ECLI:NL:GHAMS:2022:3178

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
23-004163-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en valsheid in geschrift met betrekking tot een geldbedrag van € 100.000,-

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, was eerder vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft in hoger beroep een nieuwe kans gekregen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. De tenlastelegging omvatte onder andere het witwassen van een geldbedrag van € 100.000,- en het opmaken van valse geschriften. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld hoogst onwaarschijnlijk waren en dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf. De verdachte had geprobeerd de herkomst van het geld te legitimeren met valse documenten, wat leidde tot de bewezenverklaring van valsheid in geschrift. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004163-18
Datum uitspraak: 23 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-733009-17 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1975,
adres: [adres01] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadslieden naar voren hebben gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen hem in feit 2 en 3 ten laste is gelegd, voor zover het de brief genoemd onder F betreft. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:

1.hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 29 maart 2016, te Leiderdorp en/of te Leiden en/of te Wijk bij Duurstede en/of Woubrugge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (van) een voorwerp, te weten:

een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 100.000,-, althans een geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd voorwerp was en/of genoemd voorwerp voorhanden had en/of
voornoemd voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van voornoemde voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden,
dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

2.hij op een of meerdere verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 juni 2012 tot en met

4 februari 2016 te Wijk bij Duurstede en/of Driebergen-Rijsenburg en/of te Leiderdorp en/of te Leiden en/of te Woubrugge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere valse en/of vervalste geschrift(en), te weten:
A) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 28 juni 2012 (p. ZD 10 250) en/of
B) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 1 juli 2014 (p. ZD 10 252) en/of C) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 1 mei 2015 (ZD 10 254) en/of
D) een overeenkomst Onderhandse lening tussen [naam01] en verdachte d.d. 4 februari 2016 (p. ZD 10 528) en/of
E) verloopoverzichten over de boekjaren 2012 tot en met 2015 van zijn bedrijf [bedrijf01] B.V., met betrekking tot de grootboekrekening(en) "rekening-courant directie" en/of "Leningen directie" en/of "Rekening-courant [bedrijf02] B.V." (p. ZD 10 248)
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken of doen vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid op dit/deze geschrift(en) vermeld en/of doen vermelden dat
ad A) de overeenkomst op 28 juni 2012 zou zijn opgesteld en/of ondertekend, terwijl de overeenkomst op later tijdstip is opgesteld en/of ondertekend en/of
ad B) de overeenkomst op 1 juli 2014 zou zijn opgesteld en/of ondertekend, terwijl de overeenkomst op later tijdstip is opgesteld en/of ondertekend, nu de lening van EUR 50.000,- waar deze overeenkomst betrekking op had, reeds op 6 juni 2014 was afgelost en/of
Ad C) [bedrijf01] B.V. op 1 mei 2015 een bedrag van (ongeveer) EUR 100.000,- zou hebben geleend aan verdachte, terwijl dit niet het geval was en/of de overeenkomst op 1 mei 2015 is opgesteld en/of ondertekend, terwijl de overeenkomst op later tijdstip is opgesteld en/of ondertekend en/of
ad D) verdachte een geldbedrag van (ongeveer) EUR 100.000,- zou hebben geleend aan
[naam01] en/of de geldlening zou plaatsvinden middels een overboeking van dit geldbedrag naar het bedrijf [bedrijf03] [plaats01] en/of de auto van het merk Mercedes-Benz, type SL400 met kenteken [kenteken01] als onderpand zou dienen van de geldlening en/of de geldlening mondeling afgesproken zou zijn op 28 april 2015 en/of 30 december 2015, terwijl dit niet het geval was en/of
ad E) - op de grootboekrekening "Leningen directie" in het boekja(a)r(en) 2012 en 2013 onder de omschrijving "Lening privé" een bedrag van EUR 50.000,- zou staan vermeld, terwijl deze lening in de jaarrekening(en) van 2012 en/of 2013 niet is opgenomen onder de grootboekrekening "Leningen u/g directie", maar onder de grootboekrekening "Rekening-courant directie", waardoor het/de totaalbedrag(en) per 31 december 2012 en/of per 31 december 2013 van de grootboekrekening(en) "Leningen directie" en/of "Rekening-courant directie" op de verloopoverzichten afwijkend zijn van het/de totaalbedrag(en) dat/die in de jaarrekening(en) van 2012 en/of 2013 staat/staan aangegeven bij bovengenoemde grootboekrekening(en) en/of - op de grootboekrekening "Leningen directie" in het boekjaar 2015 onder de omschrijving "Lening retour" (een) bedrag(en) van EUR 67.000,- en/of
EUR 20.000,- en/of EUR 6.800,- en/of EUR 6.200,- (in totaal EUR 100.000,-) met als mutatiedatum
1 mei 2015 zou/zouden staan vermeld, terwijl een gedeelte van EUR 50.000,- van dit totaalbedrag van EUR 100.000,- reeds op 6 juni 2014 was afgelost en/of - op de grootboekrekening "Leningen directie"
in het boekjaar 2015 onder de omschrijving "Lening" tweemaal een bedrag van EUR 50.000,- met als mutatiedatum 1 mei 2015 zou staan vermeld, terwijl er geen lening(en) is/zijn verstrekt op die datum en voor dit/deze bedrag(en)
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;

