Uitspraak
1.Procesverloop
2.Inhoud van het verzoek
3.Beoordeling
Ik zei van als je in mijn auto wilt kijken dan mag dat. Hij had het niet gevraagd.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 19 april 2022. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W. Hendrickx, had verzocht om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in verband met een strafzaak. Het verzoek was gebaseerd op artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank had het verzoek afgewezen, met de motivering dat de appellant de kosten aan zijn eigen gedrag had te wijten. De appellant had in een eerdere strafzaak een boete openstaan en was aangehouden na een doorzoeking van zijn auto, waarbij drugs werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was en dat er geen gronden van billijkheid waren voor het toekennen van een vergoeding.
In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. De advocaat-generaal steunde de beslissing van de rechtbank. De appellant voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was en dat er geen redelijk vermoeden van schuld was. Het hof heeft echter geen nieuwe inzichten verkregen en oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had beslist. Wel heeft het hof, in tegenstelling tot de rechtbank, geoordeeld dat er gronden van billijkheid waren voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg, ter hoogte van € 680,00. De beschikking van de rechtbank werd in dat opzicht vernietigd, maar voor het overige werd de beschikking bevestigd. De appellant kreeg de vergoeding toegekend, die verrekend zou worden met een openstaand bedrag bij het CJIB.