In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981, was eerder veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden, welke ontzegging op 3 december 2020 in werking trad. De verdachte heeft op die datum een motorrijtuig bestuurd, terwijl hij wist dat hem deze bevoegdheid was ontzegd. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de ontzegging, omdat de kennisgeving niet rechtsgeldig aan hem was betekend. Het hof heeft echter vastgesteld dat de kennisgeving op 31 oktober 2020 rechtsgeldig was betekend, ondanks het ontbreken van een handtekening van de verdachte op de akte van uitreiking. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de ontzegging en dat hij zich niet aan de rechterlijke uitspraak had gehouden. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan het tenlastegelegde feit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor verkeersdelicten.