3.3.hij een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met

26 februari 2016 te Leiderdorp en/of te Leiden en/of te Wijk bij Duurstede en/of Driebergen-Rijsenburg en/of Woubrugge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meerdere valse en/of vervalste geschrift(en), te weten:
A) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 28 juni 2012 (p. ZD 10 250) en/of
B) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 1 juli 2014 (p. ZD 10 252)
en/of
C) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 1 mei 2015 (p. ZD 10 254)
en/of
D) een overeenkomst Onderhandse lening tussen [naam01] en verdachte d.d. 4 februari 2016 (p. ZD 10 528)
en/of
E) verloopoverzichten over de boekjaren 2012 tot en met 2015 van zijn bedrijf [bedrijf01] B.V., met betrekking tot de grootboekrekening(en) "rekening-courant directie" en/of "Leningen directie" en/of "Rekening-courant [bedrijf02] B.V." (p. ZD 10 248),
heeft afgeleverd en/of heeft doen afleveren voor wat betreft A, B en C: aan de heer
[naam02] van [bedrijf04] advies en Administratie en/of voor wat betreft D en E: aan de heer [naam01] en/of de raadsman van [naam01] , te weten de heer [naam03] , en/of voorhanden heeft gehad,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid op dit/deze geschrift(en) staat vermeld dat:
ad A) de overeenkomst op 28 juni 2012 zou zijn opgesteld en/of ondertekend, terwijl de overeenkomst op later tijdstip is opgesteld en/of ondertekend en/of
ad B) de overeenkomst op 1 juli 2014 zou zijn opgesteld en/of ondertekend, terwijl de overeenkomst op later tijdstip is opgesteld en/of ondertekend, nu de lening van EUR 50.000,- waar deze overeenkomst betrekking op had, reeds op 6 juni 2014 was afgelost en/of
ad C) [bedrijf01] B.V. op 1 mei 2015 een bedrag van (ongeveer) EUR 100.000,- zou hebben geleend aan verdachte, terwijl dit niet het geval was en/of de overeenkomst op 1 mei 2015 is opgesteld en/of ondertekend, terwijl de overeenkomst op later tijdstip is opgesteld en/of ondertekend en/of
ad D) verdachte een geldbedrag van (ongeveer) EUR 100.000,- zou hebben geleend aan
[naam01] en/of de geldlening zou plaatsvinden middels een overboeking van dit geldbedrag naar het bedrijf [bedrijf03] [plaats01] en/of de auto van het merk [bedrijf03] , type SL400 met kenteken [kenteken01] als onderpand zou dienen van de geldlening en/of de geldlening mondeling afgesproken zou zijn op 28 april 2015 en/of 30 december 2015, terwijl dit niet het geval was en/of
ad E) - op de grootboekrekening "Leningen directie" in het boekja(a)r(en) 2012 en 2013 onder de omschrijving "Lening privé" een bedrag van EUR 50.000,- zou staan vermeld, terwijl deze lening in de jaarrekening(en) van 2012 en/of 2013 niet is opgenomen onder de grootboekrekening "Leningen u/g directie", maar onder de grootboekrekening "Rekening-courant directie", waardoor het/de totaalbedrag(en) per 31 december 2012 en/of per 31 december 2013 van de grootboekrekening(en) "Leningen directie" en/of "Rekening-courant directie" op de verloopoverzichten afwijkend zijn van het/de totaalbedrag(en) dat/die in de jaarrekening(en) van 2012 en/of 2013 staat/staan aangegeven bij bovengenoemde grootboekrekening(en) en/of - op de grootboekrekening "Leningen directie" in het boekjaar 2015 onder de omschrijving "Lening retour" (een) bedrag(en) van EUR 67.000,- en/of
EUR 20.000,- en/of EUR 6.800,- en/of EUR 6.200,- (in totaal EUR 100.000,-) met als mutatiedatum
1 mei 2015 zou/zouden staan vermeld, terwijl een gedeelte van EUR 50.000,- van dit totaalbedrag van EUR 100.000,- reeds op 6 juni 2014 was afgelost en/of - op de grootboekrekening "Leningen directie"
in het boekjaar 2015 onder de omschrijving "Lening" tweemaal een bedrag van EUR 50.000,- met als mutatiedatum 1 mei 2015 zou staan vermeld, terwijl er geen lening(en) is/zijn verstrekt op die datum
en voor dit/deze bedrag(en)
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware dit/deze geschrift(en) echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsmotivering komt en een andere strafoplegging.
Bewijsmotivering
Standpunt advocaat-generaal
