ECLI:NL:GHAMS:2022:330

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
23-003057-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor liquidatie in Almere

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor een liquidatie in Almere in 2017. De verdachte wordt gezien als medepleger van deze voorbereidingen, die onder meer het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en de heling van een gestolen auto omvatten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelingen heeft verricht die gericht waren op de liquidatie van een specifiek doelwit. De verdachte is op 1 juni 2017 aangehouden in een gestolen BMW, terwijl hij zich in de nabijheid van het doelwit bevond. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de betrokkenheid van de verdachte bij een gewelddadig misdrijf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23 - 003057 - 18
datum uitspraak: 11 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof [geboorteplaats] gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 augustus 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13 - 730030 - 17 tegen
[verdachte],
geboren te Amsterdam op [geboortedag] 1972,
gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 september 2021, 10, 11, 13 en 28 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte en door het Openbaar Ministerie is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat - generaal en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg en in hoger beroep toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 april 2017 tot en met 1 juni 2017 te Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van het met (een) ander(en) te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord c.q. doodslag als bedoeld in de artikelen 289 c.q. 287 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
  • een vuurwapen, te weten een pistool (merk Glock, model 26, kaliber 9x19 mm (synoniem 9 mm luger)) en/of
  • een patroonmagazijn (met daarin een of meer (10) patro(o)n(en) (model volmantel rondneus, kaliber 9 mm luger (synoniem 9x19 mm)) en/of
  • een (personen)auto (van het merk Volkswagen, type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken 1] )
en/of
  • drie, in elk geval een of meer, gestolen (personen)auto’s (van het merk BMW, type 5er, Reihe 530i (origineel kenteken [kenteken 2] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 3] ) en/of van het merk BMW, type 5 - serie (origineel kenteken [kenteken 5] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 6] ) en/of van het merk Volkswagen type Caddy sdi 55kw bestel (origineel kenteken [kenteken 7] . voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 8] )) en/of
  • een of meer (encrypted) telefoon(s) (merk: Blackberry en/of iphone) en/of
  • een fles(je) met daarin benzine en/of een fles(je) met daarin ammoniak, in ieder geval (telkens) een brandbare vloeistof en/of
  • een of meer la(a)g(en) zwarte/donkerkleurige kleding (over elkaar) en/of
  • een of meer pa(a)r(en) plastic en/of tuin handschoenen en/of
  • een muts,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf;
Subsidiair:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 20 april 2017 tot en met 1 juni 2017 te Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van het met (een) ander(en) te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord c.q. doodslag als bedoeld in de artikelen 289 c.q. 287 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
  • een vuurwapen, te weten een pistool (merk Glock, model 26, kaliber 9x19 mm (synoniem 9 mm luger)) en/of
  • een patroonmagazijn (met daarin een of meer (10) patro(o)n(en) (model volmantel rondneus, kaliber 9 mm luger (synoniem 9x19 mm)) en/of
  • een (personen)auto (van het merk Volkswagen, type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken 1] ) en/of
  • drie, in elk geval een of meer, gestolen (personen)auto’s (van het merk BMW, type 5er, Reihe 530i (origineel kenteken [kenteken 2] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 3] ) en/of van het merk BMW, type 5 - serie (origineel kenteken [kenteken 5] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 6] ) en/of van het merk Volkswagen type Caddy sdi 55kw bestel (origineel kenteken [kenteken 7] , voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) van het kenteken [kenteken 8] )) en/of
  • een of meer (encrypted) telefoon(s) (merk: Blackberry en/of iphone) en/of
  • een fles(je) met daarin benzine en/of een fles(je) met daarin ammoniak, in ieder geval (telkens) een brandbare vloeistof en/of
  • een of meer la(a)g(en) zwarte/donkerkleurige kleding (over elkaar) en/of
  • een of meer pa(a)r(en) plastic en/of tuin handschoenen en/of
  • een muts,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 20 april 2017 tot en met 1 juni 2017 te Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door
- [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] met zijn mededader(s) auto en/of met voornoemde (gestolen) (personen)auto (van het merk BMW, type 5er, Reihe 530i, voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) (vals kenteken [kenteken 3] , origineel kenteken [kenteken 2] ) te vervoeren naar (de directe omgeving van) de plaats des misdrijfs en/of een of meer (andere) plaatsen en/of
- ( in zijn mededader(s) auto en/of met voornoemde (gestolen) (personen)auto (van het merk BMW, type 5er, Reihe 530i, voorzien van een (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) (vals kenteken [kenteken 3] , origineel kenteken [kenteken 2] ) observaties te verrichten
en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] (vervolgens) in kennis te stellen van zijn waarnemingen en/of daarbij [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] voorstellen en/of suggesties te doen ten aanzien van de door [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of (een) ander(eren) te verrichten handelingen en/of
- [medeverdachte 2] een of meer pa(a)r(en) plastic en/of tuin handschoenen en/of een flesje te geven (om benzine te tanken) en/of
- die (gestolen) (personen)auto (van het merk BMW, type 5er, Reihe 530i, voorzien van een (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) (vals kenteken [kenteken 3] , origineel kenteken [kenteken 2] ) aldaar (te Almere) een of meer ma(a)l(en) te verplaatsen;
2.
hij op of omstreeks 1 juni 2017 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer wapen(s) en/of munitie te weten
  • een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock, model 26, kaliber 9x19 mm (synoniem 9 mm luger)) en/of
  • een patroonmagazijn (met daarin een of meer (10) patro(o)n(en) (model volmantel rondneus, kaliber 9 mm luger (synoniem 9x19 mm)), van categorie III voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 april 2017 tot en met 1 juni 2017 en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
  • een gestolen (personen)auto (van het merk BMW, type 5er, Reihe: 530i, voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) (vals kenteken [kenteken 3] , origineel kenteken [kenteken 2] ) en/of
  • een gestolen (personen)auto (van het merk BMW, type 5 - serie, voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) (vals kenteken [kenteken 6] , origineel kenteken [kenteken 4] ) en/of
  • een gestolen (personen)auto (van het merk Volkswagen, type Caddy sdi 55kw, voorzien van (een) valse en/of gedupliceerde en/of gestolen kentekenpla(a)t(en) (vals kenteken [kenteken 8] , origineel kenteken [kenteken 7] )
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betroffen.
Voor zover in de tenlastelegging taal - en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring, een andere strafbeslissing en een andere beslissing ten aanzien van het beslag komt dan de rechtbank.

Inleiding

Deze strafzaak komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam “13Baudette”. Vijf verdachten worden vervolgd in dit onderzoek: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] . Ten aanzien van vier verdachten – [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] – wordt gelijktijdig arrest gewezen. De verdachten worden hierna ter bevordering van de leesbaarheid ook aangeduid als [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] .

Feit 1: voorbereidingshandelingen

Gevoerd verweer betreffende de waardering van het bewijs
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor een bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen sprake moet zijn van een voldoende bepaaldheid op welk misdrijf de voorbereiding was gericht. In de onderhavige zaak is daarvan geen sprake. [verdachte] ging ervan uit dat hij een auto moest verplaatsen en als chauffeur moest optreden in verband met een incassoklus.
