ECLI:NL:GHAMS:2022:3062

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
29 oktober 2022
Zaaknummer
200.297.133/03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen de raadsheren in een strafzaak

Op 27 oktober 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen dat op 18 oktober 2022 was ingediend door een gedetineerde verzoeker. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de raadsheren mr. N.A. Schimmel, mr. T. de Bont en mr. M. van der Horst, die betrokken waren bij de behandeling van een vordering tot gevangenneming in de hoofdzaak met parketnummer 23-001731-21. De verzoeker was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, maar zijn raadsman, mr. M. Rasterhoff, was wel aanwezig. De advocaat-generaal, mr. R.C. Tdlohreg, was ook aanwezig en concludeerde dat er geen redelijke grond was voor wraking.

De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker geen gegronde redenen had aangevoerd voor de vrees voor partijdigheid van de raadsheren. Het hof benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoeker had eerder al meerdere wrakingsverzoeken ingediend, wat leidde tot de conclusie dat hij misbruik maakte van het recht om wrakingsverzoeken in te dienen. Het hof besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze en andere zaken niet in behandeling zou worden genomen.

De beslissing van de wrakingskamer werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. A.N. Biersteker, en werd openbaar uitgesproken. De afwijzing van het wrakingsverzoek is een belangrijke uitspraak in het kader van de waarborging van de rechterlijke onpartijdigheid en het voorkomen van misbruik van het wrakingsrecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.297.133/03
parketnummer hoofdzaak : 23-001731-21
beslissing van de wrakingskamer van 27 oktober 2022
inzake het op 18 oktober 2022 gedane wrakingsverzoek van
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [plaats] , HvB locatie [locatie] ,
hierna: de verzoeker.

1.Het geding

1.1
Het verzoek tot wraking is gedaan op met gesloten deuren gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam van 18 oktober 2022. Die zitting had betrekking op een vordering van de advocaat-generaal ex artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), strekkende tot gevangenneming, in de strafzaak met parketnummer 23-001731-21 (hierna: de hoofdzaak). Het verzoek strekt tot wraking van mr. N.A. Schimmel, mr. T. de Bont en mr. M. van der Horst (hierna: de raadsheren).
1.2
De raadsheren hebben schriftelijk laten weten dat zij niet berusten in de wraking.
1.3
De mondelinge behandeling van dit wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2022. De verzoeker was daarbij niet aanwezig. Zijn raadsman, mr. M. Rasterhoff, was wel aanwezig. Ook was aanwezig mr. R.C. Tdlohreg, advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam.
De raadsheren zijn – zoals op voorhand aangekondigd – niet verschenen.