De door de verdachte gegeven verklaringen voor de herkomst van het geldbedrag van € 100.000,- zijn geverifieerd en blijken niet te kloppen. De verklaringen zijn bovendien hoogst onwaarschijnlijk. Daarmee is de criminele herkomst, die op grond van de feiten en omstandigheden moet worden aangenomen, niet ontzenuwd. Het onder feit 1 ten laste gelegde witwassen is dus bewezen.
De verdachte heeft achteraf geprobeerd de stortingen van € 100.000,- te legitimeren met de geschriften genoemd onder A tot en met E. Deze geschriften zijn vervalst en van deze geschriften is gebruik gemaakt, zodat ook de feiten 2 en 3 bewezen zijn.
Standpunt verdediging
Met betrekking tot feit 1 geldt dat de verdachte een concrete, (min of meer) verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven. Het geld komt uit de holding van de verdachte en niet is gebleken dat deze gelden waarmee de [bedrijf03] is gefinancierd van enig misdrijf afkomstig zijn.
Van de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde geschriften A, B en C is niet gebleken dat deze vals zijn; daarvoor bestaan juist contra-indicaties.
Dat geldt ook voor geschrift D: de verdachte en [naam01] hebben beiden verklaard een onderhandse lening te hebben afgesloten voor de aanschaf van de Mercedes-Benz, [naam01] heeft tweemaal rente betaald en ze hebben afgesproken de strafzaak af te wachten alvorens de overeenkomst verder af te wikkelen.
Het totaal aan leningen dat is vermeld in de verloopoverzichten bedoeld onder E sluit aan bij de jaarrekeningen. De boekhouder [naam02] heeft verklaard dat het niet uitzonderlijk is als een bedrag eerst onder de post rekening-courant wordt vermeld en later wordt verwerkt onder ‘lening u/g directie’ en dat het onjuist is dat de lening van 6 juni 2014 reeds was afgelost.
Oordeel van het hof
Feit 1
Voor een bewezenverklaring van het in de op art. 420bis, eerste lid, onder b, Wetboek van Strafrecht (Sr) toegesneden tenlastelegging opgenomen onderdeel "afkomstig uit enig misdrijf" is, gelet op doel en strekking van deze wetsbepaling en mede in het licht van de wetsgeschiedenis, niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dit betekent dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan. Wel is voor een
veroordeling ter zake van art. 420bis Sr vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband gelegd kan worden met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is,
mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, (min of meer) verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
De omstandigheid dat zo’n verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het
aan de verdachte is aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Op 1 mei 2015 hebben vier contante stortingen, van achtereenvolgens € 67.000,-, € 20.000,-, € 6.800,-
en € 6.200,-, in totaal € 100.000,-, plaatsgevonden op de bankrekening van [bedrijf01] B.V. (hierna en hiervoor ook al: de holding). De stortingen hebben plaatsgevonden met coupures van € 500,-,
€ 200,-, € 100,- en € 50,-. [1] Vervolgens is op dezelfde dag twee keer € 50.000,- overgeboekt van de bankrekening van de holding naar de privé bankrekening van de verdachte. [2] Op 4 mei 2015 is van de privé bankrekening van de verdachte twee keer € 50.000,- overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf03] [plaats01] onder vermelding van 'SL400 [kenteken01] deel 1/2' respectievelijk 'SL400 [kenteken01] deel 2/2'. [3] In het dossier bevindt zich ook een factuur van de aankoop van een [bedrijf03] SL400 met kenteken [kenteken02] die is gericht aan [bedrijf05] B.V., het bedrijf van [naam01] . [4]
Het als privé persoon in bezit hebben van een dergelijk groot bedrag in contanten is in het
maatschappelijk betalingsverkeer ongebruikelijk. Het geldbedrag bestond mede uit een groot aantal coupures van € 500,- en € 200,-. Van deze coupures is bekend dat ze voornamelijk in het criminele circuit worden gebruikt. De verdachte heeft voornoemde Mercedes-Benz gekocht voor en op verzoek
van [naam01] . Voorafgaand noch direct na de koop is een leenovereenkomst opgesteld, hetgeen gelet op de hoogte van het bedrag ongebruikelijk is.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat het niet anders