Het door de verdachte gepresenteerde scenario wordt niet door de bewijsmiddelen uitgesloten. Hij heeft geen (dubbel) opzet gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het voornemen om iemand te liquideren. Indien het hof ervan uitgaat dat er wel voldoende bewijs is voor een voorgenomen liquidatie, kan niet bewezen worden dat [verdachte] daarvan wist en dat hij het beoogde doel heeft aanvaard. Het enkele feit dat hij niet heeft doorgevraagd is daartoe onvoldoende. Het dragen van een dubbele laag kleding kan niet worden beschouwd als een voorbereidingsmiddel van een liquidatie omdat – blijkens de jurisprudentie – ook in zaken waarin andere feiten dan een liquidatie aan de orde waren, het voorkwam dat de dader meer dan één laag kleding droeg. De PGP - telefoons kunnen evenmin worden beschouwd als middelen die bestemd zijn voor het plegen van een liquidatie, nu inmiddels bekend is dat PGP - telefoons voor zowel legale als illegale doeleinden gebruikt kunnen worden. Wat betreft het wapen, heeft [medeverdachte 2] verklaard dat het wapen niet bedoeld was voor een liquidatie, maar om druk te kunnen uitoefenen bij de incasso - opdracht. [verdachte] wist ook niet dat [medeverdachte 2] een wapen bij zich had, zoals ook door [medeverdachte 2] is verklaard. Van het flesje met benzine – voor zover al kan worden vastgesteld dat er benzine in zat – kan evenmin worden gesteld dat dit bestemd was voor een liquidatie. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat auto’s ook in brand worden gestoken na bijvoorbeeld een plofkraak of een overval. Het gesprek met de passage “hier het flesje” wordt door het Openbaar Ministerie verkeerd uitgelegd: de benzine in het flesje was namelijk bestemd voor de brommer van [medeverdachte 2] . In elk geval had het flesje met benzine – als het bestemd was voor het plegen van een liquidatie – in de auto moeten liggen en niet in het tuinhuis van [medeverdachte 3] om te kunnen worden aangemerkt als een middel dat was bestemd voor het plegen van een liquidatie. Een vrijspraak dient in elk geval te volgen voor het medeplegen, nu een bewuste en nauwe samenwerking niet kan worden vastgesteld.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat - generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen – waaronder de OVC - gesprekken en het aantreffen van [verdachte] op 1 juni 2017 samen met [medeverdachte 2] in een gestolen auto met dubbele kleding aan, met een wapen in de auto aanwezig – kan worden afgeleid dat de verdachten bezig waren met het voorbereiden van een liquidatie op [slachtoffer] die in de [buurt A] in Almere woonde. Er kan met een voldoende mate van bepaaldheid op grond van het dossier worden vastgesteld dat het doel een liquidatie en het doelwit [slachtoffer] was. Hoewel [verdachte] pas op 29 mei 2017 in beeld kwam, kan hetgeen daarvoor heeft plaatsgevonden, wel worden betrokken in de bewijsvoering. De voorbereidingshandelingen zijn gepleegd met de volgende voorbereidingsmiddelen: een vuurwapen, een patroonmagazijn met patronen, een Volkswagen Polo, twee gestolen BMW’s, een gestolen Volkswagen Caddy, een flesje benzine, een flesje ammoniak, kleding, handschoenen en een muts. Voor de ten laste gelegde encrypted telefoons moet een vrijspraak volgen nu van deze telefoons onvoldoende bepaald kan worden dat deze bestemd waren tot het begaan van het beoogde misdrijf. Er is – gelet op de planmatige voorbereiding – sprake van voorbedachte raad. Ook uit de periode waarin de voorbereiding plaatsvond, is af te leiden dat de verdachten gelegenheid hadden om over het voorgenomen misdrijf na te denken en rekening te houden met de gevolgen daarvan. Hoewel de rollen van de verschillende verdachten verschilden, blijkt dat zij allen intensief samenwerkten, in de wetenschap van het beoogde misdrijf en met opzet, en zo ieder een eigen bijdrage leverde, die steeds van voldoende gewicht was zodat van medeplegen gesproken kan worden. Gelet op de uit het dossier volgende, voor het bewijs redengevende feiten en omstandigheden had het op de weg van de verdachte gelegen om een die redengevendheid ontzenuwende verklaring te geven, waarin de verdachte niet is geslaagd. Op essentiële vragen/punten heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen en de antwoorden die hij in hoger beroep op enkele vragen heeft gegeven leidden met name tot veel nieuwe vragen die vervolgens weer onbeantwoord bleven.
Het oordeel van het hof
Juridisch kader
Bij de beantwoording van de vraag of de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen zijn bewezen, moet – zoals het hof eerder in het arrest in de zaak 26Koper heeft overwogen – komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen, stoffen en vervoermiddelen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezen verklaarde gedragingen van de verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.​
In de bewijslevering zijn aldus een objectieve en een subjectieve component te onderscheiden. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderlinge verband. De te hanteren maatstaf daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm. De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte. Het criminele karakter daarvan kan blijken uit verklaringen van hemzelf of van anderen of uit bewijsmiddelen die zijn drijfveren onthullen, zoals opgenomen en afgeluisterde OVC - gesprekken. Deze beide aspecten in de bewijslevering zijn te onderscheiden maar niet te scheiden. De interpretatie van objectieve gedragingen wordt ingevuld mede aan de hand van inzicht in intenties. De bedoelingen van de verdachte op hun beurt kunnen worden afgeleid uit gedrag. Daarbij past behoedzaamheid van de rechter. Hij dient te waken voor een te vergaande invulling. Naarmate meer inzicht bestaat in de intenties van de verdachte wordt de beoordeling van de bestemming van gedragingen zoals het voorhanden hebben van voorwerpen, vergemakkelijkt. En omgekeerd kunnen de gedragingen van de verdachte of de voorwerpen waarover deze beschikt in hun onderlinge verband en samenhang een zodanige zeggingskracht hebben, dat de intenties min of meer duidelijk naar voren komen. Dat geldt met name voor voorwerpen waaruit naar hun aard geen bijzondere bestemming kan worden afgeleid, zoals auto’s. Pas in hun onderlinge samenhang of in het grotere verband met voorwerpen die wel als zodanig in een criminele context kunnen worden geplaatst, kunnen deze voorwerpen onder omstandigheden als voorbereidingsmiddel worden getypeerd.
Het centrale begrip in het voorgaande is het misdadige doel dat de verdachte voor ogen heeft. In de rechtspraak wordt de maatstaf gehanteerd dat dit misdadige doel met voldoende bepaaldheid moet blijken. Bewezen moet worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de bestemming (het beoogde gebruik) van de voorwerpen die hij voorhanden had. Daaronder is begrepen voorwaardelijk opzet, in die zin dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de gevolgen van het beoogde gebruik bewust heeft aanvaard.
De wetgever heeft, in aansluiting op de rechtspraak, het misdadige doel centraal gesteld. De verhouding tussen de intentie en het te plegen delict hoeft geen lineaire of directe te zijn. Er is een ondergrens die zich als volgt laat omschrijven. De intentionaliteit, opgevat als de criminele gerichtheid, moet vaststaan. Dat geldt ook voor het beoogde gebruik van de voorbereidingsmiddelen en voor de bedoelingen bij de verrichte voorbereidingshandelingen. Tot slot moet buiten redelijke twijfel zijn wat het karakter is van het gronddelict. Reeds vanwege het te hanteren strafmaximum dient duidelijk te zijn op welk misdrijf met een strafbedreiging van acht jaren gevangenisstraf of meer de voorbereiding betrekking heeft gehad.
De enkele intentie van de dader is niet voldoende voor strafbaarheid.
Van een acuut, direct risico, dat onmiddellijk strafvorderlijk ingrijpen urgent heeft gemaakt, hoeft echter evenmin sprake te zijn en ook niet van een gedetailleerd inzicht in het beoogde gebruik van de middelen.
In het onderhavige geval is het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten laste gelegd. Deze deelnemingsvorm vereist een bewuste en nauwe samenwerking, alsmede opzet van de verdachte op de door hemzelf verrichte gedragingen en op de samenwerking. Dat opzet hoeft evenwel niet bij elke deelnemer op gelijke wijze te zijn georiënteerd noch op dezelfde wijze te zijn gevormd.
In deze zaak komt tot slot in de sleutel van de waardering van het gepresenteerde bewijs betekenis toe aan de volgende omstandigheid. De verdachte heeft gedurende het opsporingsonderzoek en in beide fasen van de berechting grotendeels gebruikgemaakt van zijn zwijgrecht. De verdachte heeft bij de politie, zes maanden na zijn aanhouding, een verklaring afgelegd en heeft vervolgens – in de fasen van de berechting – vragen beantwoord (welke beantwoording er samengevat op neer kwam dat hij was benaderd om een BMW te verplaatsen, dat hij [medeverdachte 2] verder niet kende en – zoals hij later aanvullend heeft verklaard – dat het om een incassoklus zou gaan). Op tal van vragen die verder inzicht zouden kunnen geven in dat gepresenteerde scenario – zoals van wie hij de PGP - telefoon had gekregen, de omvang van de incassoklus, de persoon bij wie geld gehaald moest worden, en de vraag hoe het kan dat er door hem een ticket voor een vlucht naar Spanje op 29 december 2016 voor hem en voor [medeverdachte 2] (op de naam [betrokkene 1] ) is geboekt [1] – heeft de verdachte evenwel geen antwoord willen geven.
