ECLI:NL:GHAMS:2022:3153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
200.308.191/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek vervangende toestemming tot erkenning van een kind in het kader van familierechtelijke betrekkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de man om vervangende toestemming tot erkenning van zijn kind, [minderjarige 1]. De man had eerder in eerste aanleg bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een verzoek ingediend dat was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het verlenen van toestemming schadelijk zou zijn voor de belangen van de vrouw en de emotionele ontwikkeling van het kind. De man, die in Duitsland in detentie zat, had [minderjarige 1] niet direct na haar geboorte erkend, terwijl hij dat wel had gedaan voor hun andere kind, [minderjarige 2]. De vrouw, die alleen het gezag over de kinderen uitoefent, voerde aan dat de man haar en de kinderen onder druk zette en dat erkenning schadelijk zou zijn voor de kinderen, die al trauma's hadden opgelopen door de onveilige situatie waarin zij opgroeiden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 september 2022 waren de vrouw, haar advocaat, de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De bijzondere curator en de raad adviseerden om het verzoek van de man af te wijzen, omdat erkenning schadelijk zou zijn voor de band tussen de vrouw en [minderjarige 1]. Het hof oordeelde dat de belangen van de man niet opwogen tegen de belangen van de vrouw en het kind. Het hof concludeerde dat de man, ondanks zijn verzoek, niet in persoon was verschenen en dat zijn belangen niet voldoende waren onderbouwd. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof benadrukte het belang van een stabiele opvoedingsomgeving voor [minderjarige 1].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.308.191/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/310613 / FA RK 20-6650
Beschikking van de meervoudige kamer van 8 november 2022 inzake
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. H. Hulshof te Emmeloord,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.S. Vos te Westbeemster.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- mr. E.B. Warmerdam-Wolfs, in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [minderjarige 1] (hierna te noemen: de bijzondere curator).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna te noemen: de rechtbank) van 9 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 4 maart 2022 in hoger beroep gekomen van de hiervoor genoemde beschikking van 9 december 2021.
2.2
De vrouw heeft op 13 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is verder ingekomen een bericht van de zijde van de vrouw van 24 augustus 2022, met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 1 september 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de man namens de man;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de bijzondere curator;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen.

3.De feiten

Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de man en de vrouw zijn geboren:
- [minderjarige 2] , [in] 2012;
- [minderjarige 1] , [in] 2014;
hierna tezamen ook: de kinderen.
De man heeft [minderjarige 2] met toestemming van de vrouw erkend, waarbij de ouders hebben gekozen voor de geslachtnaam van de man. De vrouw oefent van rechtswege alleen het gezag uit over de kinderen. De kinderen wonen bij de vrouw.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover nu van belang, het verzoek van de man strekkende tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige 1] afgewezen.
4.2
De man verzoekt in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking (in zoverre), zijn inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
4.3
De vrouw verzoekt het verzoek van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:204 derde lid, aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon de verwekker van het kind is.
5.2
Tussen de vrouw en de man staat vast dat de man de verwekker van [minderjarige 1] is.
5.3
Bij het beantwoorden van de vraag of aan de man al dan niet vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige 1] op grond van voormeld artikel dient te worden verleend, komt het aan op een afweging van belangen van de betrokkenen, waarbij tot uitgangspunt dient te worden genomen dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op hebben dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang van de verwekker bij de totstandkoming van een rechtens erkende familierechtelijke betrekking kan echter niet zo zwaar wegen dat hierdoor de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind worden geschaad of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt als de toestemming zou worden verleend. Van schade aan de belangen van het kind kan slechts sprake zijn indien er ten gevolge van de erkenning reële risico’s zijn voor het kind dat het wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Dit zou onder meer het geval kunnen zijn wanneer de moeder ten gevolge van de erkenning in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is het kind het stabiele opvoedingsklimaat te geven, dat het nodig heeft.