kan zijn dan dat het geldbedrag van € 100.000,- uit enig misdrijf afkomstig is. Derhalve mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de (legale) herkomst van het geld.
De verdachte heeft als getuige een verklaring afgelegd op 14 september 2015 en vervolgens per e-mail van 14 januari 2016 een toelichting gegeven. Op 14 september 2015 heeft de verdachte verklaard dat hij in mei 2014 € 100.000,- van de holding had opgenomen voor de aankoop van een Porsche.
De verdachte heeft op 14 januari 2016 meegedeeld dat hij in 2012 € 50.000,- van de holding heeft opgenomen voor de aankoop van een Porsche, in 2014 nogmaals € 50.000,- en dat hij het totale bedrag
in 2015 nog voorhanden had, dat hij dit teruggestort heeft en vervolgens vanuit de holding privé aan zichzelf heeft geleend ten behoeve van de aankoop van de Mercedes-Benz voor [naam01] .
Deze verklaring is hoogst onwaarschijnlijk, gelet op het volgende:
  • De verklaringen van 14 september 2015 en 14 januari 2016 zijn onderling tegenstrijdig in die zin dat de verdachte volgens zijn eerste verklaring in 2014 € 100.000 contant heeft opgenomen en dat hij volgens zijn tweede verklaring de helft hiervan reeds in 2012 zou hebben opgenomen;
  • Dat de verdachte dit geldbedrag gedurende zo’n lange periode contant voorhanden heeft gehad om een Porsche te kopen is ongeloofwaardig. Zijn verklaring dat hij op zoek was naar een Porsche die waardevast was en zelfs in waarde zou kunnen stijgen in de loop der tijd strookt niet met het feit dat hij rente verschuldigd zou zijn over de in 2012 en 2014 van de holding geleende bedragen;
  • Bij de belastingdienst is over de jaren 2012, 2013 en 2014 door de verdachte geen aangifte gedaan van het voorhanden hebben van contant geld boven de vrijstelling van € 5.000,-
- De boekhouder van de verdachte en van de holding, [naam02] , heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van het geldbedrag dat de verdachte in privé contant van de holding zou hebben opgenomen [6] ;
- De boekhouder verklaart bovendien niet eerder dan 1 december 2015 de leenovereenkomsten die zouden zijn opgesteld ten behoeve van de leningen van € 50.000,- in 2012 en 2014 te hebben ontvangen [7] ;
- De boekhouder verklaart verder dat het hem verbaast dat de verdachte bijna een jaar lang een bedrag van € 100.000,- contant voorhanden heeft gehad en dat hij niet zou weten waar de verdachte dat bedrag vandaan had moeten halen; [8]
- Dat de verdachte geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het feit dat het geldbedrag allereerst wordt gestort op de bankrekening van de holding, vervolgens wordt overgemaakt naar zijn privé bankrekening en het geldbedrag tot slot door hem wordt overgemaakt aan de [bedrijf03] dealer terwijl een dergelijke constructie vragen oproept [9] ;
- Uit de jaarrekening van 2012 van de holding niet blijkt van een lening in 2012 aan de verdachte [10] ;
- Dat de verdachte heeft verklaard [naam01] alleen te kennen uit de bouwwereld en dat hij aan de kleding van [naam01] en het
klokkie om zijn polsgezien zou hebben dat hij vermogend was [11] ;
- Dat de verdachte voorafgaand of kort na het lenen van het geldbedrag aan [naam01] geen leenovereenkomst heeft opgesteld voor de lening van € 100.000,-, terwijl er tussen de holding en de verdachte wel leenovereenkomsten zouden zijn opgesteld, zoals de verdachte heeft verklaard.
Deze omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd acht het hof de verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld hoogst onwaarschijnlijk.
Het hof is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag van € 100.000,- - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig is van enig misdrijf.
Feiten 2 en 3
Ten aanzien van geschriften A, B en C
Het dossier bevat een leenovereenkomst tussen de holding als geldgever en de verdachte als geldnemer ter zake een bedrag van € 50.000,- gedateerd 28 juni 2012. [12] Uit de jaarrekening 2012 van de holding blijkt niet dat de holding € 50.000,- aan de verdachte heeft geleend. [13] Ook blijkt uit de aangifte inkomstenbelasting 2012 niet dat de verdachte beschikte over een bedrag van € 50.000,- in contant geld. [14] De boekhouder van de holding, [naam02] , heeft verklaard dat hij de betreffende leenovereenkomst pas op 1 december 2015 heeft ontvangen. [15] Hij was ten tijde van het opmaken van de jaarrekening 2012 dus niet op de hoogte van de lening en heeft deze ook niet in de jaarrekening verwerkt. [16]