Daarmee verschuift het accent in de bewijswaardering in aanzienlijke mate van wat is gebleken over de subjectieve wil van de verdachte naar de context van de uiterlijke verschijningsvorm van het samenstel van voorbereidingsmiddelen ten aanzien waarvan gedragingen van de verdachte zijn gebleken in combinatie met de gesprekken die hij heeft gevoerd.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De bewijsmiddelen hebben blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking op vijf personen. Het gaat om [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] . [medeverdachte 2] en [verdachte] hadden contact in de periode van 29 mei tot en met 1 juni 2017, waarbij [medeverdachte 3] vaak de Volkswagen Polo bestuurde. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] hadden contact in de periode van 21 tot en met 25 april 2017. Dit blijkt uit de voor het bewijs gebezigde OVC - gesprekken, gevoerd in de Volkswagen Polo in gebruik bij [medeverdachte 3] , de partner van [medeverdachte 2] .
Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is uiteengezet, stelt het hof op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
- In de periode van 21 april tot en met 31 mei 2017 heeft [medeverdachte 2] , in wisselende samenstellingen, veelvuldig door de [buurt A] en in het bijzonder door de [straatnaam A] gereden. [2] De [straatnaam A] is gelegen in de [buurt A] , een andere wijk dan (en ook niet in de buurt gelegen van) de wijk waar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] woonachtig waren. Indien zij rijdend op de A6 naar hun woning in de [straatnaam B] wilden gaan, was het niet nodig om door de [buurt A] /de [straatnaam A] te rijden, wat wel regelmatig gebeurde. Het hof stelt verder op grond van openbare bronnen vast dat de [straatnaam A] niet op de route ligt vanaf het centrum van Almere naar de [straatnaam B] .
- In de periode van 21 april tot en met 31 mei 2017 zijn verschillende gesprekken opgenomen in de Volkswagen Polo waaraan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [verdachte] en/of [medeverdachte 1] op verschillende momenten deelnamen.
21 - 25 april 2017:
  • [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] bevonden zich in en verplaatsten zich met de Volkswagen Polo en voerden gesprekken in de auto.
  • Op 25 april 2017 is de gestolen Volkswagen Caddy in de [buurt B] in Almere aangetroffen. In de Nissan Micra op naam gesteld van [medeverdachte 4] werd een sleutel aangetroffen met dezelfde “plaatjescode” als de originele sleutel van deze gestolen Volkswagen Caddy. Het navigatiesysteem (TomTom) dat volgens de aangever in de auto lag, is ook in de Nissan van [medeverdachte 4] aangetroffen. Deze Volkswagen Caddy zou gebruikt worden om te “timeren” (het hof begrijpt: om de aanwezigheid van [slachtoffer] in de wijk vast te stellen).
- Op 25 april 2017 is de Volkswagen Caddy in de [buurt B] geparkeerd en zijn [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] op meerdere momenten die avond bij deze Caddy gezien en zijn er door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] handelingen verricht aan de Caddy. Over de Caddy werd ook door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] gesproken. Vervolgens werd de Caddy op de [straatnaam C] geparkeerd.
29 april 2017:
- [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] reden omstreeks 15:29 uur door de [straatnaam A] .
13 - 15 mei 2017:
  • In de nacht van 13 op 14 mei 2017 reden [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] van Almere naar de [straatnaam D] in Amsterdam Noord. Aldaar werden de portieren geopend en weer gesloten. Vervolgens is [medeverdachte 3] vertrokken terwijl zij een telefoongesprek voerde met een onbekend gebleven persoon die zij vertelde dat ze “
  • Op 14 mei 2017 rond middernacht is [medeverdachte 4] staande gehouden en kort daarna (inmiddels 15 mei 2017) aangehouden. Hij reed in een gestolen BMW met valse kentekenplaten. Het hof stelt vast dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] deze BMW in de nacht van 13 op 14 mei 2017 hebben opgehaald. Dit kan worden afgeleid uit (i) het bezoek aan de [straatnaam D] in Amsterdam Noord de nacht ervoor, (ii) de mededeling van [medeverdachte 3] kort nadat zij weer vanaf de [straatnaam D] was vertrokken dat “
20 - 29 mei 2017:
  • [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] reden op 20 mei 2017 omstreeks 22:28 uur door de [straatnaam A] .
  • Om 01:18 uur (inmiddels 21 mei 2017) haalde [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] op in de omgeving van de [straatnaam A] en om 03:37 uur reden ze vanaf het centrum van Almere via de [straatnaam A] naar hun woning in de [straatnaam B] .
  • Op 21 mei 2017 omstreeks 15:32 uur reden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de Volkswagen Polo door de [straatnaam A] om vervolgens naar Amsterdam te rijden. Later reden zij weer via de [straatnaam A] terug naar de [straatnaam B] .
  • Op 22 mei 2017 omstreeks 20:57 uur reden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de Volkswagen Polo door de [buurt A] .
  • Op 22 mei 2017 werd op de [straatnaam D] in Amsterdam Noord – in de directe omgeving waar in de nacht van 13 op 14 mei 2017 [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] door [medeverdachte 3] waren afgezet – een gestolen BMW met het oorspronkelijke kenteken [kenteken 2] en later voorzien van een valse kentekenplaat met kenteken [kenteken 3] aangetroffen.
  • Op 23 mei 2017 omstreeks 19:45 uur zette [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] met de Volkswagen Polo af in de directe nabijheid van de [straatnaam A] ; omstreeks 21:34 uur pikte ze hem een paar straten verderop weer op.
  • Op 27 mei 2017 omstreeks 01:31 uur reed [medeverdachte 2] met [medeverdachte 3] in de Volkswagen Polo door de [straatnaam A] . In de avond, omstreeks 23:25 uur, zette [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] af vlakbij de [straatnaam A] , om hem daar vervolgens ongeveer een kwartier later weer op te pikken.
  • Op 29 mei 2017 omstreeks 18:45 uur werd de gestolen BMW (inmiddels voorzien van valse kentekenplaten) naar Almere verplaatst. Omstreeks 23:35 uur reed de BMW door de [straatnaam A] . [verdachte] en [medeverdachte 2] waren enkele minuten daarvoor in de BMW gestapt.
  • Op 29 mei 2017 omstreeks 23.30 uur zijn twee personen gezien die vanuit een steeg de [straatnaam A] inliepen. Het betrof een negroïde man en een blanke man. De blanke man is herkend als [verdachte] .
30 mei – 1 juni 2017:
  • Op 30 mei 2017 omstreeks 20:45 uur liep [medeverdachte 2] door de [straatnaam A] .
  • Later die avond reden [medeverdachte 2] en [verdachte] in de Volkswagen Polo naar het benzinestation op de [straatnaam E] en vulden daar een flesje met benzine.
  • In de schuur bij de woning waar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] toen verbleven is in een blauwkleurige tas een flesje met benzine en een flesje ammoniak (en handschoenen) aangetroffen. Aan het flesje met benzine zat een handschoen geplakt die overeenkomt met de handschoenen die [verdachte] later tijdens de aanhouding droeg.
  • Op 30 mei 2017 omstreeks 23:58 uur verplaatste [verdachte] de BMW naar de [straatnaam A] . Omstreeks 01:42 uur (het is dan 31 mei 2017) maakte de BMW een rondje door de [buurt A] en werd de BMW opnieuw geparkeerd in de [straatnaam A] . Om 02:31 uur werd de BMW naar de [straatnaam F] verplaatst.
  • Op 31 mei 2017 om 19:22 uur parkeerde de politie de Volkswagen Polo van [slachtoffer] in de [straatnaam A] .
