ECLI:NL:GHAMS:2022:3172

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
23-000608-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling en belediging in supermarkt met noodweerverweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 1 maart 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 2003 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor mishandeling en belediging van twee slachtoffers in een supermarkt in Alkmaar. De tenlastelegging omvatte mishandeling door het slaan van een slachtoffer en belediging door in het gezicht van een ander te spugen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 september 2022 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zich geconfronteerd voelde met een wederrechtelijke aanranding door supermarktmedewerkers. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte de vuistslag niet heeft gegeven in een noodweersituatie en dat hij de confrontatie zelf heeft opgezocht. Het hof heeft de vrijspraak van de mishandeling onder 1 bevestigd, maar de verdachte is wel schuldig bevonden aan de mishandeling van het tweede slachtoffer en de belediging van het derde slachtoffer. De straf is vastgesteld op een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor immateriële schade, vastgesteld op € 300,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000608-22
datum uitspraak: 22 september 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 1 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-223832-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
adres: [adres01] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 april 2021 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) met de vuist in het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] (met kracht) met de vuist in het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of te stompen;
3.
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer02] (teamleider supermarkt [winkel]), in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door genoemde [slachtoffer02] in het gezicht, althans tegen het hoofd te spugen, althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde tot een andere beslissing komt dan de kinderrechter en ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde tot een andere bewezenverklaring.

Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde

Evenals de kinderrechter - en met de advocaat-generaal en de raadsman - acht het hof aannemelijk geworden dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld. Dat betekent dat voor het handelen van de verdachte een rechtvaardigingsgrond bestond. Onder "mishandeling" in de zin van de artikel 300 Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Anders dan de kinderrechter komt het hof niet tot ontslag van alle rechtsvervolging maar tot vrijspraak nu de tenlastegelegde mishandeling niet kan worden bewezen, omdat de wederrechtelijkheid ontbreekt.

Bespreking verweer ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde

Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van de feiten 2 en 3 eveneens heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, lid 1 Sr. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Daartoe heeft de verdediging de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Aangever [slachtoffer02] heeft [verdachte01] van achteren vastgepakt en naar zich toe gedraaid, waardoor beiden ‘face to face’ kwamen te staan. Aldus belandde [verdachte01] in een situatie waarbij hij ingesloten raakte tussen de agressor – aangever – en de kassamedewerker. Deze dreven [verdachte01] verder in de richting van de kassaband door hem te duwen. Aldus kon hij geen kant meer op en zag hij zich genoodzaakt ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de supermarktmedewerkers uit te halen met zijn vuist richting aangever. Ook een eventueel rake spuugpoging kan aldus worden uitgelegd als een reactie op een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de supermarktmedewerkers, ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf.
Het hof acht de feiten en omstandigheden zoals door de verdediging aan het verweer ten grondslag zijn gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
De verdachte bevindt zich in de supermarkt in de rij voor de kassa, op het moment dat bij een vriend van de verdachte een tassencontrole wordt uitgevoerd door de kassamedewerker [getuige01] . De verdachte raakt– ook naar eigen zeggen – geïrriteerd en windt zich op. Op de ook ter terechtzitting in hoger beroep afgespeelde camerabeelden is zichtbaar dat de verdachte een zwaaibeweging met zijn arm maakt en dat hij zijn arm vervolgens dreigend boven het hoofd van de kassamedewerker houdt. De teamleider, aangever [slachtoffer02] , begeeft zich naar de kassa en hij gaat tussen de verdachte en de kassamedewerker in staan en draait de verdachte weg van de kassamedewerker. Dan stapt de verdachte weer naar [slachtoffer02] toe en beweegt zijn gezicht heel dicht naar het gezicht van [slachtoffer02] , waardoor zij zogezegd neus aan neus staan. De vriend van de verdachte probeert hem op dat moment (tevergeefs) weg te trekken. Hierop haalt de verdachte met zijn arm uit naar [slachtoffer02] en raakt hem met zijn vuist in het gezicht. Vervolgens duwen [slachtoffer02] en [getuige01] de verdachte naar achteren tegen de lopende band van een andere kassa en houden hem daar tegenaan gedrukt totdat de politie arriveert.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte de vuistslag niet heeft gegeven in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De verdachte was degene die zich agressief gedroeg en de confrontatie – eerst met de kassamedewerker en daarna met de teamleider – opzocht. De aangever [slachtoffer02] probeerde de verdachte tot aan de vuistslag enkel te bewegen om de winkel te verlaten, door hem weg te draaien en te duwen. Nadat de verdachte hem met zijn vuist had geraakt is hij vervolgens door de aangever en de kassamedewerker op de kassaband gedrukt. Deze handelingen kunnen in de gegeven omstandigheden worden aangemerkt als handelingen die in het kader van een zogeheten burgeraanhouding mochten verricht na de mishandeling van [slachtoffer02] . Deze burgeraanhouding kan evenmin als een wederrechtelijke aanranding van de verdachte worden aangemerkt, waartegen hij zich mocht verdedigen door te spugen.
Op grond van het bovenstaande concludeert het hof dat in het geheel geen sprake was van een noodweersituatie waardoor de verdachte zich niet met succes op noodweer kan beroepen. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 22 juli 2021 te Alkmaar [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] met de vuist in het gezicht te slaan;
3.
hij op 22 juli 2021 te Alkmaar opzettelijk [slachtoffer02] heeft beledigd door genoemde [slachtoffer02] in het gezicht te spugen.
Hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde omdat hij per ongeluk heeft gespuugd als gevolg van de nekklem zodat hij geen opzet op belediging had.
Het hof acht onaannemelijk dat als reactie op een nekklem, onopzettelijk, speeksel van de verdachte in het gezicht van de aangever terecht is gekomen, zoals door de verdediging naar voren is gebracht. De in de supermarkt aanwezige verbalisant [verbalisant01] heeft witte klodders, verspreid over het gezicht van de aangever waargenomen, met een dikke witte klodder op het voorhoofd. Aangezien de verdachte op zijn rug lag en werd tegengehouden door verschillende mensen moet hij naar het oordeel van het hof krachtig en dus opzettelijk hebben gespuugd, hetgeen steun vindt in de verklaringen van de aangever [slachtoffer02] zelf en de getuige [getuige01] .