5.4
De man stelt dat de rechtbank hem ten onrechte geen vervangende toestemming heeft verleend om [minderjarige 1] te erkennen. In de bestreden beschikking is ten onrechte overwogen dat voldoende is komen vast te staan dat de vrouw ten gevolge van de erkenning van [minderjarige 1] door de man in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat dat zij niet in staat is [minderjarige 1] het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat zij nodig heeft en [minderjarige 1] daardoor in haar sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling wordt belemmerd. De ouders hebben samen voor een tweede kind gekozen. Vanwege de detentie van de man in Duitsland heeft hij [minderjarige 1] niet meteen na haar geboorte erkend, zoals bij [minderjarige 2] wel het geval is geweest. De kinderen zijn buiten aanwezigheid van de man opgegroeid. Het is hem alleen toegestaan zijn vaderrol op afstand te vervullen. Het is belangrijk voor de man dat er ook naar de buitenwereld toe sprake is van een familierechtelijke band tussen [minderjarige 1] en hem. De rechtbank heeft overwogen dat als vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige 1] zou worden verleend, de vrouw voortdurend rekening zal dienen te houden met mogelijke aanspraken van de man die daaruit voortvloeien. De man heeft, door intrekking van zijn verzoeken om omgang en gezamenlijk gezag, laten zien dat hij bereid is de vrouw en de kinderen de benodigde ruimte te geven en afstand te bewaren. De rechtbank heeft verder ten onrechte overwogen dat het feit dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] nu goed verloopt haar oordeel niet anders maakt. Dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] goed verloopt, is volgens de man een niet te negeren indicatie dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de erkenning haar ontwikkeling zal belemmeren. In de bestreden beschikking is tevens ten onrechte overwogen dat het feit dat [minderjarige 2] wel door de man is erkend niet tot een ander oordeel leidt. Er is een ongerechtvaardigd verschil tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wat betreft hun familierechtelijke status, dat in hun onderlinge relatie kan gaan doorwerken. Voor de buitenwereld is het dragen van een andere geslachtsnaam een duidelijk teken van het ontbreken van een (familierechtelijke) band, aldus de man.
5.5
De vrouw betoogt dat de bestreden beschikking bekrachtigd dient te worden. Zij wil de kinderen in veiligheid en geborgenheid laten opgroeien. Ondanks het - vanwege ernstige bedreigingen - aan de man opgelegde contactverbod, oefent de man nog steeds druk op de vrouw uit en laat hij haar niet met rust. Zo zette de man in februari 2022 een fiets bij haar in de tuin, liet hij zijn moeder een cadeau bezorgen op [minderjarige 2] verjaardag en heeft hij door een derde een envelop, met daarin foto’s van zichzelf en een aanzienlijk geldbedrag, aan de vrouw thuis laten afgeven. Daarnaast blijft de man berichten op Facebook plaatsen, zoals filmpjes met dreigende teksten die op de vrouw betrekking lijken te hebben en was hij vermoedelijk degene die de vrouw verschillende malen midden in de nacht heeft gebeld, waardoor zij weer een ander telefoonnummer heeft moeten nemen. De vrouw is hierdoor voortdurend alert en op haar hoede. De daardoor ontstane spanningen hebben hun weerslag op de kinderen, die al een trauma hebben opgelopen. Zij klappen dicht, willen nergens meer over praten, zijn angstig en staan zeer afwijzend tegenover de man. [minderjarige 1] weet dat de man haar biologische vader is. Maar zij hecht aan haar huidige achternaam en ontleent daaraan haar identiteit. Het vertrouwen van [minderjarige 1] in de vrouw zal word geschaad als de vrouw haar niet kan beschermen tegen het wijzigen van haar geslachtsnaam. De kinderen zijn eraan gewend ieder een andere achternaam te hebben. Bovendien moet de vrouw ingeval van erkenning rekening houden met mogelijke aanspraken die uit het juridisch ouderschap van de man voortvloeien. De vrouw zal zich staande moeten houden om er voor de kinderen te kunnen zijn. Zij vreest dat zij opnieuw zal instorten als de man haar niet met rust laat. De man lijkt hiervan geen besef te hebben en is, ondanks gedane toezeggingen, niet bereid om aan zichzelf te werken, aldus de vrouw.
