ECLI:NL:GHAMS:2022:3190
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten van rechtsbijstand in verband met sepotbrief en strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.J.G. Dudink, verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in verband met een sepotbrief die hij had ontvangen. De rechtbank had eerder de vergoeding afgewezen, omdat er geen strafzaak tegen de appellant was gevoerd en hij niet als verdachte was aangemerkt. De appellant had op 22 juni 2021 een sepotbrief ontvangen, maar de rechtbank concludeerde dat hij nooit als verdachte was aangemerkt en dat de kosten die hij had gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.
Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de appellant niet als verdachte was aangemerkt en dat de sepotbrief een fout van het openbaar ministerie was. De kosten die de appellant had gemaakt voordat hij op de hoogte was van de sepotbrief werden niet vergoed. Echter, voor de kosten die na de sepotbrief waren gemaakt, heeft het hof geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor toekenning van een vergoeding. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een vergoeding van € 1.449,26 toegekend aan de appellant, bestaande uit verschillende kostenposten voor rechtsbijstand.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van correcte communicatie door het openbaar ministerie en de gevolgen van fouten in het strafproces voor de betrokkenen. De uitspraak is gedaan in de meervoudige raadkamer van het hof, waarbij de voorzitter mr. F.A. Hartsuiker de beschikking heeft ondertekend.