Het dossier bevat ook een leenovereenkomst tussen de holding als geldgever en de verdachte als geldnemer ter zake een bedrag van € 50.000,- gedateerd 1 juli 2014. [17] Deze leenovereenkomst is door de boekhouder ontvangen op 1 december 2015. [18] Uit de jaarrekening 2014 blijkt niet dat de holding € 50.000,- aan de verdachte heeft geleend. [19] Ook blijkt uit de aangifte inkomstenbelasting 2014 niet dat de verdachte beschikte over een bedrag van € 50.000,- in contant geld.
Tot slot bevat het dossier een leenovereenkomst tussen de holding als geldgever en de verdachte als geldnemer ter zake een bedrag van € 100.000,- gedateerd 1 mei 2015. [20]
[naam01] is op 9 juli 2015 aangehouden. De verdachte is vervolgens op 14 september 2015 gehoord over de herkomst van het geld voor de [bedrijf03] die hij heeft aangekocht voor [naam01] . Op 1 december 2015 heeft de verdachte in één keer drie leenovereenkomsten aan zijn boekhouder verstrekt. Op grond van alle voorgaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte deze leenovereenkomsten – in de tenlastelegging opgenomen onder A, B en C – achteraf valselijk heeft opgemaakt om een schijn van legaliteit te geven aan het geldbedrag van € 100.000,- voor de aankoop van [bedrijf03] . De verdachte heeft zich hiermee meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Door deze valse leenovereenkomsten vervolgens aan zijn boekhouder te verstrekken, heeft de verdachte ook gebruik gemaakt van deze overeenkomsten als ware deze echt en onvervalst. Aldus is het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen ten aanzien van de geschriften genoemd onder A, B en C.
Ten aanzien van geschrift D
Het dossier bevat een leenovereenkomst tussen de verdachte als geldgever en als geldlener
[naam01] ter zake een bedrag van € 100.000,- gedateerd 4 februari 2016, waarin is
bepaald dat de [bedrijf03] als pand is gegeven tot zekerheid voor de terugbetaling van het geleende bedrag. [21] De voor een dergelijk pandrecht vereiste registratie bij de Belastingdienst ontbreekt echter. [22]
Tevens staat in de leenovereenkomst dat de geldnemer in afwachting is van een uitkering onder zijn brandverzekering. De boekhouder van [bedrijf05] B.V. heeft verklaard dat hij in
september 2015 € 76.810,42 heeft ontvangen voor [naam01] in verband met de afwikkeling van een brandschade. [23] Gelet op de omstandigheid dat de lening van € 100.000,- nog open staat is voornoemd bedrag niet gebruikt om de lening deels af te lossen.
Onder deze omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat de ‘leenovereenkomst’ valselijk is opgemaakt om het witwassen van een bedrag van € 100.000,- te verhullen. Door deze overeenkomst aan de advocaat van [naam01] te verstrekken heeft de verdachte ook gebruik gemaakt van deze overeenkomst als ware deze echt en onvervalst. [24] Daarmee is het onder 2 en 3 ten laste gelegde ten aanzien van geschrift genoemd onder D bewezen.
Ten aanzien van geschrift E
In het klaagschrift over het beslag op de [bedrijf03] is in de bijlage een verloopoverzicht over de boekjaren 2012 tot en met 2015 van de holding opgenomen. [25] Hierin wordt ook de lening van 25 juni 2012 van € 50.000,- genoemd, terwijl deze niet in de jaarrekening 2012 voorkomt. [26] Dit betekent dat de lening pas achteraf in het verloopoverzicht is opgenomen. Dit kan alleen zijn gedaan om de herkomst van het geldbedrag waarmee de [bedrijf03] is gekocht te verhullen. Door dit overzicht op te maken en te verstrekken heeft de verdachte valsheid in geschrifte gepleegd. Daarmee is het onder 2 en 3 ten laste gelegde ten aanzien van geschrift genoemd onder E bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 mei 2015 tot en met 4 februari 2016, te Leiderdorp en/of te Wijk bij Duurstede, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten: een geldbedrag van