  • Op 31 mei 2017 om 19:30 uur reden [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in de Volkswagen Polo door de [straatnaam A] . Om 21:25 uur reden zij nogmaals door deze straat. Zij reden vervolgens naar Rotterdam (na [verdachte] te hebben opgehaald) en reden op 1 juni 2017 in de nachtelijke uren weer door de [straatnaam A] . Enkele minuten nadat [verdachte] de BMW in de [buurt C] had verplaatst, brachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] [verdachte] terug naar Amsterdam; [verdachte] zei tegen [medeverdachte 2] dat hij morgen van hem hoort, hetgeen [medeverdachte 2] bevestigde.
  • Op 1 juni 2017 omstreeks 21:50 uur haalden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] [verdachte] met de Volkswagen Polo op in Amsterdam. Omstreeks 22:39 uur stapte [verdachte] in de gestolen BMW en reed weg. Enkele meters later stapte ook [medeverdachte 2] in. Vervolgens werden [medeverdachte 2] en [verdachte] omstreeks 22:50 uur aangehouden
Het scenario van de advocaat - generaal
De advocaat - generaal heeft betoogd dat de OVC - gesprekken, de locatiegegevens en de verklaring van [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechtbank, in onderlinge samenhang beschouwd, bevestigen dat de verdachte en zijn medeverdachten voorbereidingen troffen voor de liquidatie van [slachtoffer] die woonachtig was in de [buurt A] in Almere door (i) vluchtauto’s in die wijk te plaatsen, (ii) een Volkswagen Caddy op de toegangsweg naar de [buurt A] te plaatsen van waaruit getimerd kon worden, (iii) een vuurwapen en een patroonmagazijn aanwezig te hebben, (iv) een flesje benzine bij een benzinestation te vullen en (v) op 1 juni 2017 in een gestolen BMW naar de [buurt A] te rijden terwijl [verdachte] een dubbele laag kleding aan had en achter het stuur zat, [medeverdachte 2] op de achterbank zat met een half doorgeladen wapen in zijn zak en allebei voorzien waren van PGP - telefoons waarvan de batterijen waren verwijderd, maar wel afzonderlijk aanwezig waren. De gevoerde gesprekken in de Volkswagen Polo in het licht van de hiervoor genoemde bevindingen, duiden erop dat de verdachte en zijn medeverdachten op zoek waren naar [slachtoffer] en voorbereidingen troffen om hem te liquideren.
Het scenario van de verdachte
[verdachte] heeft daartegenover gesteld dat hij in de [buurt A] aanwezig was op verzoek van [medeverdachte 2] om een BMW te verplaatsen en – zoals hij pas in hoger beroep heeft hij verklaard – [medeverdachte 2] te helpen bij een incassoklus. De bedoeling was dat [medeverdachte 2] de debiteur zou aanspreken en hij in de auto zou wachten. Mocht het uit de hand lopen, dan zou hij [medeverdachte 2] wel gaan helpen. Het vullen van het flesje benzine was voor de scooter van [medeverdachte 2] .
De beoordeling door het hof
Het hof stelt voorop dat voor de beoordeling van het ten laste gelegde feit en de rol van [verdachte] het geheel van feiten en omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet, relevant is. Het enkele feit dat [verdachte] pas op 29 mei 2017 in beeld is gekomen maakt dat niet anders, nu deze feiten en omstandigheden voor de duiding van de activiteiten waaraan [verdachte] op een gegeven moment is gaan deelnemen relevant zijn. Verder acht het hof de verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechtbank relevant, waaruit blijkt dat (i) van een incassoklus geen sprake was, (ii) de gezochte persoon [slachtoffer] betrof, (iii) vanuit de Caddy zou worden getimerd, (iv) [medeverdachte 1] in de gesprekken ook sprak over een ‘andere liquidatie’, (v) dat hij in het gesprek over het vinden van DNA in het busje advies gaf omdat hij bang was dat hij DNA zou achtergelaten, terwijl de sporen weggaan als het busje wordt verbrand en (vi) er het een en ander met [slachtoffer] zou gebeuren.
[medeverdachte 1] heeft ten overstaan van het hof als getuige in de zaak van [verdachte] weliswaar verklaard dat hij deze verklaring heeft afgelegd op advies van zijn toenmalige raadsvrouw en dat hij enkel heeft verklaard wat de rechtbank wilde horen, maar het hof acht dit niet geloofwaardig. Niet alleen is het bevreemdend dat [medeverdachte 1] zonder reden een verklaring zou afleggen waarmee hij zichzelf op verschillende punten belast, maar ook is van belang dat de door hem afgelegde verklaring op details bevestiging vindt in de overige bewijsmiddelen, te weten de verschillende OVC - gesprekken, locatiegegevens, het aantreffen van [medeverdachte 2] en [verdachte] op 1 juni 2017 in een gestolen BMW terwijl zij in de richting van de [buurt A] reden en de vaststelling dat [slachtoffer] in de [straatnaam A] een verblijfadres had. Het hof acht de verklaring van [medeverdachte 1] geloofwaardig en betrouwbaar, temeer omdat hij – zoals hij ook zelf ten overstaan van de rechtbank heeft verklaard – tijdens de gesprekken in de Volkswagen Polo dacht dat hij in een vertrouwelijke omgeving was en hij vrijuit kon spreken. Met andere woorden, hij achtte zich onbespied en voelde zich vrij te zeggen wat hij wilde. Het hof zal de verklaring van [medeverdachte 1] die hij ten overstaan van de rechtbank heeft afgelegd dan ook voor het bewijs bezigen.
Het door het Openbaar Ministerie gepresenteerde scenario past naar het oordeel van het hof beter bij de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, mede bezien in het licht van de verklaring van [medeverdachte 1] , dan het door de verdachte gepresenteerde scenario. Uitgaande van het door de verdachte gepresenteerde scenario dat hij enkel een auto moest verplaatsen en het om een incassoklus ging, valt immers niet in te zien dat:
  • zij dienden te beschikken over een gestolen auto, die bovendien verplaatst moest worden;
  • een flesje met benzine moest worden gevuld (dat dit bedoeld was voor de scooter van [medeverdachte 2] zoals door de verdachte, eerst ter zitting in hoger beroep, is verklaard is niet aannemelijk geworden);
  • [verdachte] op 1 juni 2017 met een dubbele laag kleding in de gestolen BMW moest zitten;
  • [medeverdachte 2] toen een half doorgeladen wapen in zijn jaszak moest hebben en een handschoen tussen zijn benen klaar moest hebben liggen.
Bovendien past naar het oordeel van het hof het direct voorhanden hebben van het wapen niet bij de verklaring dat eerst getracht zou worden de “debiteur” aan te spreken. Het separaat van de PGP - telefoons bewaren van de batterijen duidt daarnaast op het willen bemoeilijken van traceren, wat zich evenmin goed laat verklaren als enkel een incassoklus werd verricht bestaande uit het in eerste instantie aanspreken door [medeverdachte 2] van de debiteur. De verklaring van [verdachte] ten overstaan van het hof dat hij de batterij uit zijn PGP - telefoon had gehaald omdat de batterij leeg was en de verklaring van [medeverdachte 2] , afgelegd als getuige in de zaak van [verdachte] ten overstaan van het hof, dat de batterij uit zijn PGP was gevallen, acht het hof niet aannemelijk geworden.
Verder is van belang dat ook de in de Volkswagen Polo gevoerde gesprekken beter passen bij het scenario van de advocaat - generaal dat een liquidatie werd voorbereid dan het scenario van de verdachte dat een incassoklus werd uitgevoerd of voorbereid.
Het hof wijst op de navolgende gesprekken:
Het gesprek over het “uitkammen van de wijk” van 21 april 2017.
Hoewel de vertalingen van de politietolken 1 en 2 en de door de RHC benoemde tolk 5 [5] woordelijk wat verschillen, is de strekking van de vertalingen van dit onderdeel van het gesprek duidelijk, namelijk dat ze (het hof begrijpt: de verdachten) naar de wijk gaan rijden en dat ze (het hof begrijpt: de politie) de wijk helemaal gaat uitkammen en dat ze daarom scherp moeten zijn.
