaan.

3.De beoordeling

3.1
[appellante] heeft in eerste aanleg betaling gevorderd van genoemd bedrag van € 16.758,94, te vermeerderen met rente en kosten. [appellante] heeft aan deze vordering, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] de overeenkomst heeft opgezegd dan wel (anderszins) voortijdig heeft beëindigd en dat zij op grond van de overeenkomst is gehouden om de aanneemsom van € 73.429,25 te voldoen minus de besparingen die voor [appellante] uit de opzegging door [geïntimeerde] voortvloeien, door [appellante] begroot op een bedrag van € 3.206,50. Daarnaast heeft [geïntimeerde] voor een bedrag van € 12.622,42 (€ 10.750,54 + € 1.871,88) aan meerwerk aan [appellante] opgedragen. [geïntimeerde] heeft € 66.086,33 aan [appellante] betaald, zodat zij nog een bedrag van € 16.758,84 moet voldoen, aldus [appellante] .
3.2
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en daarbij gesteld dat [appellante] de werkzaamheden niet binnen de overeengekomen termijn had afgerond en ook gebrekkig had uitgevoerd. [appellante] heeft de gebreken niet verholpen ondanks meerdere klachten van [geïntimeerde] hierover. Voor zover [geïntimeerde] nog een bedrag aan [appellante] verschuldigd zou zijn heeft zij zich beroepen op verrekening van de door haar gemaakte kosten ten behoeve van de afronding van de werkzaamheden en het herstel van de gebreken. Deze kosten overtreffen de vordering van [appellante] , zodat [geïntimeerde] niets hoeft te betalen. [geïntimeerde] heeft zich subsidiair beroepen op rechtsverwerking. Door langer dan twee jaar te wachten met het instellen van vorderingen, terwijl zij wist dat [geïntimeerde] het werk door derden ging laten verrichten, heeft [appellante] het onmogelijk gemaakt om na te gaan wat de stand van het werk is op grond waarvan zij stelt aanspraak op het gevorderde te kunnen maken.
3.3
[geïntimeerde] heeft in reconventie gevorderd betaling van een bedrag van € 12.675,14 aan schadevergoeding en een bedrag aan verbeurde boetes, te vermeerderen met rente en kosten. [geïntimeerde] heeft hiertoe gesteld dat zij voor herstelwerkzaamheden een bedrag van € 30.363,60 heeft betaald. Op grond van artikel 15 COVO is [appellante] de meerkosten verschuldigd die [geïntimeerde] heeft moeten maken om het werk (voor zover mogelijk) in de staat te krijgen die zij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [geïntimeerde] is bij haar berekening uitgegaan van vermelde aanneemsom van € 73.429,25 en vermelde door haar verrichte betaling van € 66.086,33. Het meerwerk beloopt volgens [geïntimeerde] slechts een bedrag van € 10.345,54. Op grond van artikel 11 lid 6 COVO is [appellante] een boete van € 40,00 per kalenderdag verschuldigd vanaf de datum waarop had moeten worden opgeleverd. Partijen zijn overeengekomen dat het werk uiterlijk op 1 juni 2016 had moeten worden opgeleverd en deze datum is overschreden, aldus [geïntimeerde] .
3.4
[appellante] heeft deze vordering betwist.
3.5
De kantonrechter heeft zowel de vordering van [appellante] als de vordering van [geïntimeerde] afgewezen en [appellante] in de kosten van de procedure in conventie veroordeeld en [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in reconventie. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering, voor zover hun onwelgevallig, komt [appellante] met drie grieven en [geïntimeerde] met een grief op. De over en weer gevoerde verweren zullen bij de behandeling van de grieven worden betrokken, voor zover deze verweren aan de orde zijn. Het incidentele appel komt eerst aan bod.