2.De feiten en het procesverloop

2.1
De hoofdzaak betreft het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2021 in de zaak met parketnummer 13/107114-20 (in hoger beroep 23-001731-21).
2.2
Het onderzoek ter terechtzitting in de hoofdzaak met nummer 23-001731-21 is in hoger beroep op 13 juli 2021 aangevangen met een pro forma behandeling. Tijdens die pro forma zitting heeft de verzoeker de voorzitter, mr. N.A. Schimmel, gewraakt. Het eerste wrakingsverzoek is op 29 oktober 2021 afgewezen.
2.3
In dezelfde hoofdzaak hebben, voorafgaand aan de behandeling van het eerste wrakingsverzoek, op 5 oktober 2021 en 28 december 2021 pro forma zittingen plaatsgevonden. Daarna is de inhoudelijke behandeling aangevangen op 3 februari 2022. Op de zitting van 3 februari 2022 heeft de verzoeker de raadsheren, mrs. A.M.P. Geelhoed, A.M. Kengen en H. Sytema, gewraakt. De planning van de behandeling van dit tweede wrakingsverzoek werd vertraagd omdat de verzoeker niet (meer) werd bijgestaan door een advocaat. De wrakingskamer heeft gewacht tot de verzoeker (opnieuw) zou zijn voorzien van rechtsbijstand. Begin september 2022 is gebleken dat zich in de hoofdzaak een raadsman had gesteld. Het tweede wrakingsverzoek is vervolgens behandeld en op 13 oktober 2022 afgewezen.
2.4
In de hoofdzaak heeft – na het tweede wrakingsverzoek – op 22 maart 2022 een pro forma zitting plaatsgevonden. Op die zitting heeft de verzoeker mrs. H.A.G. Nijman, S.M. Milani en W.S. Ludwig gewraakt. Dit derde wrakingsverzoek is gelijktijdig met het tweede wrakingsverzoek behandeld en eveneens op 13 oktober 2022 afgewezen.
2.5
Op 18 oktober 2022 heeft opnieuw een zitting plaatsgevonden in de hoofdzaak. Tijdens deze zitting heeft de verzoeker het vierde wrakingsverzoek gedaan, dat in deze beslissing aan de orde is.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Van de terechtzitting van 18 oktober 2022 is een proces-verbaal opgemaakt, dat deel uitmaakt van het dossier in de wrakingszaak. Het proces-verbaal vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
“De voorzitter deelt mede dat de behandeling van heden betrekking heeft op een vordering van de advocaat-generaal van 9 september 2022 ex artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering, strekkende tot gevangenneming.
De verdachte onderbreekt de voorzitter en verklaart:
Een vordering gevangenneming kan niet. Gevangenhouding kan niet opnieuw, er was geen titel voor mijn voorlopige hechtenis. Ik wil ook een opheffingsverzoek doen.
De voorzitter deelt mede dat de vordering van de advocaat-generaal betrekking heeft op de voorlopige hechtenis van de verdachte. De voorzitter deelt mede hoe de structuur van de zitting eruit ziet en wie wanneer het woord krijgt.
De verdachte onderbreekt de voorzitter opnieuw en verklaart:
Ik ben het er niet mee eens. Een vordering gevangenneming kan niet. Ik wraak het hof en mijn raadsman is niet gemachtigd om verder het woord te voeren voor mij.
[Opmerking griffier: de verdachte staat op en maakt aanstalten de zittingszaal te verlaten.]
3.2
Tijdens de inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek op 27 oktober 2022 heeft de raadsman het wrakingsverzoek als volgt toegelicht. De verzoeker wilde het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis doen voordat de vordering van de advocaat-generaal werd behandeld. Zijns inziens kreeg de verzoeker die gelegenheid niet van de raadsheren.
3.3
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat er geen redelijke grond is voor wraking en dat aan de verzoeker een zogeheten wrakingsverbod moet worden opgelegd.

4.Beoordeling van het wrakingsverzoek

4.1
Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie, elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Naar vaste rechtspraak dient bij de beoordeling van een wrakingsverzoek voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat een rechter persoonlijk vooringenomen is. Bij de beantwoording van de vraag of in een bepaald geval een gerechtvaardigde grond voor vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter bestaat, is het standpunt van de klagende partij belangrijk, maar niet doorslaggevend. Beslissend is of de twijfel van de klagende partij aan de onpartijdigheid van de rechter of het gerecht, door objectieve factoren wordt gerechtvaardigd.
4.3
Daarnaast geldt dat het niet aan de wrakingskamer is een door de rechter gegeven beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
4.4
Het hof begrijpt het verzoek zo dat de gronden daarvan zijn dat enerzijds de vordering van de advocaat-generaal ten onrechte door het hof in behandeling werd genomen en, anderzijds, dat de verzoeker ten onrechte niet meteen de gelegenheid kreeg om een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis te doen.
4.5
De gronden betreffen beide bezwaren tegen ter zitting door het hof genomen (procedurele) beslissingen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, leveren die geen gronden voor wraking op.
4.6
De verzoeker heeft verschillende wrakingsverzoeken ingediend gedurende de behandeling van het nu lopende hoger beroep. Dit is het vierde wrakingsverzoek. Er tekent zich een patroon af waarbij de verzoeker ongeacht de behandelende raadsheren en ongeacht het onderwerp van de zitting wrakingsverzoeken doet, bij wijze van verzet tegen eender welke door het hof genomen beslissing. De wrakingskamer stelt vast dat de verzoeker misbruik maakt van het recht om wrakingsverzoeken te doen. Daarom zal een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling worden genomen, in de hoofdzaak noch in de zaak met parketnummer 23-004487-19, van welke zaken de gelijktijdige inhoudelijke behandeling op 3 februari 2022 is aangevangen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst af het verzoek tot wraking van mr. N.A. Schimmel, mr. T. de Bont en mr. M. van der Horst;
bepaalt dat een volgend verzoek van de verzoeker tot wraking in de zaken met parketnummers 23-001731-21 en 23-004487-19 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.F. Aalders, mr. M.A. Wabeke en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 oktober 2022.