ECLI:NL:GHAMS:2022:3184

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
23-000428-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een ambtenaar door met een laser in de ogen van een bestuurder van een ME-voertuig te schijnen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van een opsporingsambtenaar door met een groene laser in zijn ogen te schijnen, wat leidde tot een hevige onlust veroorzakende gewaarwording. De tenlastelegging omvatte zowel een poging tot zware mishandeling als het schenden van verkeersregels. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 januari 2021 in Amsterdam met een laserpointer in de richting van de ogen van een politieagent heeft geschenen, wat de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk. Het hof heeft de vrijspraak uitgesproken voor de poging tot zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat de laser zwaar lichamelijk letsel kon veroorzaken. Echter, het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlasteleggingen van mishandeling en het schenden van verkeersregels. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals het feit dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar geen soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000428-21
datum uitspraak: 9 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-023520-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
adres: [adres01] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 maart 2022 en 26 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:

1.primairhij op of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (de opsporingsambtenaar) [nummer01] ( [verbalisant01] , brigadier van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen eenmaal of meermaals met een (groene) laser in (de richting van) het gezicht/de ogen van die opsporingsambtenaar heeft geschenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

1.subsidiairhij op of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, een opsporingsambtenaar, [nummer01] ( [verbalisant01] , brigadier van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door eenmaal of meermaals met een (groene) laser in (de richting van) het gezicht/de ogen van die opsporingsambtenaar te schijnen, ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording aan het lichaam van die opsporingsambtenaar teweeg heeft gebracht en/of waardoor die opsporingsambtenaar letsel heeft ondervonden;

2.primairhij op of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door eenmaal of meermaals met een (groene) laser in (de richting van) het gezicht/de ogen van [nummer01] ( [verbalisant01] , brigadier van politie), op dat moment bestuurder van een (stilstaand) ME voertuig, te schijnen, door welke (verkeers)gedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

2.subsidiairhij op of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam op de weg, de Hobbemakade en/of de Ruyschdaelkade, locatie, eenmaal of meermaals met een (groene) laser in (de richting van) het gezicht/de ogen van [nummer01] ( [verbalisant01] , brigadier van politie), op dat moment bestuurder van een (stilstaand) ME voertuig, te schijnen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof recht doet op basis van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde
Ten aanzien van hetonder 1 primairtenlastegelegde
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat door het schijnen met deze laserpointer geen zwaar lichamelijk letsel kon worden toegebracht.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe dat op basis van het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld dat met de laserpointer, die onder de verdachte is aangetroffen, zwaar lichamelijk letsel kon worden veroorzaakt.
Ten aanzien van hetonder 2 primairtenlastegelegde
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Nu de advocaat-generaal overeenkomstig heeft gerekwireerd, behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van hetonder 1 subsidiairtenlastegelegde
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu niet valt uit te sluiten dat het niet de verdachte is geweest die met de laserpointer in het gezicht van de aangever heeft geschenen. De verdachte zou enkel op een gegeven moment op een politiepaard hebben geschenen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De aangever heeft, zodra hij met een groene laser in zijn gezicht werd geschenen, meteen gebeld met de aanhoudingseenheid van de politie, het signalement doorgegeven van degene die in zijn gezicht scheen en doorgegeven in welke richting de dader liep. Kort daarop trof de aanhoudingseenheid vlakbij de locatie die de aangever aanwees de verdachte aan, die voldeed aan het gegeven signalement en die een laserpointer bij zich had, waaruit een krachtige en heldere groene laserstraal scheen. Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die met de groene laserpointer in het gezicht van de aangever heeft geschenen. Voor de suggestie dat de verkeerde persoon is aangehouden omdat de verdachte de laserpointer aan een andere persoon had gegeven die op de aangever heeft geschenen, ziet het hof geen ondersteuning in het dossier.
Doordat de aangever met de laser in zijn linkeroog werd geschenen, was hij naar eigen zeggen een tijd verblind aan dat oog en duurde het een paar minuten voordat hij daarmee weer kon zien. Dit tijdelijke en gedeeltelijke verlies van het zichtvermogen is een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, waardoor sprake is van mishandeling.
Ten aanzien van hetonder 2 subsidiairtenlastegelegde
Het hof acht, als de politierechter, het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft in de ogen geschenen van de aangever, die bestuurder was van een ME-voertuig, en heeft daarmee de verkeersveiligheid in het geding gebracht en mogelijk een gevaarlijke verkeerssituatie gecreëerd. Gelet op de hectische situatie omtrent de rellen op en rond het Museumplein was namelijk de mogelijkheid dat de aangever met het ME-voertuig zou moeten gaan rijden zeer reëel, hetgeen een gevaarlijke situatie had kunnen veroorzaken doordat de aangever tijdelijk deels verblind was.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.subsidiairhij op 24 januari 2021 te Amsterdam opsporingsambtenaar [verbalisant01] , brigadier van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met een groene laser in de ogen van die opsporingsambtenaar te schijnen, ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording aan het lichaam van die opsporingsambtenaar teweeg heeft gebracht;

2.subsidiairhij op 24 januari 2021 te Amsterdam op de weg, de Hobbemakade en/of de Ruysdaelkade, met een groene laser in de ogen van [verbalisant01] , brigadier van politie, op dat moment bestuurder van een stilstaand ME-voertuig, heeft geschenen, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg kon worden gehinderd.

Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken met aftrek, waarvan 5 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voor het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de politierechter, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, geen straf opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en dat hem voor het onder 2 subsidiair tenlastegelegde geen straf wordt opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een politieagent door hem met een laserpointer in het oog te schijnen. Met zijn handelen heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en op het ambtelijk gezag van de politieagent. Bovendien werd het slachtoffer door de mishandeling gehinderd in zijn werk om de stad tijdens protesten veilig te houden, wat het feit des te kwalijker maakt. Het slachtoffer was bovendien werkzaam als bestuurder van een ME-voertuig, waardoor de verdachte met zijn handelen de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht.
Een dergelijke mishandeling van een politieagent die gewoon zijn werk doet, kan naar het oordeel van het hof in beginsel niet anders worden afgedaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof houdt er evenwel rekening mee dat de verdachte zich, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedurende vijf jaren voorafgaande aan het bewezenverklaarde niet schuldig heeft gemaakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarin, en in aanmerking genomen de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, ziet het hof aanleiding de verdachte niet terug te sturen naar de gevangenis en het grootste deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Zo wordt de verdachte ervan weerhouden om nogmaals strafbare feiten te plegen. Ondanks dat het hof een minder zwaar feit (feit 1 subsidiair) bewezen acht dan de politierechter, zal het hof de verdachte geen lagere straf opleggen dan de politierechter, omdat vanwege de ernst van met name dit feit en de omstandigheden waaronder het is begaan een sterk signaal dient te worden afgegeven naar de samenleving in het algemeen en de verdachte in het bijzonder.
Het hof acht, alles afwegende, voor het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Betreffende het al dan niet opleggen van een straf of maatregel voor het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde overweegt het hof dat de verdachte met de straf die voor het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde wordt opgelegd reeds voldoende wordt gestraft. Ook betreffen de twee afzonderlijke strafbare feiten hetzelfde feitelijke handelen van de verdachte. Daarin ziet het hof aanleiding om de verdachte voor het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde geen straf op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M.H.P. Houben, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 november 2022.