5.6
De bijzondere curator heeft ter zitting in hoger beroep haar ter zitting in eerste aanleg mondeling gegeven standpunt gehandhaafd. Dat standpunt hield in dat de bijzondere curator concludeerde tot afwijzing van het verzoek van de man. De vrouw is een stabiele verzorgende ouder, maar zij heeft een verminderde draagkracht. Uit haar houding tijdens het gesprek met de bijzondere curator kan worden opgemaakt dat [minderjarige 1] veel weerstand heeft tegen wijziging van haar geslachtsnaam. [minderjarige 1] identificeert zich met de geslachtsnaam ‘ [achternaam van de vrouw] ’ en het is belangrijk voor haar identiteitsontwikkeling dat zij deze geslachtsnaam kan behouden. [minderjarige 1] heeft veel meegemaakt en is getraumatiseerd. Erkenning zou een behoorlijke impact op haar hebben en zou ervoor zorgen dat de vrouw in een lastige positie ten opzicht van [minderjarige 1] komt te staan. Het ontbreekt de man aan inlevingsvermogen en hij is zich niet bewust van de gevolgen van erkenning. Dat kinderen in een gezin ieder een andere geslachtsnaam hebben, roept, anders dan de man betoogt, in de huidige samenleving geen vragen (meer) op en als dat wel het geval zou zijn, weegt dat niet op tegen de problemen die de vrouw en [minderjarige 1] door de erkenning zouden ervaren, aldus de bijzondere curator.
5.7
De raad heeft zich ter zitting in hoger beroep achter het advies van de bijzondere curator geschaard en het hof geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Erkenning is niet alleen schadelijk voor de band tussen de vrouw en [minderjarige 1] , maar zal de man in staat stellen om ook andere verzoeken ten aanzien van [minderjarige 1] in te dienen, aldus de raad.
5.8
Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat de kinderen in voor hen ongunstige en onveilige omstandigheden zijn opgegroeid en nog steeds in onrustige omstandigheden verkeren. De man heeft een uitgebreid strafblad; hij is (onder meer) voor geweldsdelicten en voor drugshandel veroordeeld en heeft als gevolg daarvan in detentie verbleven. Daarnaast is de man wegens belaging (stalking) van de vrouw, door de strafkamer van dit hof op 12 april 2022 (in hoger beroep van een vonnis van de politierechter van 23 juni 2021) veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met als bijzondere voorwaarde een contact- en locatieverbod met de vrouw gedurende de proeftijd van drie jaar. De man heeft niet weersproken dat hij, ondanks het aan hem opgelegde contactverbod, toch contact met de vrouw heeft gezocht. De vrouw heeft vanwege de bedreigingen en stalking door de man de beschikking over een Aware-knop gehad. De kinderen hebben onder de situatie geleden en hebben daardoor trauma’s opgelopen. [minderjarige 1] is er van op de hoogte dat zij in biologisch opzicht van de man afstamt. Dit is een wezenlijk andere situatie dan die waarin een kind in het ongewisse wordt gelaten over zijn biologische afstamming en de identiteitsontwikkeling van een kind in gevaar zou kunnen komen, omdat het zijn oorsprong niet kent.
Naar het oordeel van het hof zullen met het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning onder de huidige omstandigheden de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige 1] worden geschaad en zal een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [minderjarige 1] in het gedrang komen. Hiertoe is het volgende van belang.
Op grond van de stukken in het dossier en de mondelinge behandeling in hoger beroep is voldoende aannemelijk geworden dat de man al tijdens de relatie met de vrouw in het criminele circuit verkeerde en dat hij zich na verbreking van de relatie dwingend en bedreigend jegens de vrouw is gaan gedragen. Vanwege de door de gedragingen van de man bij de vrouw teweeg gebrachte overbelasting, angst en spanning zal de vrouw ten gevolge van de erkenning in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komen te verkeren dat zij niet in staat is [minderjarige 1] het stabiele opvoedingsklimaat te geven, dat zij nodig heeft. De mogelijkheid dat de man na een erkenning van [minderjarige 1] verdere invloed op het gezin van de vrouw en de kinderen zal kunnen uitoefenen, draagt aan de angst en spanning van de vrouw nog bij. Dergelijke spanningen zijn schadelijk voor [minderjarige 1] . Als jong kind, met de hiervoor geschetste gezinsgeschiedenis, heeft [minderjarige 1] juist extra behoefte aan rust en een opvoedomgeving waarin niet over haar gestreden wordt. Verder acht het hof voldoende aannemelijk dat de man de vrouw en de kinderen moeilijk met rust kan laten; ondanks het contact- en locatieverbod blijft hij immers wegen zoeken om contact te krijgen en invloed uit te oefenen. Als de man vervangende toestemming voor erkenning wordt verleend, is naar het oordeel van het hof het risico op een voortdurende juridische strijd tussen de man en de vrouw reëel. Dat de man in de procedure in eerste aanleg zijn verzoeken met betrekking tot gezag en omgang ter zitting heeft ingetrokken, neemt niet weg dat hij opnieuw een juridische procedure kan starten om mede met het gezag over [minderjarige 1] te worden belast.
