ECLI:NL:GHAMS:2022:3352

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
200.312.047/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor erkenning en omgang met kwetsbare kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een man om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn twee minderjarige kinderen en om een omgangsregeling. De kinderen, geboren in 2008 en 2011, zijn kwetsbaar door hun auditieve beperking en medische problemen. De rechtbank had eerder, op 9 maart 2022, het verzoek van de man afgewezen, omdat hij niet had aangetoond dat hij de belangen van de kinderen vooropstelde en geen interesse in hen toonde. De man, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, had verzocht om erkenning en een omgangsregeling van om de veertien dagen. De vrouw, de moeder van de kinderen, verzet zich hiertegen en stelt dat de man geen betrokkenheid bij de kinderen heeft getoond en dat zijn verblijfsstatus onduidelijk is, wat onrust kan veroorzaken. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook geadviseerd om het verzoek van de man af te wijzen, omdat erkenning en omgang schadelijk kunnen zijn voor de kinderen. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat erkenning en omgang in strijd zijn met de belangen van de kinderen. De verzoeken van de man zijn dan ook afgewezen en de bestreden beschikking is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.312.047/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/682427 / FA RK 20-2016 (BV/LS)
Beschikking van de meervoudige kamer van 29 november 2022 inzake
[de man] ,
niet ingeschreven in het BRP,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man
advocaat: mr. H.K. Jap A Joe te Utrecht,
en
[de vrouw] ,
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Ferwerda te Amsterdam.
Het hof heeft in zijn adviserende taak in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.
Het hof heeft als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] , en
- de minderjarige [minderjarige 2] October, hierna te noemen: [minderjarige 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden vertegenwoordigd door hun bijzondere curator, mr. D.J.I Kroezen te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna te noemen: de rechtbank) van 9 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij het hof zijn de volgende stukken ingekomen:
- een beroepschrift van de zijde van de man van 9 juni 2022 met bijlagen, ingekomen op 9 juni 2022,
- een verweerschrift van de zijde van de vrouw van 14 juli 2022 met bijlage,
- een bericht van de zijde van de vrouw van 19 september 2022 met bijlagen, en
- een bericht van de zijde van de vrouw van 13 oktober 2022 met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 oktober 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- de bijzondere curator van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
- de raad, vertegenwoordigd door de heer R. Koops.
2.3
Het hof heeft [minderjarige 1] de mogelijkheid gegeven haar mening te geven. Zij heeft het hof per brief laten weten wat zij van de zaak vindt. Die brief heeft het hof pas na de mondelinge behandeling bereikt. Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw verteld wat [minderjarige 1] in de brief had geschreven, en dat komt overeen met wat in de brief staat.

