In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een man om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn twee minderjarige kinderen en om een omgangsregeling. De kinderen, geboren in 2008 en 2011, zijn kwetsbaar door hun auditieve beperking en medische problemen. De rechtbank had eerder, op 9 maart 2022, het verzoek van de man afgewezen, omdat hij niet had aangetoond dat hij de belangen van de kinderen vooropstelde en geen interesse in hen toonde. De man, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, had verzocht om erkenning en een omgangsregeling van om de veertien dagen. De vrouw, de moeder van de kinderen, verzet zich hiertegen en stelt dat de man geen betrokkenheid bij de kinderen heeft getoond en dat zijn verblijfsstatus onduidelijk is, wat onrust kan veroorzaken. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook geadviseerd om het verzoek van de man af te wijzen, omdat erkenning en omgang schadelijk kunnen zijn voor de kinderen. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat erkenning en omgang in strijd zijn met de belangen van de kinderen. De verzoeken van de man zijn dan ook afgewezen en de bestreden beschikking is bekrachtigd.