ECLI:NL:GHAMS:2022:3181

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
23-002271-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van opzetheling van een Audi RS5

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzetheling van een Audi RS5, die van misdrijf afkomstig was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de auto op 25 juni 2018 uit Breda heeft opgehaald en naar Amsterdam heeft gebracht, terwijl hij wist dat de auto gestolen was. De verdachte had telefonisch contact met een medeverdachte en ontving instructies over het ophalen van de auto. Het hof oordeelde dat de verdachte op basis van de omstandigheden en de inhoud van de telefoongesprekken wist dat de auto van diefstal afkomstig was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 75 dagen, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002271-20
datum uitspraak: 10 november 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 september 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-728004-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 november 2021, 12 oktober 2022 en 10 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het Openbaar Ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Door het Openbaar Ministerie is het aanvankelijk ingestelde hoger beroep ingetrokken.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van het Openbaar Ministerie en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Het Openbaar Ministerie heeft op 12 oktober 2020 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarvan beroep. Blijkens de appelschriftuur was het hoger beroep gericht tegen de vrijspraak voor het onder 1 tenlastegelegde. Op 27 oktober 2021 heeft het Openbaar Ministerie het appel ingetrokken middels een akte intrekking rechtsmiddel.
Op 12 oktober 2020 is namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarvan beroep. Op 11 november 2021 is namens de verdachte een akte partieel intrekken rechtsmiddel ingediend, waarin het hoger beroep is beperkt tot feit 2.
Het voorgaande brengt mee dat alleen het onder 2 tenlastegelegde aan het oordeel van het hof is onderworpen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd - voor zover in hoger beroep nog aan de orde – dat hij:
2.
op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 juni 2018 tot en met 27 juni 2018 te Amsterdam en/of te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een (personen)auto (merk Audi, type RS5, met originele kentekenplaten [kenteken 1] ), voorzien van kentekenplaten [kenteken 2] , heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitaantekeningen, vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe, samengevat weergegeven, aangevoerd dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de Audi wist dat deze van diefstal afkomstig was.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft, onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van opzetheling.
Oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Tussen 4 maart 2018 en 5 maart 2018 wordt een Audi RS5 met kenteken [kenteken 1] toebehorend aan [aangever] , gestolen vanaf de [straatnaam] te Woerden.
Op 25 juni 2018 wordt een zwarte Audi met kenteken [kenteken 2] om 22:48 uur geregistreerd op de rijksweg A16 nabij Breda en op 26 juni 2018 om 03:15 uur te Amsterdam. Dit betreft de hiervoor genoemde Audi die tussen 4 en 5 maart 2018 in Woerden is weggenomen. Het kenteken [kenteken 2] hoort bij een Toyota Yaris, waarvan de kentekenplaten waren gestolen tussen 16 juni 2018 om 14:00 uur en 19 juni 2018 om 12:00 uur te Nijmegen.
Op 25 juni 2018 heeft de verdachte samen met [medeverdachte 1] voornoemde Audi op verzoek van [medeverdachte 2] opgehaald uit Breda en naar Amsterdam gebracht. De verdachte staat tijdens dit ophalen telefonisch in contact met [medeverdachte 2] . Op 25 juni 2018 om 20.29 uur belt de verdachte naar [medeverdachte 2] . Hij vraagt: “
kwart voor 11 toch? [medeverdachte 2] antwoordt met: “
kwart voor 10”. Om 21:36 uur belt [medeverdachte 2] naar de verdachte en vraagt hem: “
staat je chickie daar nu?”. De verdachte antwoordt: “
nee man, wat voor auto hebben ze?”. [medeverdachte 2] zegt vervolgens: “
alleen die wat ik tegen je zei die moet je daar zoeken. (…) Die nummer die ik tegen je zei (…) niet naar die chappie toelopen ofzo ja”. De verdachte antwoordt dan:
“nee, nee (…) ik ben wel sneaky geparkeerd je weet toch”.
Om 22:57 uur belt [medeverdachte 2] opnieuw naar de verdachte. Hij vraagt dan aan de verdachte of het is gelukt en of hij met die ander is. De verdachte bevestigt dit en zegt: “
we vertrekken nu vanaf hier”.
Om 23:30 uur belt de verdachte met [medeverdachte 2] en zegt:
“dit shit, hij valt uit steeds he. (…) Ik moest net de vluchtstrook uit en aan doen. Als er wat gebeurt dan laat ik die ding gewoon achter he.”Hierop antwoordt [medeverdachte 2] : “
ja (…) ga geen gekke riskies nemen.”
De Audi wordt door de verdachte van Breda naar Amsterdam gereden. De auto waarmee de verdachte en [medeverdachte 1] naar Breda zijn gekomen wordt door [medeverdachte 1] teruggereden. De Audi wordt door de verdachte in Amsterdam achtergelaten met de sleutels in het dashboardkastje. [medeverdachte 1] is daarbij aanwezig. Zowel de verdachte als [medeverdachte 1] hebben voor het ophalen van de Audi een beloning ontvangen.
Overwegingen
Het hof leidt uit de omstandigheden waaronder de Audi in Breda is opgehaald en de inhoud van de contacten tussen [medeverdachte 2] en de verdachte af, dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de Audi wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Hierbij is van belang dat de verdachte op verzoek van [medeverdachte 2] laat in de avond voor een beloning samen met [medeverdachte 1] naar Breda rijdt en daar een zeer kostbare auto ophaalt, zonder dat hij zich ervan heeft vergewist van wie de auto is en waarom hij de auto op moet halen. Hij neemt de Audi vervolgens in ontvangst van een hem onbekend persoon en rijdt hiermee naar Amsterdam, alwaar hij de Audi onafgesloten met de sleutels in het dashboardkastje achterlaat. Dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de Audi wist dat deze van diefstal afkomstig was leidt het hof voorts af uit de hiervoor genoemde telefoongesprekken. Voordat de verdachte de Audi overgedragen krijgt zegt [medeverdachte 2] tegen hem dat hij niet naar “die chappie” (het hof begrijpt: de persoon van wie hij de Audi overgedragen zou krijgen) mag toelopen. De verdachte bevestigt dat hij dit niet zal doen en zegt verder tegen [medeverdachte 2] dat hij “sneaky” staat geparkeerd, waaruit het hof begrijpt dat de verdachte zijn auto in Breda onopvallend heeft geparkeerd. Indien de verdachte niet wist dat de Audi van diefstal afkomstig was, bestond er voor hem geen reden om op een dergelijke wijze deze auto in ontvangst te nemen. Ook het feit dat de verdachte tegen [medeverdachte 2] zegt dat hij de Audi achterlaat als deze ermee stopt en dat [medeverdachte 2] daarop antwoordt dat hij geen risico’s moet nemen, wijst op wetenschap bij de verdachte dat het om een gestolen auto ging. Tot slot betrekt het hof hierbij nog het feit dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij bij het in ontvangst nemen van de Audi niet veel vragen mocht stellen.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Het hof acht ook bewezen dat hij dit tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gedaan. Daarbij is van belang dat de verdachte op verzoek van [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] in een auto naar Breda is gereden en dat de verdachte gedurende de heen- en terugreis met [medeverdachte 2] in contact stond en van [medeverdachte 2] aanwijzingen kreeg. Voorts is van belang dat de verdachte de Audi naar Amsterdam heeft gereden en dat [medeverdachte 1] de auto heeft teruggereden waarmee ze samen naar Breda waren gegaan. In Amsterdam hebben de verdachte en [medeverdachte 1] de Audi achtergelaten. Beiden hebben hiervoor een beloning gekregen. Er was aldus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, met een duidelijke taakverdeling, waarbij de rollen van de verdachte en [medeverdachte 1] inwisselbaar zijn.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
2.
omstreeks 26 juni 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto (merk Audi, type RS5, met originele kentekenplaten [kenteken 1] ), voorzien van kentekenplaten [kenteken 2] , heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bijlage genoemde bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan de opzetheling van een (dure) Audi. De diefstal van auto’s veroorzaakt overlast en schade voor de gedupeerden en doet af aan het gevoel van veiligheid in de samenleving. Door de Audi te helen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen auto’s.
Voor de strafmaat bij het helen van auto’s wordt in de praktijk gekeken naar de voor diefstal geldende LOVS-oriëntatiepunten. Blijkens deze oriëntatiepunten is voor een autodiefstal bij iemand zonder strafblad een taakstraf voor de duur van 120 uren op zijn plaats. Strafvermeerderende factoren zijn onder meer de waarde van het vervoermiddel, geen teruggave van het vervoermiddel mogelijk, samenwerkingsverband en professionele werkwijze.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 oktober 2022 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld voor vermogensdelicten. Het hof is desalniettemin van oordeel dat in het onderhavige geval een gevangenisstraf passend en geboden is en overweegt daartoe dat zich in dit geval een aantal strafvermeerderende factoren voordoet.
De onderhavige Audi betreft een kostbare auto, waarvan de waarde blijkens de aangifte € 45.000,00 bedroeg. De verdachte heeft het feit gepleegd in samenwerking met anderen en er was sprake van een professionele werkwijze. Immers, de Audi was voorzien van valse kentekenplaten en werd door de verdachte volgens bepaalde instructies opgehaald op een plek in Breda en overgebracht naar Amsterdam. Verder is van belang dat deze dure auto korte tijd na dit feit in Amsterdam in brand is gestoken en daarmee ook verloren is gegaan voor de eigenaar.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen passend.
Redelijke termijn
De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak binnen vierentwintig maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 12 oktober 2021, terwijl het hof arrest wijst op 10 november 2022. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee dus met ongeveer een maand overschreden.
Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafoplegging en de beoogde gevangenisstraf verminderen tot een gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. C. Fetter en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 november 2022.