EUR 100.000,-, de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en voornoemd voorwerp heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft omgezet en/of van voornoemde voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

2.hij op een of meerdere verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2015 tot en

met 4 februari 2016 te Wijk bij Duurstede en/of te Leiderdorp, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, meerdere valse vervalste geschriften, te weten:
A) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 28 juni 2012 en
B) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 1 juli 2014 en
C) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 1 mei 2015 en
D) een overeenkomst Onderhandse lening tussen [naam01] en verdachte d.d. 4 februari 2016 en
E) verloopoverzichten over de boekjaren 2012 tot en met 2015 van zijn bedrijf [bedrijf01] B.V., met betrekking tot de grootboekrekening(en) "rekening-courant directie" en/of "Leningen directie" en/of "Rekening-courant [bedrijf02] B.V.",
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte en zijn mededader(s) telkens in strijd met de waarheid op deze geschriften vermeld en/of doen vermelden dat
ad A) de overeenkomst op 28 juni 2012 zou zijn opgesteld en ondertekend en
ad B) de overeenkomst op 1 juli 2014 zou zijn opgesteld en ondertekend en
ad C) [bedrijf01] B.V. op 1 mei 2015 een bedrag van EUR 100.000,- zou hebben geleend aan verdachte en de overeenkomst op 1 mei 2015 is opgesteld en ondertekend, en
ad D) verdachte een geldbedrag van EUR 100.000,- zou hebben geleend aan [naam01] en de geldlening zou plaatsvinden middels een overboeking van dit geldbedrag naar het bedrijf [bedrijf03] Leiden en de auto van het merk [bedrijf03] , type SL400 met kenteken [kenteken01] als onderpand zou dienen van de geldlening en de geldlening mondeling afgesproken zou zijn op 28 april 2015 en/of 30 december 2015, en
ad E) - op de grootboekrekening "Leningen directie" in de boekjaren 2012 en 2013 onder de omschrijving "Lening privé" een bedrag van EUR 50.000,- zou staan vermeld en
- op de grootboekrekening "Leningen directie" in het boekjaar 2015 onder de omschrijving "Lening retour" bedragen van EUR 67.000,- en EUR 20.000,- en EUR 6.800,- en EUR 6.200,- (in totaal EUR 100.000,-) met als mutatiedatum 1 mei 2015 zou staan vermeld, en
- op de grootboekrekening "Leningen directie" in het boekjaar 2015 onder de omschrijving "Lening" tweemaal een bedrag van EUR 50.000,- met als mutatiedatum 1 mei 2015 zou staan vermeld,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;