In incidenteel appel
3.6
[appellante] heeft zich in eerste aanleg op de voet van artikel 7:761 lid 1 BW beroepen op verjaring van de vordering van [geïntimeerde] in reconventie tot vergoeding van de kosten die zij stelt te hebben moeten maken ter afronding van de werkzaamheden en herstel van de gebreken. De kantonrechter heeft dit beroep van [appellante] gehonoreerd, ervan uitgaand dat dat [appellante] na 1 augustus 2016 geen werkzaamheden meer heeft verricht aan de woning, [geïntimeerde] in ieder geval in december 2016 heeft geprotesteerd wegens gebreken in het werk waarna de in genoemd wetsartikel bedoelde verjaringstermijn van twee jaar is gaan lopen, [geïntimeerde] haar vordering in reconventie pas op 8 mei 2019 heeft ingesteld en zij de verjaring van deze vordering tussentijds niet had gestuit. De kantonrechter heeft hierbij in het midden gelaten wanneer de oplevering had plaatsgevonden. [geïntimeerde] heeft haar grief in incidenteel appel hiertegen gericht. Zij heeft daarbij gesteld dat deze verjaringstermijn niet aan de orde kan zijn, omdat het werk niet is opgeleverd en dit een voorwaarde vormt voor toepassing van artikel 7:761 lid 1 BW.
3.7
De grief faalt op dit punt. [geïntimeerde] heeft te kennen gegeven de woning op 1 mei 2017 te hebben betrokken. Overeenkomstig artikel 11 lid 2 aanhef en sub b COVO wordt het werk daarmee beschouwd als opgeleverd. Dat dit gevolg van de ingebruikneming niet gerechtvaardigd is, is althans onvoldoende toegelicht. Ook is het hof niet gebleken dat deze algemene voorwaarde een oneerlijk beding is in de zin van de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L95/29).
3.8 De kantonrechter heeft ten aanzien van de door [geïntimeerde] gevorderde boetebedragen overwogen dat het daartoe door [geïntimeerde] gestelde niet tot de conclusie leidt dat [appellante] heeft ingestemd met een uiterste oplevering op 1 juni 2016 noch dat een andere bouwtijd is overeengekomen, hetgeen ook volgens [appellante] niet het geval was. De opzegging van de huurovereenkomst van de vorige woning van [geïntimeerde] noch de communicatie tussen partijen is daartoe voldoende. De overige gang van zaken en het overeenkomen van meerwerk mede bezien, hebben de kantonrechter doen oordelen dat [appellante] ter zake geen verwijt kan worden gemaakt. In hoger beroep heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat [appellante] niet pas na 18 maart 2016 (de datum van ondertekening door [geïntimeerde] van de juiste offerte) de werkzaamheden was begonnen, maar al op 14 maart 2016.
3.9
De grief faalt ook in zoverre. Deze eerdere aanvang, wat daar ook van zij, doet het hof niet tot de vaststelling komen dat partijen de gestelde opleverdatum van 1 juni 2016 (of een andere datum van oplevering) zijn overeengekomen. Daarvoor is meer nodig dan het eerder naar voren gebrachte, maar [geïntimeerde] heeft daaraan verder niets toegevoegd. Het incidentele appel faalt dus.
In principaal appel
3.1
Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat de overeenkomst op 11 augustus 2016 is geëindigd door een opzegging van [geïntimeerde] op grond van artikel 15 COVO. [appellante] stelt weliswaar met haar tweede grief dat artikel 15 COVO in deze situatie niet van toepassing is, omdat dat artikel alleen gaat over het niet beginnen of niet voortgaan met de werkzaamheden en niet over gebreken, maar dat betoog gaat niet op. In de (door [geïntimeerde] overgelegde) openbare toelichting op de COVO staat over artikel 15 het volgende vermeld:
Klachten over het werk of over de voortgang (artikel 15)Als de consument klachten heeft over het werk of over de voortgang ervan, is de ondernemer verplicht daar serieus op in te gaan. Als de ondernemer zijn verplichtingen om het werk te beginnen of voort te zetten niet nakomt, is in artikel 15 van de Covo2010 aangegeven welke stappen de consument kan nemen.
Als consument heeft [geïntimeerde] uit deze toelichting mogen begrijpen dat artikel 15 ook ziet op gebreken in het werk.
3.11
Voorts blijkt uit de hierboven weergegeven e-mailcorrespondentie van [geïntimeerde] aan [aannemer] dat [geïntimeerde] [appellante] sinds 11 juli 2016 voortdurend heeft aangesproken op de kwaliteit en de voortgang van de werkzaamheden en verzocht om respons dan wel contact. Van een adequate reactie van [aannemer] hierop is niet gebleken. Na sinds 11 juli 2016 zes e-mailberichten met klachten van [geïntimeerde] te hebben ontvangen, heeft [aannemer] bij e-mailbericht van 28 juli 2016 [geïntimeerde] kennelijk simpelweg uitgenodigd voor de oplevering van de werkzaamheden, met uitzondering van het dakterras, op 31 juli 2016 en zijn vanaf 1 augustus 2016 geen werkzaamheden meer verricht aan de woning. Ook op 30 juli 2016 had [geïntimeerde] nog haar ongenoegen geuit via e-mail. Het hof verwijst naar de hierboven onder 2. weergegeven e-mailcorrespondentie van partijen. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat deze gang van zaken de conclusie rechtvaardigt dat [geïntimeerde] heeft voldaan aan hetgeen in artikel 15 lid 1 COVO is bepaald. Eveneens deelt het hof het oordeel van de kantonrechter dat in ieder geval ten aanzien van het schilderwerk en de schouw de aan de opzegging ten grondslag gelegde gebreken voldoende zijn komen vast te staan.
