Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind over de goederen van de betrokkene, geboren in 1992. De betrokkene had in eerste aanleg verzocht om opheffing van het bewind, dat was ingesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. De kantonrechter had dit verzoek afgewezen, waarop de betrokkene in hoger beroep ging. Het hof constateerde dat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig was, gezien de aanzienlijke schuldenlast van ongeveer € 55.000,- en het feit dat de betrokkene nieuwe schulden had gemaakt. Echter, het hof oordeelde dat de voortzetting van het bewind niet langer zinvol was, omdat de bewindvoerder, Stichting CAV, onvoldoende medewerking ontving van de betrokkene en het bewind niet werkbaar was. De betrokkene had geen inkomen meer en de kosten van het bewind konden niet worden verhaald. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en heeft het bewind per 1 december 2022 opgeheven, met de mogelijkheid voor de betrokkene om in de toekomst opnieuw een verzoek tot onderbewindstelling in te dienen zodra zijn lopende procedures zijn afgerond.