3.9.De kantonrechter heeft ten aanzien van het bestaan van een duurzame gemeenschappelijke huishouding in het tussenvonnis overwogen, voor zover van belang:
13. [geïntimeerde] stelt dat zij in 1988, op 20-jarige leeftijd, bij grootmoeder is ingetrokken, omdat vanwege de verslaving van haar moeder er een zeer verstoorde gezinsverhouding bestond in het gezin van [geïntimeerde] . Sinds 22 juli 1988 staat zij op het adres van grootmoeder ingeschreven. Zij heeft toegelicht dat het aanvankelijk niet was met het idee dat het voor eeuwig was. Na de geboorte van haar dochter, op [geboortedatum 2] , werd het steeds meer het idee dat ze zou blijven. Ze heeft toen ook meerdere keren geprobeerd medehuurder te worden, maar daar is nooit op gereageerd. Toen de moeder van [geïntimeerde] in 2011 om het leven werd gebracht, heeft zij – opnieuw - bewust de keuze gemaakt om de gezamenlijke huishouding met grootmoeder voort te zetten en - ook in de toekomst - voor elkaar te blijven zorgen. Ze hadden geen gezamenlijke en/of-rekening. Grootmoeder betaalde de huur. In het begin kookte grootmoeder ook. De kosten van boodschappen, abonnementen voor internet en televisie en de aanschaf van huishoudelijke apparatuur werden door [geïntimeerde] gedragen. Grootmoeder ontving slechts een kleine AOW-uitkering. Grootmoeder werd in de loop der jaren steeds hulpbehoevender. Zij had de sterke wens om thuis te blijven wonen tot aan haar dood. [geïntimeerde] is meer en meer als mantelzorger van grootmoeder gaan fungeren. In 2015 heeft zij het souterrain opgeknapt, onder andere met geld van de verzekering vanwege een lekkage. In december 2015 is [geïntimeerde] lid geworden van de landelijke vereniging voor mantelzorgers. Zij heeft toen de lichamelijke verzorging van grootmoeder en alle huishoudelijke taken op zich genomen en kookte voor hen beide. Zij aten samen, keken samen televisie en ontvingen samen bezoek. Een gescheiden huishouding was praktisch ook niet mogelijk, aldus [geïntimeerde] . De badkamer en keuken werden geheel gedeeld. Ter zitting heeft zij nader toegelicht dat grootmoeder in het souterrain sliep. Zelf slaapt ze op de eerste etage, waar ook een toilet is. De beletage, waar de woonkamer, de badkamer en de keuken zijn, gebruikten ze gemeenschappelijk. In juli 2017 is de dochter van [geïntimeerde] elders gaan wonen.
14. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [geïntimeerde] stukken overgelegd, waaronder een bewijs van haar inschrijving op het adres van de woning, een bewijs van lidmaatschap van de vereniging voor mantelzorgers, een verklaring van haar dochter over de woonsituatie en de mantelzorg, correspondentie met UPC en XS4All uit 2014 en 2015 en facturen van Ziggo aangaande internet en televisie van 2018 en 2019 op naam van [geïntimeerde] , een factuur uit 2019 voor een I-pad die deels door grootmoeder en deels door [geïntimeerde] is betaald, een factuur voor een wasmachine op naam van [geïntimeerde] , bankafschriften van [geïntimeerde] uit 2015 t/m 2019 met betalingen aan CAK die betrekking hebben op de stoeltjeslift van grootmoeder, een verklaring van twee buurtbewoners dat [geïntimeerde] de huishoudelijke en lichamelijke verzorging van grootmoeder, die al jaren immobiel was en haar woning niet kon verlaten, op zich had genomen. Ten slotte is er een verklaring van de huisarts die bevestigt dat [geïntimeerde] mantelzorg verleende aan grootmoeder.
15. Het verlenen van mantelzorg is op zichzelf nog niet voldoende voor het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding. Echter de bestaande familierelatie tussen grootmoeder en [geïntimeerde] , de lange duur van het samenwonen, het gezamenlijk gebruik van de voorzieningen in de woning, de wederzijdse zorg voor elkaars welzijn - die bij aanvang vooral van grootmoeder uitging en later van [geïntimeerde] - en de verdeling van de kosten van huur en levensonderhoud in aanmerking genomen, heeft [geïntimeerde] voldoende aangetoond dat zij met grootmoeder een gemeenschappelijke huishouding voerde, waaraan zij beiden op eigen wijze een bijdrage leverden.
16. Over de duurzaamheid wordt het volgende overwogen. De kwalificatie ‘duurzaam’ houdt een verwachting in ten aanzien van de toekomst. De duurzaamheid van de gemeenschappelijke huishouding wordt bepaald door objectieve factoren zoals de duur die de gemeenschappelijke huishouding reeds kent en subjectieve factoren zoals de bedoeling van de betrokkenen. Het staat de rechter vrij te onderzoeken hoe die bedoeling zich in de verschillende fasen van de samenwoning heeft ontwikkeld.
17. Het gaat hier om een grootouder die met een kleinkind heeft samengewoond. Dat is een relatie die niet naar zijn aard aflopend is. Dit samenwonen is begonnen toen [geïntimeerde] 20 en grootmoeder 59 jaar oud was en heeft 31 jaar lang geduurd. Op grond van hetgeen [geïntimeerde] naar voren heeft gebracht over de aanvang en het verloop van de relatie, kan worden aangenomen dat het niet van meet af aan de bedoeling was van [geïntimeerde] om bij grootmoeder te blijven wonen, maar dat het dit in de loop der jaren wel is geworden. De geboorte van haar dochter en met name de toenemende behoefte aan hulp en zorg van grootmoeder hebben haar keuze op dat punt beïnvloed. [geïntimeerde] heeft 8 jaar geleden voor het laatst gereageerd op een woning via Woningnet. Zij heeft - dit heeft [appellante] niet weersproken - meerdere keren verzocht medehuurder te mogen worden. Dit duidt er ook op dat zij bij grootmoeder wilde blijven wonen. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat aan het criterium ‘duurzaamheid’ is voldaan.