ECLI:NL:GHAMS:2022:3032

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
23-000155-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en strafoplegging na herhaaldelijk ongewenst contact met slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van belaging van een slachtoffer over een periode van ruim een jaar, van 25 oktober 2018 tot 11 oktober 2019. De verdachte had herhaaldelijk ongewenst contact gezocht met het slachtoffer door middel van veelvuldige berichten, telefoontjes en het sturen van cadeaus, ondanks herhaalde verzoeken van het slachtoffer om te stoppen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat leidde tot een ernstige aantasting van haar persoonlijke vrijheid.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod voor de duur van 3 jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de moeite die de verdachte heeft om de ernst van zijn gedragingen te begrijpen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging, wat is gekwalificeerd als strafbaar. De maatregelen zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de kans op herhaling van strafbare feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000155-20
datum uitspraak: 25 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-275610-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ([geboorteland01]) op [geboortedatum01] 1975,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 november 2021 en11 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2018 t/m 11 oktober 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] , door
  • (veelvuldig) whatsappberichten en/of sms-berichten en/of voicemail-berichten te sturen aan/naar die [slachtoffer01] en/of
  • die [slachtoffer01] (veelvuldig) te bellen en/of
  • een of meer pakket(ten) inhoudende cadeaus en/of waardebonnen en/of bloemen te sturen naar/ter attentie van die [slachtoffer01] en/of
  • een of meermalen langs te gaan bij het huisadres van die [slachtoffer01]
met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 25 oktober 2018 t/m 11 oktober 2019 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
[slachtoffer01] , door
  • veelvuldig whatsappberichten en sms-berichten en voicemail-berichten te sturen aan die
  • die [slachtoffer01] te bellen en
  • een pakket inhoudende een cadeau, waardebon en bloemen te sturen ter attentie van die
  • langs te gaan bij het huisadres van die [slachtoffer01]
met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen en te dulden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregelen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren met oplegging van bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de politierechter twee vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, namelijk dadelijk uitvoerbare locatie- en contactverboden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren en dat de verdachte een locatie- en een contactverbod wordt opgelegd, die dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregelen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging van het slachtoffer, nadat hij een aanrijding met haar had gehad. De verdachte heeft het slachtoffer over een periode van ruim een jaar veelvuldig bestookt met whatsappberichten, sms’jes, voicemailberichten en telefoontjes, heeft haar opgezocht en heeft getracht haar cadeautjes en bloemen te overhandigen. Ondanks dat het slachtoffer meermalen had aangegeven dat de verdachte daarmee moest stoppen, is hij doorgegaan met het zoeken van contact. De manieren waarop de verdachte contact heeft gezocht waren voor het slachtoffer van indringende en dreigende aard. De verdachte heeft met zijn ongewenste gedragingen een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Hij heeft haar persoonlijke vrijheid ernstig aangetast, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die op de zitting in eerste aanleg is voorgelezen. Daarin heeft het slachtoffer onder meer verklaard dat zij met een alarmknop in haar zak liep, altijd iemand belde als zij de deur uitliep, buiten geen rondjes meer liep en voortdurend het gevoel had in de gaten gehouden te worden.
Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, is het hof van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf van 180 uren dient te worden opgelegd. In hoger beroep is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) enigszins overschreden. Ter compensatie daarvan zal het hof de hiervoor genoemde taakstraf enigszins matigen. Het hof heeft er voorts acht op geslagen dat de verdachte, blijkens hetgeen hij in zijn e-mailbericht van 12 september 2022 heeft geschreven en ter terechtzitting heeft verklaard, er moeite heeft om de ernst van zijn gedragingen te begrijpen en te beseffen dat het slachtoffer op geen enkele manier contact met hem wenst te hebben. Om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, ziet het daarom hof geen andere optie dan het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van 3 jaren.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van
2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Evenals de rechtbank zal het hof daarnaast, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten, vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan de verdachte opleggen, tevens voor de duur van 3 jaren. Deze maatregelen houden in een contactverbod met [slachtoffer01] en een locatieverbod voor het adres van [slachtoffer01] , zoals deze hierna in het dictum nader zijn omschreven. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer beveelt het hof, gelet op artikel 38v, vierde lid Sr, dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren zich niet zal ophouden in een straal van 500 meter rondom het adres [adres02] . Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 oktober 2022.
.