Het hof leidt uit dit gesprek af dat ze scherp, voorzichtig moesten zijn omdat, als de politie een melding zou krijgen, ze de hele wijk (het hof begrijpt: de [buurt A] ) zouden uitkammen.
Een dergelijk gesprek past beter bij het scenario dat door de advocaat - generaal is gepresenteerd dan het scenario dat door de verdachte is verteld. Immers een dergelijk grootschalig onderzoek waarbij de hele wijk wordt uitgekamd past beter bij een liquidatie dan in de situatie dat een incassoklus wordt uitgevoerd of voorbereid. Weliswaar was de verdachte bij dit gesprek niet aanwezig, relevant is dit gesprek voor de beoordeling wel. Immers, uit dit gesprek kan worden afgeleid dat toen al de voorbereidingshandelingen voor de beoogde liquidatie van [slachtoffer] begonnen.
Het gesprek over “schutter” van 22 april 2017 omstreeks 22:00 uur.
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] reden in de Volkswagen Polo naar de [straatnaam G] in de [buurt B] in Almere. Daar ging [medeverdachte 4] tanken bij een benzinestation en daar werd het volgende – in de Nederlandse taal gesproken – gesprek gevoerd tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 2] : stel ze hebben kenteken gezien van verdachte (ntv)
[medeverdachte 1] : ja klopt
[medeverdachte 2] : ok ze hebben geen gezichten gezien maar gewoon snap je
[medeverdachte 1] : ja ja ja
[medeverdachte 2] : maar ze gaan kijken ntv oh dus ik moet tanken ohh
[medeverdachte 1] : Tuurlijk tuurlijk
[medeverdachte 2] : deze 2 lijken op die schutter
[medeverdachte 1] : ja klopt, vandaar, dat zijn die domme foutjes toch
en
[medeverdachte 4] : Hier zijn geen camera’s, ik tank hier bijna… weet je hoe vaak ik hier kom ntv
[medeverdachte 2] : ntv nog nooit camera’s gezien man.
Het hof leidt uit dit gesprek af dat [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 1] zegt dat ze voorzichtig moeten zijn omdat de politie via een kenteken en beelden van het benzinestation hen op grond van een signalement zou kunnen herkennen als de “schutter”. Er werd daar getankt omdat daar geen camera’s hangen. De term schutter past bij het plan om een liquidatie uit te voeren en niet bij het plan om een incassoklus te doen. Ook nu geldt dat [verdachte] weliswaar niet zelf aanwezig was bij dit gesprek, maar gelet op de inhoud van dit gesprek en wat vervolgens heeft plaatsgevonden – zoals zijn aanwezigheid in de [buurt A] , ook in de nachtelijke uren in de periode 29 mei tot en met 31 mei 2017 en in het bijzonder de rit op 1 juni 2017 naar de [buurt A] samen met [medeverdachte 2] terwijl [medeverdachte 2] in het bezit was van een wapen en [verdachte] twee lagen kleding droeg – maakt dat ook dit gesprek verder reliëf geeft aan (de wetenschap van [verdachte] over) wat daar toen de bedoeling was.
Het gesprek van 25 april 2017 omstreeks 00:28 uur
In de Nederlandse taal wordt gesproken over “problemen met het busje”:
[medeverdachte 1] : ik zei tegen hem over die busje, je weet toch. Gaat niet je weet toch om in die busje te gaan timeren, ik zeg maar dat gaan niet man. Ik zeg tegen hem die ding heeft volgens mij storing ofzo man. Ik zeg tegen hem van de vorige keer we hebben geen lichte aangelaten je weet toch. Ik zeg tegen hem die ding is gewoon ehh die busje is gewoon paranoia broer. Of niet?
[medeverdachte 2] : ja tuurlijk
Het gesprek van 25 april 2017 omstreeks 20:21 uur(eveneens in de Nederlandse taal):
[medeverdachte 1] : we moeten hem sowieso aanduwen
[medeverdachte 2] : nee… als ie gewoon niet start …
[medeverdachte 1] : ja
[medeverdachte 2] : ja.. dan ga ik die man zeggen van luister dat ding start niet we kunnen het aanduwen dan laten brengen al als het weer niet start ntv ja toch
[medeverdachte 1] : ik heb hem gister gezegd.. ik zei precies zo… ik zei tegen mijn broer luister.. we kunnen die busje daar weer gaan zetten maar ik zeg tegen hem stel je voor hij gaat niet aan voor die deur
[medeverdachte 2] : we gaan weer zeggen.. ik heb gezegd ik heb gezegd.. ok ok jullie komen naar me toe… even kijken of hij start. Als hij niet start…
[medeverdachte 1] : ja ja het is wel heet je weet toch. Stel je voor hij kijkt of iemand ziet je of wat dan ook .. ja dan kan je ook.. een hele kale busje hij ziet die busje en daaro belt ie en dan. Eh broer ik zeg je eerlijk he als in die busje zitten broer ik zeg eerlijk ik heb trauma’s van die gannoes bij ons te halen ze … gewoon heel dicht bij ons in die busje.
[medeverdachte 2] : ja ja ja ja
[medeverdachte 1] : mochten ze komen broer.. ben met niks daar brother… ik zit binnen, ben met niks brother… je weet toch ik heb trauma’s met die busje…
[medeverdachte 2] : nee nee nee ik weet dat
Uitgaande van de verklaring van [medeverdachte 2] als getuige in de zaak van [verdachte] dat het busje aan het begin, op de toegangsweg zou staan in de richting van de [buurt A] om te timeren (het hof begrijpt: om te kijken of het subject de wijk in zou rijden om hem vervolgens aan te spreken), zijn eventuele startproblemen met het busje niet relevant. Dit is anders indien het busje zou dienen als plek van waaruit getimerd moest worden in verband met een voorgenomen liquidatie of dat het busje gebruikt zou moeten worden om direct te kunnen vluchten. Overigens heeft [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechtbank verklaard dat hij, als hij in het hiervoor genoemde gesprek spreekt over “het niet aangaan voor de deur”, het heeft over de Volkswagen Caddy die dan voor de deur aan de [straatnaam A] staat en dus niet – zoals [medeverdachte 2] als getuige in de zaak van [verdachte] heeft verklaard – op de toegangsweg richting de [buurt A] . Dit gesprek gaat over de Volkswagen Caddy waarmee [verdachte] geen bemoeienis heeft gehad. Het hof zal – zoals hierna zal blijken – deze Volkswagen Caddy als voorbereidingsmiddel in de zaak van [verdachte] ook niet bewezen verklaren. Toch acht het hof dit gesprek wel relevant voor de duiding van wat zich in de weken voorafgaand aan de eerste juni 2017, het moment waarop [verdachte] en [medeverdachte 2] op weg waren naar de [buurt A] heeft plaatsgevonden. Uit dit gesprek leidt het hof af dat al eind april voorbereidingen werden getroffen, toen nog met het voornemen om de Volkswagen Caddy voor het timeren in te zetten.
Het gesprek over “busje in de brand” van 25 april 2017(eveneens in de Nederlandse taal):
[medeverdachte 4] : die actie ntv … toch? Of busje gelijk branden of busje gelijk branden… ntv
[medeverdachte 1] : busje gelijk branden is eigenlijk optimaal
[medeverdachte 4] : ok, als als we gelijk kunnen branden gaan we niet met die benzine in de auto rijden, we gaan…
[medeverdachte 1] : ja ja precies… precies ja…
[medeverdachte 4] : we gaan het wegzetten waar we het gaan branden
[medeverdachte 1] : juist… juist
[medeverdachte 2] : hm, hm. Ja tuurlijk
Het is niet aannemelijk dat een busje, dat enkel gebruikt zou worden om vast te stellen of een debiteur met wie een gesprek gevoerd diende te worden zich ergens bevindt, in de brand gestoken moest worden. Dat is anders indien men bezig is met het voorbereiden van een liquidatie. In de sleutel van de waardering van het bewijs is in dit verband ook niet zonder betekenis de hiervoor genoemde vaststelling dat [medeverdachte 2] en [verdachte] op initiatief van [verdachte] op 30 mei 2017 een flesje met benzine hebben gevuld en een flesje benzine in de schuur bij de woning van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] is aangetroffen. Uit het gesprek leidt het hof af dat het de bedoeling was dat het busje eerst zou worden weggezet en dan in brand gestoken zou worden. Ze hoefden dan immers ook niet
met benzine in die auto te rijden. In dit verband betrekt het hof tevens de verklaring van [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechtbank inhoudende dat hij bang was dat hij in het busje (het hof begrijpt: de Volkswagen Caddy) DNA zou achterlaten en dat als het busje verbrand zou worden, de sporen weg zouden zijn.
