Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straffen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
5 (vijf) jaren.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2017. De verdachte, geboren in 1973, was aangeklaagd voor omzetbelastingfraude en bedrieglijke bankbreuk. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 26 maanden gevangenisstraf en ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van payroll dienstverlener en bestuurder van een vennootschap voor vijf jaar. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belastingfraude door onjuiste aangiften in te dienen, een gevangenisstraf van 16 maanden rechtvaardigden. De verdachte had in de periode van 2012 tot 2014 belastingfraude gepleegd door opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting in te dienen, wat resulteerde in een benadelingsbedrag van meer dan € 800.000. Daarnaast had hij zich schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk door tijdens het faillissement van zijn bedrijf gelden aan de boedel te onttrekken. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, maar concludeerde dat dit grotendeels aan de verdediging te wijten was. De verdachte werd ook ontzet van het recht tot uitoefening van zijn beroep voor vijf jaar. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.