3.12
Ook in hoger beroep maakt [appellante] nog aanspraak op een bedrag van € 16.758,84 voor de door haar verrichte werkzaamheden aan de woning en verweert [geïntimeerde] zich hiertegen met een beroep op verrekening van eerdergenoemde door haar gemaakte kosten ten behoeve van de afronding en het herstel van de werkzaamheden aan de woning. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de verjaring van de vordering tot betaling van deze kosten onverlet laat de bevoegdheid van [geïntimeerde] deze kosten door middel van verrekening aan [appellante] tegen te werpen. Met de derde grief heeft [appellante] door [geïntimeerde] ter zake opgevoerde posten dan wel bedragen weersproken.
3.13
[appellante] heeft zich onder meer gekeerd tegen het voor het herstel van het schilderwerk door [geïntimeerde] gehanteerde bedrag van € 11.622,90 inclusief btw, dat [naam 3] aan [geïntimeerde] heeft geoffreerd voor het volgens [geïntimeerde] nog te verrichten schilderwerk. [bedrijf 4] had dit schilderwerk slechts op € 2.500,00 begroot. Volgens de kantonrechter heeft [naam 3] zich in de
second opinionalleen gericht op het schilderwerk, terwijl [bedrijf 4] zich richtte op alle werkzaamheden, waardoor ervan uit mag worden gegaan dat [naam 3] een secuurder beeld heeft gegeven. Het hof kan zich vinden in deze benadering waarbij meer waarde wordt gehecht aan de specialist. Dat de offerte van [naam 3] , die blijkens de inhoud is gebaseerd op een nadere inspectie, los staat van de
second opinionvan [naam 3] waarin geen bedrag is genoemd, maakt niet dat de offerte niet zou kunnen worden gevolgd, zoals nog door [appellante] betoogd. Het uitgangspunt dat de geoffreerde prijs kennelijk de te betalen prijs voor het uitvoeren van het schilderwerk is en dus de hoogte van de kosten ter zake, is niet onjuist. Volgens [appellante] volgt uit het inspectieresultaat van [bedrijf 3] dat de verflaag die al aanwezig was vóór [appellante] met haar werkzaamheden begon, ondeugdelijk was. Dit kan niet aan [appellante] worden verweten, aldus [appellante] , omdat de aannemingsovereenkomst niet voorzag in verwijdering van bestaande verflagen. [appellante] kan zich als vakman echter niet achter dit argument verschuilen. Het hof oordeelt met [geïntimeerde] dat [appellante] ook verantwoordelijk was voor bewerking van de ondergrond aangezien dit onderdeel vormt van goed en deugdelijk schilderwerk. [appellante] heeft althans onvoldoende toegelicht waarom zij in dit geval de staat van de ondergrond heeft mogen negeren. [appellante] heeft ten slotte aangevoerd dat uit de beschrijving van de werkzaamheden door [naam 3] volgt dat het schilderwerk van [appellante] niet volledig ongedaan wordt gemaakt, maar als grondlaag dient en het niet redelijk is dat [geïntimeerde] daarvoor in het geheel geen vergoeding aan [appellante] zou hoeven te voldoen. [appellante] ziet hierbij echter over het hoofd dat [geïntimeerde] slechts de extra gemaakte kosten verrekent met het resterende aan [appellante] te betalen bedrag voor het door [appellante] uitgevoerde werk. [geïntimeerde] vordert (in conventie) het al door haar betaalde bedrag niet terug. [geïntimeerde] heeft daarmee dus ook betaald voor het door [appellante] verrichte schilderwerk. Dat het schilderwerk slechts nog opleverpunten betrof, zoals volgens [appellante] door een medewerker van [bedrijf 5] na lezing van het technisch systeemadvies van [bedrijf 3] is verklaard in een in hoger beroep in de procedure gebracht e-mailbericht, is in vergelijking met de rapportage van de zijde van [geïntimeerde] een op te vluchtige basis tot stand gekomen conclusie, die daarom niet zal worden gevolgd.