3.hij een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met

26 februari 2016 te Leiderdorp en/of te Wijk bij Duurstede, althans in Nederland, opzettelijk valse geschriften, te weten:
A) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 28 juni 2012 en B) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 1 juli 2014 en
C) een overeenkomst tussen [bedrijf01] B.V. en verdachte d.d. 1 mei 2015 en
D) een overeenkomst Onderhandse lening tussen [naam01] en verdachte d.d. 4 februari 2016 en
E) verloopoverzichten over de boekjaren 2012 tot en met 2015 van zijn bedrijf [bedrijf01] B.V., met betrekking tot de grootboekrekening(en) "rekening-courant directie" en/of "Leningen directie" en/of "Rekening-courant [bedrijf02] B.V."
heeft afgeleverd en/of heeft doen afleveren voor wat betreft A, B en C: aan de heer
[naam02] van [bedrijf04] advies en Administratie en voor wat betreft D en E:
aan de raadsman van [naam01] en
voorhanden heeft gehad,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid op deze geschriften staat vermeld dat:
ad A) de overeenkomst op 28 juni 2012 zou zijn opgesteld en ondertekend, en
ad B) de overeenkomst op 1 juli 2014 zou zijn opgesteld en ondertekend, en
ad C) [bedrijf01] B.V. op 1 mei 2015 een bedrag van EUR 100.000,- zou hebben geleend aan verdachte en de overeenkomst op 1 mei 2015 zou zijn opgesteld en ondertekend, en
ad D) verdachte een geldbedrag van EUR 100.000,- zou hebben geleend aan [naam01] en de geldlening zou plaatsvinden middels een overboeking van dit geldbedrag naar het bedrijf [bedrijf03] Leiden en de auto van het merk [bedrijf03] , type SL400 met kenteken [kenteken01] als onderpand zou dienen van de geldlening en de geldlening mondeling zou zijn afgesproken op 28 april 2015 en/of 30 december 2015, en
ad E) - op de grootboekrekening "Leningen directie" in de boekjaren 2012 en 2013 onder de omschrijving "Lening privé" een bedrag van EUR 50.000,- zou staan vermeld en
- op de grootboekrekening "Leningen directie" in het boekjaar 2015 onder de omschrijving "Lening retour" bedragen van EUR 67.000,- en EUR 20.000,- en EUR 6.800,- en EUR 6.200,-
(in totaal EUR 100.000,-) met als mutatiedatum 1 mei 2015 zouden staan vermeld, en
- op de grootboekrekening "Leningen directie" in het boekjaar 2015 onder de omschrijving "Lening" tweemaal een bedrag van EUR 50.000,- met als mutatiedatum 1 mei 2015 zou staan vermeld,
terwijl hij, verdachte, wist, dat deze geschriften bestemd waren voor gebruik als ware deze geschriften echt en onvervalst.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden.
De verdediging heeft bepleit rekening te houden met de context waarbinnen de gedragingen hebben plaatsgevonden, het blanco strafblad van de verdachte en het feit dat hij een goedlopend bedrijf heeft.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van € 100.000,-. Het witwassen van geld dat uit misdrijf afkomstig is, vormt een bedreiging voor de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde. Witwassen draagt bij aan de instandhouding van crimineel gedrag. Na het witwassen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opmaken van valse documenten en vervolgens aan het gebruik maken daarvan – in een klaagschriftprocedure bij de rechtbank Amsterdam – om het witgewassen geldbedrag de schijn van legaliteit te verschaffen. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat de rechtbank in de juistheid van geschriften moet kunnen stellen ernstig beschaamd.
Gelet op de hoogte van het witgewassen geldbedrag en de doelbewustheid waarmee de valse documenten nadien zijn opgesteld, kan niet worden gekomen tot een andere dan een vrijheidsbenemende straf. Het hof heeft met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden passend en geboden.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Het hof spreekt op 23 augustus 2022 het arrest uit, waardoor de redelijke termijn van twee jaren voor de procedure in hoger beroep is overschreden met een jaar en tien maanden.
Het hof zal de op te leggen gevangenisstraf daarom verminderen tot 8 (acht) maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak ter zake van de in feiten 2 en 3 bedoelde handelingen met betrekking tot de brief, genoemd onder F.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. S. Clement en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid
van mr. N. van Gelder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 23 augustus 2022.
mr. S. Clement en mr. P.C. Römer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.ZD 10, pagina 359.
2.ZD 10, pagina 117.
3.ZD 10, pagina 118.
4.ZD 10, pagina 010.
5.ZD 10, pagina 513.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam02] van 1 september 2021 bij de raadsheer-commissaris.
7.ZD 3, pagina 50.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam02] van 1 september 2021 bij de raadsheer-commissaris.
9.ZD 10, pagina 259.
10.ZD 10, pagina 405 e.v.
11.ZD 3, pagina’s 007 en 008.
12.ZD 10, pagina 250.
13.ZD 10, pagina 417.
14.ZD 10, pagina 513.
15.ZD 3, pagina 50.
16.ZD 3, pagina’s 36-38
17.ZD 10, pagina 252.
18.ZD 3, pagina 50.
19.ZD 10, pagina’s 482-486.
20.ZD 10, pagina 254.
21.ZD 10, pagina’s 528-530.
22.ZD 10, pagina’s 526-527.
23.ZD 3, pagina’s 19-20.
24.ZD 10, pagina 526.
25.ZD 10, pagina 248.
26.ZD 10, pagina 417.