Verder acht het hof het volgende van belang. Vaststaat dat de man [minderjarige 2] heeft erkend en dat de man en de vrouw toentertijd gezamenlijk hebben gekozen om haar de geslachtsnaam van de man te geven. Op grond van het bepaalde in artikel 1:5 lid 8 BW geldt deze naam ook voor alle volgende kinderen van de ouders. Erkenning van [minderjarige 1] door de man zou dan ook tot gevolg hebben dat haar geslachtsnaam wordt gewijzigd van ‘ [achternaam van de vrouw] ’ in ‘ [achternaam van de man] ’. In dat geval zou de vrouw zich genoodzaakt voelen om door middel van het voeren van een juridische procedure te trachten te bewerkstelligen dat de geslachtnaam van [minderjarige 1] weer in ‘ [achternaam van de vrouw] ’ wordt gewijzigd. Dergelijke juridische procedures staan eraan in de weg dat de vrouw het verleden kan verwerken, haar draagkracht kan vergroten en er voor de kinderen kan zijn. Verder weegt het hof mee dat uit het door [minderjarige 1] met de bijzondere curator gevoerde gesprek blijkt dat zij grote weerstand tegen erkenning en de daarmee gepaard gaande achternaamswijziging heeft. Voor [minderjarige 1] maakt haar huidige achternaam ‘ [achternaam van de vrouw] ’, die zij al haar hele leven heeft, een belangrijk deel uit van haar identiteit. Het hof merkt in dit verband nog op dat het risico bestaat dat het vertrouwen van [minderjarige 1] in haar moeder -en daarmee de verhouding tussen hen beiden- geschaad zal worden als de vrouw -in [minderjarige 1] ’s ogen- de man niet van een erkenning en wijziging van haar geslachtsnaam heeft weten te weerhouden. Met het oog op het gezinsverleden, is behoud van het vertrouwen van [minderjarige 1] in de vrouw juist van groot belang voor [minderjarige 1] ’s ontwikkeling.
Gelet op het voorgaande kan de man niet worden gevolgd in zijn stelling dat het feit dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] (nu) goed verloopt een niet te negeren indicatie is dat er geen sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de erkenning haar ontwikkeling zal belemmeren.
Dat, zoals de man nog heeft betoogd, voor de buitenwereld het dragen van een andere geslachtsnaam een aanwijzing zou zijn dat een (familierechtelijke) band tussen de man en [minderjarige 1] ontbreekt en dat er een ongerechtvaardigd verschil tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is wat betreft hun familierechtelijke status, dat in de relatie tussen hen kan gaan doorwerken, acht het hof onvoldoende zwaarwegend. Het is immers niet ongebruikelijk dat personen binnen één gezin verschillende achternamen dragen, zoals (onder meer) in samengestelde gezinnen het geval is. Voor de kinderen is duidelijk dat zij dezelfde vader hebben; [minderjarige 1] heeft immers haar hele leven al een andere geslachtsnaam dan [minderjarige 2] , terwijl uit de verklaring van [minderjarige 1] tegenover de bijzondere curator kan worden opgemaakt dat voor [minderjarige 1] het verschil met haar zus wat betreft hun familierechtelijke status minder zwaar weegt dan haar weerstand tegen erkenning en naamswijziging.
De belangen van de man bij een erkenning wegen niet op tegen de hiervoor genoemde belangen van de vrouw en [minderjarige 1] . De man is, net als bij de rechtbank, ook bij het hof niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Hierdoor kon hij niet nader worden bevraagd over zijn belangen en motieven. Voor zover de man zich miskend voelt in zijn rol als vader, merkt het hof op dat het belangrijk is dat hij (eventueel met hulpverlening) leert te reflecteren op het verleden en inzicht krijgt in de gevolgen van zijn gedragingen voor de vrouw en de kinderen.
Gelet op al het voorgaande zal het hof het verzoek van de man afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. M.F.G.H. Beckers en mr. G.W. Brands-Bottema, in tegenwoordigheid van mr. L. Meulman als griffier en is op 8 november 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.