ECLI:NL:GHAMS:2022:3153
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek vervangende toestemming tot erkenning van een kind in het kader van familierechtelijke betrekkingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de man om vervangende toestemming tot erkenning van zijn kind, [minderjarige 1]. De man had eerder in eerste aanleg bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een verzoek ingediend dat was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het verlenen van toestemming schadelijk zou zijn voor de belangen van de vrouw en de emotionele ontwikkeling van het kind. De man, die in Duitsland in detentie zat, had [minderjarige 1] niet direct na haar geboorte erkend, terwijl hij dat wel had gedaan voor hun andere kind, [minderjarige 2]. De vrouw, die alleen het gezag over de kinderen uitoefent, voerde aan dat de man haar en de kinderen onder druk zette en dat erkenning schadelijk zou zijn voor de kinderen, die al trauma's hadden opgelopen door de onveilige situatie waarin zij opgroeiden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 september 2022 waren de vrouw, haar advocaat, de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De bijzondere curator en de raad adviseerden om het verzoek van de man af te wijzen, omdat erkenning schadelijk zou zijn voor de band tussen de vrouw en [minderjarige 1]. Het hof oordeelde dat de belangen van de man niet opwogen tegen de belangen van de vrouw en het kind. Het hof concludeerde dat de man, ondanks zijn verzoek, niet in persoon was verschenen en dat zijn belangen niet voldoende waren onderbouwd. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof benadrukte het belang van een stabiele opvoedingsomgeving voor [minderjarige 1].