3.De feiten

3.1
De vrouw is de moeder van (onder meer):
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2008 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
3.2
Partijen zijn het erover eens dat de man de verwekker van de kinderen is.
3.3
De kinderen wonen bij de vrouw. De rechtbank heeft de man op 17 december 2014 voor de duur van een jaar het recht op omgang met de kinderen ontzegd.
3.4
De man heeft de kinderen al een aantal jaren niet gezien.
3.5
De vrouw en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Surinaamse nationaliteit. De man heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland. De man is door de IND aangemerkt als ongewenst vreemdeling. Aan hem is in 2013 een inreisverbod van tien jaar opgelegd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de man afgewezen. De man had verzocht om:
- vervangende toestemming voor het erkennen van de kinderen, en
- het vaststellen van een omgangsregeling waarin wordt opgebouwd naar een weekend per twee weken van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.00 uur.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, zijn inleidende verzoeken toe te wijzen.
4.3
De vrouw verzoekt het hoger beroep van de man af te wijzen.
4.4
De bijzondere curator verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader en vaste rechtspraak over erkenning
5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:204 lid 3, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon de verwekker van het kind is.
Bij de toepassing van deze bepaling dienen de belangen van de betrokkenen te worden afgewogen, waarbij als uitgangspunt geldt dat zowel het kind als de verwekker aanspraak erop heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang van de vader bij en zijn aanspraak op erkenning van het kind moeten worden afgewogen tegen de belangen van de moeder en het kind bij niet-erkenning. Van schade aan het belang van het kind is slechts sprake indien er ten gevolge van de erkenning reële risico's zijn dat het wordt belemmerd in zijn evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
Wettelijk kader en vaste rechtspraak over omgang
5.2
De rechter stelt ingevolge artikel 1:377a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Ingevolge 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Standpunten
5.4
De man wil de kinderen erkennen en wil omgang met hen. Er bestaan geen reële risico’s dat de kinderen worden belemmerd in een evenwichtige ontwikkeling als de man hen erkent. De man heeft met een andere partner ook minderjarige kinderen met wie hij een goede band heeft, en hij wil met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ook zo’n band opbouwen, aldus de man.
5.5
De vrouw wil niet dat de man de kinderen erkent of dat er een omgangsregeling komt. De kinderen zijn kwetsbaar vanwege hun auditieve beperking en medische problemen. Er is al zeer lange tijd geen contact. De man is niet bereid zich te verdiepen in hun problematiek en toont ook op andere wijze geen enkele interesse in de kinderen. Bovendien is de verblijfsstatus in Nederland van de man onzeker, waardoor hij plotseling weer uit hun leven kan verdwijnen, aldus de vrouw.
5.6
De bijzondere curator heeft gesteld dat de kinderen rust, stabiliteit, veiligheid en continuïteit nodig hebben. Erkenning en omgang kunnen onrust teweeg brengen, en dat is op dit moment schadelijk voor de kinderen.
Advies van de raad
5.7
De raad heeft het hof ter zitting geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. De situatie is in eerste aanleg uitgebreid onderzocht door de raad en uit het rapport van 8 juli 2021 bleek dat omgang ernstig nadeel oplevert voor de ontwikkeling van de kinderen. Die situatie is niet veranderd en de man heeft nog steeds geen enkele betrokkenheid bij de kinderen heeft getoond. De raad deelt de mening van de bijzondere curator.
Beoordeling door het hof
5.8
De rechtbank heeft uitgebreid gemotiveerd waarom de belangen van de kinderen geschaad zullen worden door erkenning en omgang. Het hof neemt die overwegingen van de rechtbank over. In die overwegingen heeft de rechtbank benadrukt dat de kinderen vanwege hun beperking kwetsbaar zijn. Ook het gedrag van de man was een belangrijke overweging: de man liet niet zien dat hij de belangen van de kinderen voorop stelde en toonde geen interesse in hen.
5.9
Het hof overweegt voorts als volgt. Uit de stukken van het dossier en het behandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. De auditieve beperking van [minderjarige 1] is onveranderd gebleven. Bij [minderjarige 2] is haar gehoorverlies verder toegenomen. Daarnaast is [minderjarige 2] het afgelopen halfjaar erg ziek geweest. Zij heeft veel in het ziekenhuis gelegen. [minderjarige 2] is inmiddels gediagnosticeerd met een chronische darmziekte en zal haar hele leven medicijnen moeten slikken. Ze gaat nog steeds niet volledig naar school.
De vrouw heeft [minderjarige 1] met behulp van [minderjarige 1] ’s therapeuten voorlichting gegeven over wie haar biologische vader is. Daarbij is ook uitgelegd dat haar vader om een omgangsregeling heeft gevraagd. [minderjarige 1] heeft daarna geen vragen over haar vader gesteld aan haar begeleiders of aan de vrouw. Zij is niet nieuwsgierig geworden naar haar vader. Aan het hof heeft [minderjarige 1] laten weten dat zij haar vader niet wil zien.
[minderjarige 2] heeft nog geen voorlichting gehad over wie haar vader is, omdat zij daar te ziek voor was. Dat zal gebeuren als zij verder is hersteld en ook weer in staat is om hele dagen naar school te gaan.
De raad heeft in zijn rapport van 8 juli 2021 geschreven dat de man eens per maand een kaartje aan de kinderen zou kunnen sturen via de advocaat van de vrouw. De rechtbank heeft dat advies in de bestreden beschikking nogmaals genoemd. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de man nog steeds geen kaartje aan de kinderen heeft gestuurd. Ook heeft de man niets gedaan met het advies van de raad om zich te laten voorlichten over kinderen met een auditieve beperking. De man heeft sinds de bestreden beschikking niets gedaan om contact te leggen met de kinderen of om zich in hen te verdiepen, terwijl [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zeer kwetsbare kinderen zijn.
Op grond van al hetgeen hierboven is overwogen, is het hof van oordeel dat erkenning door de man strijdig is met het belang van de kinderen. Er zijn nog steeds reële risico’s dat zij ten gevolge van een erkenning door de man zullen worden belemmerd in hun evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
Ook is het hof van oordeel dat op grond van hetgeen hierboven is overwogen omgang met de man in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Daar komt bij dat [minderjarige 1] ook zelf in haar brief aan het hof ernstige bezwaren heeft geuit tegen de omgang.
De rechtbank heeft dan ook terecht en op de juiste gronden de verzoeken van de man afgewezen.
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.1
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. C.E. Buitendijk en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 29 november 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.