2.3.Op 15 oktober 1998 hebben belanghebbende en de ex-partner een samenlevingsovereenkomst gesloten, waarbij zij – voor zover van belang – zijn overeengekomen:
“De comparanten verklaarden:
(…)
- [ belanghebbende] een bedrag van eenhonderd vijfenzestigduizend gulden (ƒ 165.000,00) meer heeft bijgedragen aan de verwerving van voormelde onroerende zaak dan [de ex-partner];
- dat [de ex-partner] mitsdien aan [belanghebbende] verklaart schuldig te zijn een bedrag van vijfenvijftigduizend gulden (ƒ 55.000,00), zijnde het één/derde gedeelte van het bedrag hetwelk de [belanghebbende] meer heeft bijgedragen aan de verwerving van voormelde onroerende zaak, welke schuldigerkenning de [belanghebbende] aanneemt;
- dat over gemeld bedrag geen rente is verschuldigd, terwijl het verschuldigde in ieder geval opeisbaar is bij overlijden, onder curatelestelling, faillissement of aanvraag tot surséance van betaling van [de ex-partner], alsmede in de gevallen als gemeld in artikel 9;
- dat zij bij deze de vermogensrechtelijke gevolgen van hun relatie regelen, als volgt:
(…)
Artikel 3
De rente van de hypotheek op voormelde onroerende zaak komt ten laste van partijen, naar rato van hun inkomsten uit arbeid.
(...)
Artikel 7
1. Indien beide partijen of een van hen de samenwoning wensen/wenst te beëindigen, is [belanghebbende] gerechtigd en verplicht het één/derde onverdeelde aandeel van [de ex-partner] over te nemen onder de bepalingen als hierna in artikel 8 vermeld.
(...)
3. Indien [belanghebbende] het pand niet wil blijven bewonen, alsmede indien zij het aandeel van [de ex-partner] niet wenst over te nemen, zullen partijen het woonhuis voor gezamenlijke rekening verkopen.
1. Partijen verplichten zich om, indien zich een van de in artikel 7 lid 1 tot en met 4 bedoelde gevallen voordoet, hun volledige medewerking te verlenen en een en ander zo spoedig mogelijk ten uitvoer te brengen.
(…)
3. Eventueel op de onroerende zaak rustende hypothecaire schulden zullen in overleg met de hypothecaire schuldeiser(s) door de verkrijgende partij voor haar rekening worden genomen, terwijl de wederpartij wordt ontslagen van iedere aansprakelijkheid daarvoor.
Mocht het in de vorige zin bepaalde wegens het ontbreken van de medewerking van de hypothecaire schuldeiser(s) of door welke andere oorzaak ook niet mogelijk zijn, dan wordt/worden de hypothecaire schuld(en) afgelost, terwijl, indien dit ook niet mogelijk is, de onroerende zaak zo spoedig mogelijk voor gezamenlijke rekening zal worden verkocht.
(...)
Artikel 9
Indien gemelde onroerende zaak aan een derde of aan een van de partijen in eigendom wordt overgedragen, zal [de ex-partner] aan [belanghebbende] voormeld bedrag van vijfenvijftigduizend gulden (ƒ 55.000,00) dienen te voldoen, zijnde het één/derde gedeelte van het bedrag hetwelk de [belanghebbende] meer heeft bijgedragen aan de verwerving van voormelde onroerende zaak. (...)”