ECLI:NL:GHAMS:2022:3350

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
200.313.670/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en niet-ontvankelijkheid vader in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige]. De vader, die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2022, is niet-ontvankelijk verklaard. De moeder, die het gezag over de minderjarige uitoefent, heeft de vader als verzoeker in deze procedure. De gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam, hierna de GI, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige, die oorspronkelijk was ingesteld bij beschikking van de rechtbank van 23 februari 2016 en laatstelijk was verlengd tot 23 mei 2022.

De mondelinge behandeling vond plaats op 17 november 2022, waarbij de advocaten van zowel de vader als de moeder aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, I. Stuifbergen. De GI was echter niet verschenen. Het hof heeft in zijn overwegingen verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 12 september 2014, waarin is vastgesteld dat de vader, sinds hij niet meer met het gezag is belast, niet langer als belanghebbende kan worden beschouwd in het kader van de ondertoezichtstelling. Dit betekent dat hij niet de bevoegdheid heeft om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de GI om de ondertoezichtstelling niet te verlengen.

Het hof heeft daarom de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de voorzitter in aanwezigheid van de griffier en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 29 november 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.313.670/01
zaaknummer rechtbank: C/13/715697 / JE RK 22-231
beschikking van de meervoudige kamer, uitgesproken op 17 november 2022 en schriftelijk uitgewerkt op 29 november 2022,
in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats ] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.B. Chylinska te Zaandam,
en
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [de moeder] (hierna: de moeder), advocaat mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam;
- de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
In zijn adviserende rol is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 12 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 20 juli 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 mei 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 17 november 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
-de advocaat van de vader;
-de advocaat van de moeder;
- de raad, vertegenwoordigd door I. Stuifbergen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is de GI niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de vader en de moeder is geboren:
- [minderjarige] , [in] 2015.
Bij beschikking van de rechtbank van 9 december 2020 is het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd. Sindsdien oefent de moeder alleen het gezag uit over [minderjarige] . De beschikking van 9 december 2020 is door dit hof bekrachtigd bij beschikking van 26 oktober 2021.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 23 februari 2016 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien telkens verlengd, laatstelijk tot 23 mei 2022. Op 29 maart 2022 heeft de GI om verlenging verzocht, welk verzoek heeft geleid tot de bestreden beschikking.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de GI, inhoudende de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden, afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek van de GI (alsnog) toe te wijzen en te bepalen dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] conform dat verzoek wordt verlengd.

5.De motivering van de beslissing

Uit het arrest van de Hoge Raad van 12 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2665 volgt dat de vader, sinds hij niet meer met het gezag is belast, in het kader van de ondertoezichtstelling niet langer kan worden beschouwd als belanghebbende in de zin van artikel 798, lid 1, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het inleidende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling dat heeft geleid tot de bestreden beschikking is ingediend door de GI. Een en ander leidt tot de conclusie dat de vader niet de bevoegdheid toekomt hoger beroep in te stellen tegen de bestreden beslissing. Hij is daarom in het hoger beroep niet-ontvankelijk.

6.De beslissing

het hof:
Verklaart de vader niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Kloosterhuis, mr. A.N. van de Beek en mr. M.F.G.H. Beckers, op 17 november 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier en op 29 november 2022 schriftelijk uitwerkt en ondertekend door de voorzitter en de griffier.