Tot slot wijst het hof nog op het volgende. Uit de omstandigheden (i) dat de auto van [slachtoffer] door de politie op 31 mei om 19:22 uur in de [straatnaam A] is geparkeerd, (ii) [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] enkele minuten later door die straat reden, (iii) [verdachte] vervolgens werd opgehaald en ze later op de avond terugkeerden naar Almere en [medeverdachte 2] omstreeks 01:40 uur tegen [verdachte] zei “
gaan we kijken als die waggie nog hetzelfde dinge is, plek”, waarna [verdachte] antwoordde “
het is toch te laat nu om te timeren,leidt het hof af dat [medeverdachte 2] op 31 mei 2017 zag dat de auto van [slachtoffer] in de [straatnaam A] geparkeerd stond. Hij is die avond/nacht nog met [verdachte] gaan kijken of de auto er nog stond en de volgende dag kwamen zij in actie en zijn zij in een gestolen BMW met een wapen naar de [buurt A] gereden.
Voldoende bepaaldheid beoogd misdrijf?
Gelet op hetgeen hiervoor aan feiten en omstandigheden is vastgesteld en is overwogen, is naar het oordeel van het hof met voldoende mate van bepaaldheid vast te stellen dat het misdadige doel in deze zaak de liquidatie van [slachtoffer] was. Immers, uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] stond ingeschreven op de [straatnaam A] . Door [medeverdachte 2] en ook door [verdachte] is veelvuldig door de [buurt A] en de [straatnaam A] gereden, ook in de nachtelijke uren. Uit de gesprekken die in de Volkswagen Polo werden gevoerd, leidt het hof af dat (i) ze scherp, voorzichtig moeten zijn omdat als de politie een melding krijgt ze de hele wijk (het hof begrijpt: de [buurt A] ) zullen uitkammen; (ii) ze voorzichtig moeten zijn omdat de politie via een kenteken en beelden van het benzinestation hen op grond van een signalement zou kunnen herkennen als de “schutter”; (iii) er (start)problemen met het busje zijn wat grote risico’s oplevert en (iv) het busje beter in brand gestoken kan worden als het weggezet is omdat er dan geen sporen achterblijven. Deze duiding vindt ook voor een groot deel bevestiging in de verklaring van [medeverdachte 1] zoals door hem ten overstaan van de rechtbank in augustus 2019 afgelegd. Deze omstandigheden in combinatie met (v) de inzet van meerdere gestolen auto’s; (vi) het vullen van een flesje benzine; (vii) de omstandigheid dat [medeverdachte 2] op 31 mei 2017 zag dat de auto van [slachtoffer] in de [straatnaam A] geparkeerd stond en vervolgens de volgende dag – 1 juni 2017 – tot concrete actie is overgegaan, waarna [medeverdachte 2] en, een in een dubbele kledinglaag gestoken, [verdachte] op 1 juni in de gestolen BMW werden aangetroffen met een wapen in de directe nabijheid en beiden met een PGP - telefoon waarvan de batterij was verwijderd, rechtvaardigen de conclusie dat sprake was van een ophanden zijnde liquidatie en dat de verdachte en zijn medeverdachte voorbereidingen hiertoe hebben getroffen.
Gelet op het voorgaande is het door de verdachte gepresenteerde alternatieve scenario niet aannemelijk geworden en wordt dit daarom terzijde geschoven.
De hiervoor weergegeven vaststellingen – in het bijzonder de intensieve samenwerking tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] gedurende de laatste vier dagen, de verschillende handelingen die [verdachte] daarbij heeft verricht en het feit dat [verdachte] samen met [medeverdachte 2] in de gestolen BMW werd aangehouden terwijl zij onderweg waren naar de verblijfplaats van [slachtoffer] op de [straatnaam A] , onder de belastende omstandigheden zoals hiervoor benoemd – leiden tot de conclusie dat [verdachte] ook wetenschap had van het plan om [slachtoffer] te liquideren.
Voorbereidingsmiddelen
Voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van het beoogde misdrijf voorhanden heeft gehad. Voor de beoordeling of de ten laste gelegde voorwerpen bestemd zijn voor het begaan van het beoogde misdrijf is relevant of de voorwerpen afzonderlijk dan wel in onderlinge samenhang naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte en zijn medeverdachten met het gebruik van de middelen voor ogen stond.
De BMW met origineel kenteken [kenteken 2]
De BMW met origineel kenteken [kenteken 2] en later voorzien van het valse kenteken [kenteken 3] werd op 22 mei 2017 in Amsterdam Noord door de politie aangetroffen. Op 1 juni 2017 zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] in deze BMW aangehouden terwijl zij op weg waren naar de [buurt A] met – zoals het hof hiervoor heeft vastgesteld – het doel om [slachtoffer] te liquideren. Met deze vaststelling staat deze BMW in directe relatie tot de uitvoering van het voorgenomen misdrijf.
Het wapen en de patroonhouder met munitie
Op 1 juni 2017 werd tijdens de aanhouding van [medeverdachte 2] in diens jaszak een half doorgeladen wapen met een patroonhouder voorzien van tien patronen aangetroffen. [medeverdachte 2] en [verdachte] waren toen – zoals hiervoor al overwogen – op weg naar de [buurt A] met het doel [slachtoffer] van het leven te beroven. Het wapen en het patroonmagazijn met patronen zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm al geschikt voor het uitvoeren van de liquidatie. Een andere reden voor het voorhanden hebben van dit wapen is niet aannemelijk geworden. Het hof gaat er – zoals hierna onder feit 2 overwogen – van uit dat [verdachte] ook op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen bij [medeverdachte 2] op 1 juni 2017 toen zij op weg waren naar de [buurt A] .
Op grond van het voorgaande en gezien het geheel aan bewijsmiddelen, zoals hiervoor uiteengezet, staat buiten redelijke twijfel dat het gebruik van de BMW en het beoogde gebruik van het wapen bestond in de inzet van het beoogde levensdelict.
Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde voorbereidingsmiddelen kan het hof onvoldoende vaststellen dat deze middelen in een nauw verband staan met de voorbereiding van de liquidatie van [slachtoffer] . In het bijzonder merkt het hof nog op dat het flesje met benzine werd aangetroffen in de schuur bij de woning van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en dus niet direct voorhanden was. Het gesprek gevoerd in de Volkswagen Polo hierover “
als we gelijk kunnen branden gaan we niet met die benzine in de auto rijdenen
we gaan het wegzetten waar we het gaan branden”bevestigt weliswaar dat de benzine niet meegenomen zou worden in de auto, maar maakt het oordeel over het nauwe verband niet anders. Ook de kleding acht het hof in onvoldoende nauw verband staan met het voorgenomen misdrijf nu de kleding veel meer verband lijkt te houden met het voorkomen van het achterlaten van sporen en identificatie. De Volkswagen Polo is weliswaar gedurende een langere periode gebruikt voor voorverkenningen, maar dit levert een voorbereiding van voorbereiding op en is aldus niet een middel voor de voorbereiding van de liquidatie van [slachtoffer] . Ten aanzien van de Volkswagen Caddy merkt het hof tot slot op dat het verband tussen dit middel en de verdachte op basis van het dossier onvoldoende is komen vast te staan, zodat de verdachte reeds om deze reden op dit punt zal worden vrijgesproken.