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de kinderrechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een supermarktmedewerker mishandeld en beledigd door hem in het gezicht te spugen. Dat een vriend van de verdachte aan een legitieme tassencontrole werd onderworpen, was voor de verdachte aanleiding om opgefokt, respectloos en uiteindelijk agressief te reageren. Dit is een nare en beangstigende gebeurtenis geweest voor het slachtoffer, die gewoon zijn werk deed. Door zo te handelen heeft de verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van een uitgebreid advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 november 2021 alsmede van het actualisatierapport van 2 september 2022. Daaruit is onder meer gebleken dat bij de Raad zorgen bestaan over verschillende leefgebieden. De verdachte zit thans gedetineerd in het kader van een nieuwe verdenking. De Raad heeft in het actualisatierapport geadviseerd de verdachte voor de thans aan de orde zijnde feiten een kale werkstraf op te leggen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 augustus 2022 is hij niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, met de kinderrechter en de advocaat-generaal, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.741,62, bestaande uit € 241,62 ter compensatie van materiële schade en € 1.500,- als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00 voor zover deze ziet op immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard in verband met het eigen aandeel van de benadeelde.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Immers, de verdachte heeft de benadeelde partij letsel toegebracht en zijn eer aangetast . Daarbij is betrokken dat van de zijde van de verdachte het optreden van dergelijke schade en de causale relatie daarvan met het bewezenverklaarde niet gemotiveerd zijn betwist. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof stelt de omvang van de immateriële schade op de voet van artikel 6:106 aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek naar billijkheid vast op € 300,00. Daarbij is rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, alsmede de vergoedingen die in soortgelijke gevallen door rechters zijn toegekend. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, zal worden toegewezen. Hetgeen ter compensatie van immateriële schade méér is gevorderd gaat de grenzen van de billijkheid te buiten, zodat de vordering in zoverre wordt afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer02] ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer02] , ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 22 juli 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. H. Durdu, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 september 2022.
Mr. Durdu is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _