Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
SAN MIGUEL HOLDINGS CORP., gevestigd te Manilla (Filipijnen) en
ATLANTIC AURUM INVESTMENTS B.V.,
PADMA FUND LP,
PT CITRA LAMTORO GUNG PERSADA,
PT BHASKARA DUNIAJAYA,
PT MATRASARANA ARSITAMA,
1.Het verloop van het geding
2.Feiten
- a) SMHC is een dochteronderneming van San Miguel Corporation, het grootste gediversifieerde conglomeraat van de Filipijnen. Padma is een investeringsvehikel waarvan de Indonesiër [naam 1] (hierna: [naam 1] ) de
- b) Ten tijde van na te melden aandelenoverdracht was SMHC eigenares van, afgerond, 51% van de aandelen in AAIBV, terwijl de overige, afgerond, 49% van de aandelen op naam van Padma stonden.
- c) Op 5 maart 2015 heeft Padma 44% van de op haar naam staande aandelen verkocht en geleverd aan SMHC. Bij op 4 maart 2015 tussen SMHC en Padma gesloten
- d) Bij brief van 27 oktober 2015 heeft Padma SMHC te kennen gegeven voormelde koopoptie te willen uitoefenen. SMHC heeft dit geweigerd en de betrokken partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.
- e) De tussen SMHC c.s. en Citra c.s. gesloten
- f) Padma c.s. zijn op 10 maart 2016 tegen SMHC c.s. op grond van de zojuist geciteerde clausule een arbitrageprocedure begonnen voor het
- g) Bij gedeeltelijk arbitraal eindvonnis van 16 november 2020 (hierna ook: het arbitrale vonnis van 16 november 2020) hebben de arbiters (onder meer) deze stelling verworpen en als volgt beslist:
a. The Tribunal has jurisdiction over the Parties’ dispute;
entitlement to post-award interest, unless agreed by the Parties, shall be dealt with in a further award or awards in accordance with procedural directions to be issued by the Tribunal; and
shall fully bear the costs of the arbitration in the amount of SGD[Singapore dollar; hof]
3,797,345.51, and shall reimburse the Respondents for any sums paid by the Respondents towards the costs of the arbitration, less any refunds received by the Respondents from the SIAC.
27,171,546.36;
8,871.80.
- i) Beide arbitrale vonnissen zijn onherroepelijk: er is geen rechtsmiddel tegen ingesteld (dat was ook niet mogelijk) en er is geen vernietiging van gevorderd.
- j) Op 9 maart 2021 heeft (alleen) Padma bij het SIAC een nieuwe arbitrage tegen SMHC c.s. aanhangig gemaakt (verder ook: de nieuwe arbitrage). Deze arbitrage loopt nog.
3.Beoordeling
Exempted Limited Partnership (ELP)is en naar het recht van de Kaaimaneilanden als zodanig geen rechtspersoon is, geen drager van rechten en verplichtingen kan zijn en niet in rechte kan optreden. Ter staving van dit standpunt wijzen Padma c.s. (onder meer) op een onherroepelijke uitspraak van de
Grand Court of the Cayman Islands(verder: de
Grand Court) van 8 oktober 2021 en op een
Opinionvan [naam 2] , werkzaam bij Campbells LLP, van 3 oktober 2022. Naar Nederlands internationaal privaatrecht, op dit punt vastgelegd in artikel 10:119 aanhef en onder a BW, beheerst het op een corporatie toepasselijke recht onder meer de vraag of zij rechtspersoon is, drager kan zijn van rechten en verplichtingen en in rechte kan optreden. Naar het te dezen toepasselijke recht van de Kaaimaneilanden is dat (dus) niet het geval, aldus Padma c.s.
Grand Courtte erkennen, maar vanwege het ontbreken van een voldoende duidelijk en concreet geformuleerd (voorwaardelijk) tegenverzoek in de conclusie van het verweerschrift en van iedere aanduiding van een gedaan tegenverzoek in de kop van dat stuk kan het hof dit ‘verzoek’ niet aanmerken als een tegenverzoek in de zin van artikel 282 lid 4 Rv., reden waarom hierop verder niet zal worden ingegaan.
Option Letteren bij de SHA, dat Padma zelf de arbitrageprocedure is begonnen die tot de onderhavige arbitrale vonnissen heeft geleid, dat Padma zelf de nieuwe arbitrageprocedure is begonnen en daarin na 8 oktober 2021, de datum van voormelde uitspraak van de
Grand Court,haar vorderingen heeft gehandhaafd, en dat Padma zichzelf tegenspreekt. SMHC c.s. verbinden hieraan naar het hof begrijpt, de consequenties dat het onderhavige verweer van Padma niet kan worden gehonoreerd op grond van de zogeheten Lizardi-regel (waarvan de strekking is dat de contractspartij die volgens haar personele wet – of ingeval van een rechtspersoon: de wet volgens welke zij is opgericht – handelingsonbevoegd of handelingsonbekwaam is, zich daarop niet kan beroepen wanneer zij handelt buiten de beslotenheid van de eigen rechtskring en de wederpartij van die handelingsonbevoegdheid of handelingsonbekwaamheid niet op de hoogte was, noch behoorde te zijn), dat Padma misbruik van (proces)recht maakt en dat het onderhavige verweer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, althans in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
ofPadma rechtspersoon is, drager van rechten en verplichtingen kan zijn en in rechte kan optreden en niet of de handelingsonbevoegdheid of handelingsonbekwaamheid van een bestaande (rechts)persoon aan de wederpartij kan worden tegengeworpen.
Grand Courtvan 21 april 2022 en een
Opinionvan [naam 3] van 27 september 2022, betoogd dat Padma naar het recht van de Kaaimaneilanden (wel) procesbevoegdheid heeft.
general partner(s)’van Padma, althans de (rechts)personen, onder welke benaming dan ook, op wie het arbitrale vonnis van 30 april 2021, indien dat wordt erkend en verlof tot tenuitvoerlegging daarvan zal worden verleend, (uiteindelijk) ten uitvoer kan worden gelegd. Indien deze belanghebbenden vervolgens verschijnen, zal een nieuwe mondelinge behandeling worden gelast. Padma c.s. zullen het hof de volledige persoons- en adresgegevens van deze belanghebbenden moeten verschaffen, opdat het hof hen kan oproepen.