3.14
De werkzaamheden aan de schouw betroffen het slopen van de schouw in de voorkamer en het hergebruiken van het daarbij vrijgekomen marmer door middel van verlijming op de haard in de achterkamer. [appellante] heeft aangevoerd dat uit de desbetreffende factuur blijkt dat gebruik is gemaakt van twee astragalen, waarvan onduidelijk is of deze nodig waren om het geheel passend te maken en of deze eerder ontbraken of bij de demontage verloren zijn gegaan. Alleen in dit laatste geval zou [appellante] hiervan een verwijt kunnen worden gemaakt. [appellante] hoeft geen kosten te dragen voor ontbrekende onderdelen noch hoefde zij naden op te vullen, zoals ook opgevoerd door [geïntimeerde] , aldus nog steeds [appellante] . Het hof oordeelt echter dat [appellante] niet kan volstaan met deze argumenten. Vaststaat dat het hergebruikte marmer niet passend is aangebracht door [appellante] , zoals door [appellante] erkend, terwijl dit dus kennelijk wel mogelijk was. [appellante] heeft onvoldoende toegelicht waarom zij de verplichting niet droeg voor het passend maken van de marmer onderdelen hulpstukken aan te brengen of de later toegepaste (of andere) handelingen te verrichten om dit in orde te maken. Het ligt niet voor de hand dat het niet passende hergebruik van het marmer haar verder niet aanging. De desbetreffende post van € 1.010,35 inclusief btw is onvoldoende weersproken.
3.15
[appellante] heeft ook de door [geïntimeerde] opgevoerde post van € 6.322,25 inclusief btw voor het timmerwerk van [naam 7] aangevochten. De kantonrechter heeft erop gewezen dat de desbetreffende factuur verwijst naar een eerdere offerte van 17 oktober 2016 waarop de werkzaamheden zijn gespecificeerd. [appellante] heeft met zijn derde grief aangevoerd dat [geïntimeerde] buiten het suitestel geen andere gebreken heeft opgevoerd en dat de desbetreffende werkzaamheden tezamen met andere opgesomde werkzaamheden in de offerte zijn opgevoerd zonder dat de kosten nader zijn onderverdeeld, zodat niet valt vast te stellen welke kosten op het suitestel zien. Volgens het rapport van [bedrijf 4] zouden de kosten van het suitestel op een bedrag van € 220,00 kunnen worden begroot, aldus [appellante] . Gegeven het bepaalde in het hier toepasselijke artikel 15 lid 3 COVO valt echter niet in te zien waarom [geïntimeerde] de te verrekenen posten van afrondings- en herstelwerkzaamheden zou dienen te beperken tot het suitestel. [appellante] heeft de andere op de offerte vermelde posten betreffende de begane grond, eerste verdieping en tweede verdieping niet meer weersproken in hoger beroep. Evenmin heeft hij gesteld dat deze posten tezamen niet corresponderen met de geoffreerde bedragen. De niet nadere specificatie in de offerte stond een dergelijk verweer niet in de weg.
3.16
De derde grief heeft dus evenmin succes. Ook het hof concludeert daarmee dat de afronding en herstel van de werkzaamheden [geïntimeerde] een bedrag hebben gekost dat de vordering van [appellante] te boven gaat, zodat haar beroep op verrekening maakt dat zij geen nadere betaling aan [appellante] meer verschuldigd is.
3.17
Met grief 1 zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die het bovenstaande anders maken. Het principale appel faalt.
3.18
Partijen hebben geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen dan hiervoor gegeven leiden, zodat hun bewijsaanbod als niet ter zake dienend wordt gepasseerd. Voor bewijslevering via een door het hof op te dragen deskundigenonderzoek zijn evenmin voldoende aanknopingspunten gegeven.
3.19
Voorgaande overwegingen leiden tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal appel en [geïntimeerde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het incidenteel appel.

4.De beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 760,00 aan verschotten en € 2.228,00 voor salaris;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellante] begroot op € 1.114,00 voor salaris en op € 163,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de kostenveroordeling in incidenteel hoger beroep uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, J.C.W Rang en J.F. Kuiken en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022.