ECLI:NL:GHAMS:2022:3187

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
23-003476-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake invoer van cocaïne op Schiphol met betrekking tot strafmaat en persoonlijke omstandigheden verdachte

Op 9 november 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van 5.709,84 gram cocaïne op Schiphol. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 27 december 2021 was uitgesproken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 oktober 2022 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis bevestigt, wat het hof uiteindelijk ook deed, met uitzondering van de bewijsmiddelen die na eventueel cassatieberoep zullen worden opgenomen in een aanvulling op het arrest.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er geen aanleiding was om de opgelegde straf te matigen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals gezondheidsproblemen en druk van derden met betrekking tot het transport van de drugs. Het hof heeft de strafmaat zorgvuldig overwogen en geconcludeerd dat de omstandigheden van de verdachte niet voldoende waren om tot een lagere straf te komen. De uiteindelijke beslissing was om het vonnis van de rechtbank te bevestigen, met inachtneming van de eerder genoemde overwegingen. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op de zitting van 9 november 2022.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003476-21
datum uitspraak: 9 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer
15-258068-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de bewijsmiddelen. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. De bewijsmiddelen zullen na het eventueel instellen van beroep in cassatie worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest. Voorts zal het hof een nadere overweging opnemen betreffende de strafmaat.

Nadere strafmaatoverweging

Het hof overweegt nog ten aanzien van de strafmaat dat het in hetgeen door of namens de verdachte is aangevoerd ter matiging van de op te leggen straf geen aanleiding heeft gevonden om daartoe over te gaan. Het betreft – kort weergegeven – hetgeen is aangevoerd met betrekking tot verdachtes persoonlijke omstandigheden (zoals zijn gezondheidsproblemen), de druk, die op hem zou zijn uitgeoefend door “ [naam01] en [naam02] ” aangaande het transport van de koffers, en de medewerking, die hij heeft verleend aan de autoriteiten.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. M.M.H.P. Houben en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 november 2022.