Voorbedachte raad
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachten zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en daarvan rekenschap hebben gegeven.
Gelet op het planmatige karakter stelt het hof vast dat sprake is van voorbedachte raad om [slachtoffer] van het leven te beroven. Gedurende de periode dat de voorbereidingen werden getroffen hadden de verdachte en zijn medeverdachten gelegenheid om over dit voorgenomen misdrijf na te denken en rekening te houden met de gevolgen daarvan. Gelet op de verschillende opvolgende handelingen, verspreid over verschillende dagen, hebben zij zich daar ook rekenschap van kunnen geven.
Medeplegen
Hiervoor heeft het hof vastgesteld dat sprake was van een vooraf gemaakt plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. De verdachten hebben op verschillende momenten, in wisselende samenstelling, activiteiten uitgevoerd, met steeds hetzelfde doel, namelijk de liquidatie van [slachtoffer] . [verdachte] heeft daarbij samengewerkt met [medeverdachte 2] . Over hun rol stelt het hof op basis van het voorgaande het volgende vast.
[verdachte]
is op 29 mei 2017 in beeld gekomen bij de voorbereidingshandelingen. [verdachte] heeft vervolgens gedurende een periode van vier dagen, tot en met 1 juni 2017, intensief met [medeverdachte 2] opgetrokken. Zij hebben meerdere keren de omgeving van de [straatnaam A] verkend; [verdachte] heeft de gestolen BMW verplaatst, deze in eerste instantie in de [straatnaam A] geparkeerd en later in de wijk waar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] woonachtig waren, om van daaruit op 1 juni 2017 te vertrekken. Hij heeft op 30 mei 2017 bij het benzinestation, zonder dat [medeverdachte 2] daarom vroeg, het flesje aangegeven dat vervolgens gevuld is met benzine en is op 31 mei 2017 in de late avonduren met [medeverdachte 2] ter plaatse om te controleren dat het doelwit daar aanwezig is. Tot slot is hij op 1 juni 2017 met [medeverdachte 2] in de gestolen BMW op weg gegaan naar de [straatnaam A] waar het doelwit zou verblijven zoals zij de avond daarvoor hadden vastgesteld. Dat [verdachte] ervan op de hoogte was dat [medeverdachte 2] het wapen bij zich had blijkt uit hetgeen hierna – met betrekking tot feit 2 – wordt besproken.
[medeverdachte 2]
had met [verdachte] contact in de periode van 29 mei 2017 tot en met 1 juni 2017, was aanwezig bij de verschillende handelingen en was samen met hem op de “actiedag”.
De opvolgende handelingen van [verdachte] en [medeverdachte 2] duiden aldus op een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het voltooien van het plan om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] in de periode van 29 mei tot en met 1 juni 2017 in Amsterdam en Almere voorbereidingshandelingen heeft verricht, gericht op de liquidatie van [slachtoffer] .

Feit 2: wapen

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen bewezenverklaring kan volgen voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen. [verdachte] wist niet dat [medeverdachte 2] een wapen bij zich had, hetgeen ook door [medeverdachte 2] is bevestigd.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat - generaal stelt dat uit de onder feit 1 weergegeven feiten en omstandigheden de wetenschap van de aanwezigheid van het wapen bij [verdachte] kan worden afgeleid, hij ook de beschikking had over het wapen en derhalve een bewezenverklaring kan volgen.
Het oordeel van het hof
Voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een (vuur)wapen en/of munitie in de zin van artikel 13 of artikel 26 van de Wet wapens en munitie (WWM) is volgens vaste jurisprudentie vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van dat (vuur)wapen of die munitie. Daarnaast moet de verdachte een zekere beschikkingsmacht over het wapen hebben gehad. De criteria aanwezigheid, machtsrelatie en bewustheid staan doorgaans in een samenhangend verband met elkaar.
Zoals hiervoor ten aanzien van feit 1 is overwogen, was [verdachte] betrokken bij het gezamenlijke plan om [slachtoffer] te liquideren. Ter verwezenlijking van dat plan werden voorbereidingshandelingen verricht in de vorm van het verkennen van de omgeving en het in kaart brengen van de aanwezigheid van het doelwit op een vastgestelde plek. Bij een dergelijk plan is het voorhanden hebben van een wapen onontkoombaar. Op 1 juni 2017 was – zoals hiervoor onder feit 1 is overwogen – [verdachte] samen met [medeverdachte 2] in een gestolen BMW onderweg naar de [buurt A] . [verdachte] reed, [medeverdachte 2] zat op de achterbank met een vuurwapen in zijn jaszak en een handschoen tussen zijn benen. Weliswaar heeft [verdachte] ontkend te hebben geweten dat [medeverdachte 2] op dat moment een wapen bij zich had, maar gelet op het gezamenlijke plan om [slachtoffer] te gaan liquideren stelt het hof vast dat [verdachte] zich in de omstandigheden van dit geval, te weten het voornoemde plan, bewust is geweest van de feitelijk voor de hand liggende mogelijkheid van aanwezigheid toen en aldaar van het wapen.
Gelet op het gezamenlijke plan en de aanwezigheid van het wapen in de directe nabijheid kon [verdachte] over het wapen beschikken, zodat het medeplegen van het voorhanden hebben van het wapen bewezen is.

Feit 3: heling BMW

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen bewezenverklaring kan volgen voor het medeplegen van het voorhanden hebben van de BMW, nu [verdachte] niet wist dat de BMW gestolen was. Uit de omstandigheid dat hij dacht dat de BMW gestolen was kan hooguit een bewezenverklaring voor schuldheling volgen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat - generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat nu de verdachte ten overstaan van het hof heeft verklaard dat hij ervan uitging dat het om een gestolen BMW ging, de opzetheling bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat [verdachte] betrokken was bij het gezamenlijk plan om [slachtoffer] te liquideren. Ter verwezenlijking van dat plan zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] op 1 juni 2017 in de BMW, met het originele kenteken [kenteken 2] , gestapt om naar het beoogde slachtoffer te gaan. Ook voorafgaand aan 1 juni 2017, te weten in de periode van 29 mei tot en met 31 mei 2017 werd de BMW gebruikt ter voorbereiding van het beoogde misdrijf. [verdachte] heeft op 29 mei 2017, nadat de BMW naar Almere was verplaatst, met de BMW door de [straatnaam A] gereden, waaruit het hof afleidt dat met de BMW voorbereidingshandelingen werden verricht in de vorm van het verkennen van de omgeving en het in kaart brengen van de aanwezigheid van het doelwit op de [straatnaam A] . Dat bij een dergelijk plan gebruik zou worden gemaakt van een aan de verdachte of zijn medeverdachte te koppelen auto, is volstrekt onaannemelijk. Nu [verdachte] ook zelf heeft verklaard dat hij wist dat de BMW waarin hij was aangehouden gestolen was, acht het hof het ten laste gelegde medeplegen van de opzetheling bewezen.
Van de opzetheling van de andere twee in de tenlastelegging genoemde voertuigen zal de verdachte bij gebrek aan bewijs worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 29 mei 2017 tot en met 1 juni 2017 te Almere en Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het met een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
  • een vuurwapen, te weten een pistool (merk Glock, model 26, kaliber 9x19 mm (synoniem 9 mm luger)) en
  • een patroonmagazijn met daarin 10 patronen (model volmantel rondneus, kaliber 9 mm luger (synoniem 9x19 mm)) en
  • een gestolen auto van het merk BMW, type 5er, Reihe 530i (origineel kenteken [kenteken 2] , voorzien van valse kentekenplaten van het kenteken [kenteken 3] ),
voorhanden heeft gehad, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf;
2.
hij op 1 juni 2017 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander
  • een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock, model 26, kaliber 9x19 mm (synoniem 9 mm luger)) en
  • een patroonmagazijn (met daarin 10 patronen (model volmantel rondneus, kaliber 9 mm luger (synoniem 9x19 mm)), van categorie III
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 1 juni 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander,
een gestolen personenauto van het merk BMW, type 5er, Reihe: 530i, voorzien van valse kentekenplaten (vals kenteken [kenteken 3] , origineel kenteken [kenteken 2] )
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van moord.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor de in eerste aanleg onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar, met aftrek van voorarrest.
