Uitspraak
mr. A.F.J.A. Leijten, mr. I. Koudstaal en mr. M.F. van Schendel, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. W.H.A.M. van den Muijsenberghen
mr. E.W.M. Rinnooy Kan, kantoorhoudend te Rotterdam,
mr. A.F.J.A. Leijten, mr. I. Koudstaalen
mr. M.F. van Schendel, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh en mr. E.W.M. Rinnooy Kan, kantoorhoudend te Rotterdam,
3 DE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE STICHTING REINIER HAGA GROEP,
- [....] ;
- [....] ;
- [....] ;
- [....] ;
mr. P.H.E. Voûte, mr. M.H.C. Sinninghe Damstéen
mr. R.R. Menasalvas Garrones, kantoorhoudende te Amsterdam,
4 DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE STICHTING REINIER HAGA GROEP,
- [A] ,advocaat
mr. M. Holtzer, kantoorhoudend te Amsterdam, - [B] ,
5 DE CENTRALE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE STICHTING REINIER HAGA GROEP,
6 DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE STICHTING HAGA ZIEKENHUIS,
7 DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE STICHTING REINIER DE GRAAF GROEP,
mr. C. Nekemanen
mr. I. Baijens, kantoorhoudende te Amsterdam,
8 DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE STICHTING LANGELAND ZIEKENHUIS,
mr. M.H.J. van Rest en mr. M.J.A. de Wit, kantoorhoudende te Den Haag,
12 DE CLIËNTENRAAD VAN STICHTING HAGA ZIEKENHUIS,
13 DE CLIËNTENRAAD VAN LANGELAND ZIEKENHUIS,
14 DE CLIËNTENRAAD VAN DE STICHTING REINIER DE GRAAF GROEP,
mr. R.F. Abelnen
mr. A.J. Rijsterborgh, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. M.C. Leijten, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. M.C. Leijten, kantoorhoudende te Amsterdam,
17 DE ONDERNEMINGSRAAD VAN REINIER HAGA MEDISCH DIAGNOSTISCH CENTRUM B.V.,
mr. J.J.M. van Mierlo, kantoorhoudende te Tilburg,
- verzoekster sub 1 en verweerster sub 1 als RHG;
- verzoekster sub 2 en verweerster sub 2 als RdGG;
- verzoekster sub 1 en 2 gezamenlijk als verzoeksters;
- belanghebbende sub 1 als Haga;
- belanghebbende sub 2 als LLZ;
- belanghebbende sub 3 als de raad van toezicht van RHG;
- belanghebbende sub 4 als de raad van bestuur van RHG;
- belanghebbende sub 5 als de COR;
- belanghebbende sub 15 als RHMDC B.V.;
- belanghebbende sub 16 als RHMDC C.V.;
- belanghebbende sub 17 als de OR van RHMDC B.V.;
- belanghebbenden 1 tot en met 17 gezamenlijk als de belanghebbenden;
- [A] als [A] ;
- [B] als [B] ; en
- Haga directeur medische zaken a.i. [C] als [C] .
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding en feiten
governancevan RHG en de drie ziekenhuizen. Inmiddels is op 31 oktober 2022 alsnog (voorwaardelijke) overeenstemming bereikt over de ontvlechtingsvoorwaarden. Daarvan maakt deel uit dat RdGG zelfstandig verder zal gaan en dat Haga en LLZ op korte termijn zullen fuseren.
3.De gronden van de beslissing
governancevan RHG en RdGG onwerkbaar is geworden. RHG is bestuurlijk ingericht naar de oorspronkelijke bedoeling van de Ziekenhuizen om zo snel mogelijk juridisch te fuseren. Tegen die achtergrond en doelstelling is begrijpelijk dat de drie directievoorzitters ieder volledig verantwoordelijk zijn voor het beleid en de medische gang van zaken van de andere twee ziekenhuizen. Dat
governancemodel werkte niet meer vanaf het moment dat gezamenlijk is besloten om niet te fuseren maar juist uiteen te gaan. De belangen van de Ziekenhuizen lopen sindsdien niet meer parallel maar zijn juist tegenstrijdig geworden. RHG en RdGG slagen er niet in om de bestuurlijke inrichting zodanig spoedig te wijzigen dat een eind wordt gemaakt aan de structurele belangentegenstellingen binnen RHG en RdGG op een termijn die nodig is om de ontvlechting tot stand te brengen. RHG en RdGG wijzen daarbij erop dat een groot (publiek) belang is gemoeid bij een ontvlechting op een zo kort mogelijke termijn.
governancebinnen RHG en RdGG vanaf het moment dat tot ontvlechting was besloten onwerkbaar is, wordt door verweerders en alle belanghebbenden die in deze procedure zijn verschenen onderschreven.
deadlockbinnen het bestuur van RHG. Op het niveau van RdGG is als gevolg van de ontvlechting een spiegelbeeldige situatie ontstaan. RHG heeft als bestuurder van RdGG te maken met zodanig onverenigbare belangen dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of zij zich bij haar handelen uitsluitend laat of kan laten leiden door het belang van RdGG bij een ontvlechting op een wijze die strookt met het belang van RdGG. Dit leidt tot permanente spanning tussen RHG als wettelijke bestuurder van RdGG en [A] als directievoorzitter van RdGG. Deze situatie bij RHG en RdGG leidt tot onwerkbare verhoudingen op een moment waarop een complexe ontvlechting in samenspraak met een groot aantal belanghebbende partijen onder hoge tijdsdruk tot stand moet worden gebracht. Het gegeven dat geen van betrokkenen in staat is gebleken een eind te maken aan deze onwerkbare situatie geeft aanleiding tot gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij RHG en RdGG.
governanceeen einde gemaakt. RHG kan vervolgens de juridische fusie tussen LLZ en Haga vorm geven. Namens verzoeksters is voldoende toegelicht dat een werkbaar bestuurlijk model voor RdGG niet zonder ingrijpen van de Ondernemingskamer op de door een ieder wenselijk geachte korte termijn kan worden gerealiseerd, onder meer vanwege de vereiste adviestrajecten die nog niet zijn afgerond.