De advocaat - generaal heeft geëist dat de verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat bij het bepalen van de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de nadelige gevolgen van het gewijzigde regime van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: VI). Hij heeft er daarbij op gewezen dat uit uitspraken van hoven en een rechtbank blijkt dat er wat de strafoplegging betreft in positieve zin rekening wordt gehouden met het gewijzigde VI - regime. Daarbij gaat het met name om situaties waarin een verdachte door tijdsverloop in een nadeligere positie komt, zoals bij de verdachte ook aan de orde is, nu sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Verder heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen die hooguit gelijk is aan de duur van het voorarrest. Tot slot heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis uiterlijk op 29 januari 2022 op te heffen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is als medepleger betrokken geweest bij het voorbereiden van een liquidatie, met een professioneel karakter. De omgeving van de woning van het beoogde slachtoffer in de [buurt A] is vele malen verkend en de verdachte heeft een gestolen BMW, bestemd voor het plegen van het beoogde misdrijf meerdere keren verplaatst en hij is met die BMW door de [straatnaam A] gereden met het doel de omgeving te verkennen en de aanwezigheid van het doelwit op de [straatnaam A] in kaart te brengen. Op het moment van ingrijpen door de politie bestuurde de verdachte de gestolen BMW en zat [medeverdachte 2] met een half geladen vuurwapen op de achterbank terwijl zij op weg waren naar de [buurt A] , waar de woning van het beoogde slachtoffer was. Dat het beperkt is gebleven tot de voorbereiding van een liquidatie en toen niet een daadwerkelijke uitvoering heeft plaatsgevonden, is te danken aan het tijdig ingrijpen door de politie en geenszins aan het handelen van de verdachte.
Daarnaast heeft hij zich als medepleger schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie en de heling van een voertuig.
Er lijkt een samenhang te bestaan tussen de bewezen verklaarde feiten en de golf van geweld en liquidaties die de afgelopen jaren plaats heeft gevonden in een conflict tussen twee groeperingen in de onderwereld. Daarbij lijkt een mensenleven voor deze groeperingen van geen enkele waarde te zijn. Deze golf van liquidaties veroorzaakt grote onrust in de samenleving. Te meer nu sprake is van niets ontziend en extreem vuurwapengeweld waarbij toevallige voorbijgangers ongewild betrokken raken.
Ter terechtzitting heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven over de beweegredenen van zijn handelen en heeft evenmin laten blijken het verwerpelijke ervan in te zien.
Ten nadele van de verdachte neemt het hof in aanmerking dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 december 2021 in de afgelopen jaren eerder is veroordeeld voor wapenbezit en geweldsdelicten. Zo heeft de verdachte langdurige gevangenisstraffen opgelegd gekregen in verband met een veroordeling voor onder andere gijzeling en een veroordeling voor straatroof.
In het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting heeft het hof een omstandigheid aangetroffen die aanleiding geeft tot matiging van de straf.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat – ook indien rekening wordt gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht – enkel kan worden volstaan met een langdurige gevangenisstraf. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 7 jaar op zich passend en geboden.
Redelijke termijn
De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak binnen zestien maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 30 augustus 2018, terwijl het hof arrest wijst op 11 februari 2022. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee met 2 jaar en ruim 1 maand overschreden.
Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafoplegging en de beoogde gevangenisstraf verminderen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en 6 maanden.
Wet straffen en beschermen
Met ingang van 1 juli 2021 is de Wet straffen en beschermen in werking getreden. Deze wet strekt tot wijziging van de regeling inzake detentiefasering, waaronder in het bijzonder de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de Penitentiaire beginselenwet en in het Wetboek van Strafrecht. Veroordeelden zullen niet meer automatisch in aanmerking komen om voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. Daarnaast zal de periode waarin een veroordeelde via een voorwaardelijke invrijheidstelling kan werken aan zijn resocialisatie worden gehandhaafd op een derde van de opgelegde straf, met een maximum van twee jaar. De wet bevat geen overgangsbepaling zodat de regeling onmiddellijke werking heeft, in die zin dat op arresten van na 1 juli 2021 het nieuwe regime van toepassing is.
Het hof ziet in onderhavige situatie geen aanleiding om, zoals door de verdediging verzocht, bij de strafoplegging rekening te houden met het gewijzigde VI - regime. Uit de arresten en het vonnis waarnaar de raadsman heeft verwezen (zoals ECLI:NL:GHARL:2021:8395; ECLI:NL:GHARL:20218523, ECLI:NL:RBROT:2021:8989) leidt het hof af dat de raadsman het hof verzoekt om, net als in die zaken, bij het opleggen van de straf rekening te houden met de datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling zoals die gold op grond van het vonnis van de rechtbank dan wel uit te gaan van de straf die netto passend wordt geacht en die straf dan met twee jaren te vermeerderen. Het hof wijst erop dat hiermee wordt miskend dat onder het oude regime geen zekerheid bestond dat voorwaardelijke invrijheidstelling zou worden verleend. De veroordeelde kwam van rechtswege in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling maar of dit plaatsvond was afhankelijk van het gedrag van de veroordeelde. Daarbij bleef onder het oude regime een langere voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd van de betrokkene hangen dan onder het nieuwe regime. In zoverre kan een bruto - netto - vergelijking zoals de verdediging die kennelijk voorstaat, niet worden gemaakt. Bij het bepalen van de straf heeft het hof zich rekenschap gegeven van de gevolgen voor [verdachte] van de invoering van de nieuwe regeling voor de tenuitvoerlegging.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf in samenhang met de datum waarop de verdachte mogelijk voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld, ziet het hof aanleiding de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen.

In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Kleding tijdens aanhouding, goednummer: 5396645;
2. 1.00 STK Tas met donkere kledingstukken mci. biv, goednummer: 5396645.
De rechtbank heeft de onder 1 en 2 genummerde voorwerpen verbeurd verklaard.
De advocaat - generaal heeft gevorderd dat het hof dezelfde beslissingen omtrent het beslag neemt als de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht de kleding aan de verdachte te retourneren.
Teruggave aan de verdachte
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven (tas met) kleding zoals onder de posten 1 (kleding tijdens aanhouding met goednummer 5396645) en 2 (tas met donkere kledingstukken mci. biv met goednummer 5396645) genummerd, aangezien deze goederen hem toebehoren en er geen wettelijke grondslag voor de gevorderde verbeurdverklaring bestaat.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 57, 63, 289 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenisvan de verdachte
met onmiddellijke ingang.
Gelast de teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Kleding tijdens aanhouding, goednummer: 5396645;
2. 1.00 STK Tas met donkere kledingstukken mci. biv, goednummer: 5396645.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. M. Iedema en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 februari 2022.

Voetnoten

1.Proces - verbaal van bevindingen, pagina 531 en de bijlagen op pagina 532 ev.
2.Door de [straatnaam A] werd in ieder geval met de Volkswagen Polo gereden op 29 april, 20 mei, 2 keer op 21 mei en in de nacht van 26 op 27 mei, met de gestolen BMW op 29 mei, 30 mei en 31 mei 2017 en lopend op 29 mei en 30 mei 2017; proces - verbaal resume pagina 268 tot en met 313
3.Verklaring [medeverdachte 1] afgelegd als verdachte in eerste aanleg ten overstaan van de rechtbank op 22 augustus 2019 is tevens in de zaken van de medeverdachten gevoegd en de verklaring van [medeverdachte 2] afgelegd als verdachte in hoger beroep op 10 januari 2022 heeft hij eveneens als getuige afgelegd in de zaken van de medeverdachten.
4.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , pag 3 en Persoonsdossier [verdachte] , pag. 3.
5.Beluisteren opgewaardeerde gesprekken door tolk 1 en 2 pagina 341 ev en transcriptie en vertaling van tolk GEH1956 van 30 augustus 2021 (los bijgevoegd pag 3 van 72)