ECLI:NL:GHAMS:2022:299

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
23-002591-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en bewezenverklaring van gewoontewitwassen in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1977, was aangeklaagd voor mensenhandel en witwassen. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen van het uitbuiten van een benadeelde, die gedwongen werd tot prostitutie, en het witwassen van de opbrengsten daarvan. Het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde in de periode van 1 januari 2010 tot en met 29 april 2012 is uitgebuit door een medeverdachte, die eerder al was veroordeeld voor mensenhandel. De verdachte heeft echter niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de uitbuiting van de benadeelde. Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de benadeelde over geweld en bedreigingen door de verdachte onvoldoende steun vonden in het dossier. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de mensenhandel.

Wat betreft de beschuldiging van witwassen, heeft het hof vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 29 april 2012 gebruik heeft gemaakt van de verdiensten van de benadeelde, die afkomstig waren uit prostitutiewerkzaamheden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, omdat zij gedurende deze periode regelmatig gebruik maakte van deze geldbedragen, terwijl zij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte werd echter niet bestraft, gezien de omstandigheden waaronder zij zelf ook slachtoffer was van uitbuiting door de medeverdachte. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte vrijgesproken werd van de uitbuiting die de schade zou hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002591-17
datum uitspraak: 8 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-730008-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1977,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 en 25 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 29 april 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of te Traun en/of te Wels, in elk geval in Oostenrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, of anderen, te weten [benadeelde] ,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde] ,
(sub 1)
en/of
voornoemde [benadeelde] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [benadeelde] in een ander land, te weten in Nederland en/of Oostenrijk, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
(sub 3)
en/of
voornoemde [benadeelde] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden) dan wel met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde] zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde]
(sub 6)
en/of
die [benadeelde] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen haar, verdachte, en/of (één of meer van) haar mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [benadeelde] met of voor een derde,
(sub 9)
immers heeft/is zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) dat die [benadeelde] door pooiers naar Nederland was gebracht en/of dat zij bang was voor die pooiers en/of dat zij in Hongarije veel schulden had en/of in Nederland niemand had om op terug te vallen en/of in Nederland geen vrienden en/of familie had en/of de Nederlandse en/of Engelse taal niet sprak)
- die [benadeelde] een of meermalen gedreigd haar terug te sturen naar de maffia in Hongarije die haar dan wel zouden leren althans in woorden van gelijke aard en/of strekking (als zij geen geld af aan haar, verdachte en/of haar mededader) (terwijl zij, verdachte en/of haar medeverdachte wist dat zij, [benadeelde] daar angstig en/of gevoelig voor was) en/of
- die [benadeelde] een of meermalen gedreigd dat als zij weg zou gaan zij haar kapot zouden maken, dat iemand haar zou gaan pakken, een Marokkaan of een Turk die haar dan zou verkopen en/of vermoorden, althans in woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde] , als zij haar verdachte en/of haar medeverdachte belde wanneer zij klaar was met werken tegen die [benadeelde] gezegd: “Kankerhoer, kom naar huis dan breek ik je kaak”, althans in woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [benadeelde] een of meermalen gezegd dat niemand zelfstandig kon werken, althans in woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde] (meermalen) mishandeld en/of (onder meer) toen zij ziek was, aan haar haren getrokken en/of in haar buik en/of haar gezicht gestompt en/of geslagen en/of bij haar keel vastgepakt en/of haar vervolgens naar haar (prostitutie)werk gestuurd en/of
- die [benadeelde] een of meermalen speed, althans verdovende middelen verstrekt zodat zij, als zij moe was, toch door kon werken in dubbele diensten en/of zeven dagen in de week en/of
- die [benadeelde] gedwongen op haar knieën te gaan zetten en sorry te zeggen en/of die [benadeelde] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
- die [benadeelde] gehuisvest (in Amsterdam) en/of bemiddeld en/of assistentie verleend en/of geadviseerd bij de huur van een raam en/of kamer voor de prostitutiewerkzaamheden van die [benadeelde]
en/of
- die [benadeelde] ertoe aangezet (een groot gedeelte van) haar verdiensten uit de (prostitutie)werkzaamheden aan haar, verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of die [benadeelde] gedwongen en/of bewogen haar verdiensten (geheel of gedeeltelijk) aan haar, verdachte
en/of haar mededader af te staan en/of bij haar, verdachte, en/of haar mededader(s) in bewaring te geven en/of grote sommen geld via Western Union over te maken aan een of meer familieleden van haar,
verdachte en/of haar mededader(s) en/of
- die [benadeelde] (telkens) in de gaten gehouden en/of laten houden, terwijl die [benadeelde] aan het werk was en/of als die [benadeelde] ergens heen ging en/of
- de werktijden voor die [benadeelde] voorgesteld en/of bepaald en/of
- die [benadeelde] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren, onder meer door die [benadeelde] weg te (laten) brengen en/of op te (laten) halen en/of te begeleiden en/of
- die [benadeelde] verplicht haar ongebruikte condooms en/of geld en/of ontvangen giften af te geven (zodat verdachte en/of haar mededader wist(en) hoeveel geld zij had verdiend)
door welke feiten en/of omstandigheden voor die [benadeelde] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan, waaraan die [benadeelde] zich niet heeft kunnen onttrekken;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 29 april 2012 te Amsterdam, althans in Nederland en/of Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, (telkens) tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer voorwerpen en/of (contante) geldbedragen, te weten (onder meer)
- (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [benadeelde] verrichte prostitutiewerkzaamheden
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, en/of van die voorwerpen en/of geldbedragen gebruik gemaakt, terwijl zij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeteren . De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Het hof stelt vast dat [benadeelde] in de periode van 1 januari 2010 tot en met 29 april 2012 is uitgebuit door [medeverdachte] . Hij is wegens mensenhandel en witwassen van de opbrengsten van mensenhandel onherroepelijk veroordeeld bij arrest van dit gerechtshof van 7 februari 2020. De thans aan de orde zijnde vraag is of ook de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (seksuele) uitbuiting van [benadeelde] , alleen of tezamen en in vereniging met [medeverdachte] .
Het hof constateert dat [benadeelde] wat betreft de verdachte met name heeft verklaard over door haar uitgeoefend geweld en door haar geuite bedreigingen. Noch voor het geweld noch voor de bedreigingen is naar het oordeel van het hof in voldoende mate steun te vinden in de overige inhoud van het dossier. Wat betreft de feitelijkheden die overigens door [benadeelde] aan de verdachte worden toegeschreven, geldt dat deze naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht zijn om verdachte als pleger of medepleger te kunnen aanmerken.
Naar het oordeel van het hof is daarmee niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2

Aan de verdachte wordt verweten dat zij zich in de periode van 1 februari 2010 tot en met 29 april 2012 heeft schuldig gemaakt aan het (medeplegen van) witwassen van (een groot deel van) de verdiensten uit door [benadeelde] verrichtte prostitutiewerkzaamheden.
Het hof stelt vast dat de verdachte in de periode van 1 maart 2009 tot 1 juni 2011, evenals [benadeelde] , slachtoffer is geweest van mensenhandel (seksuele uitbuiting) door [medeverdachte] .
De uitbuiting van de verdachte door [medeverdachte] is geëindigd, nadat de verdachte voorafgaand aan haar detentie in Hongarije in juni-juli 2011 zelfstandig naar Hongarije is gereisd. Na haar detentie is zij in augustus 2011 teruggekeerd naar Nederland. Het hof vindt onvoldoende ondersteuning in het dossier voor haar verklaring dat die terugkeer onder dwang heeft plaatsgevonden en dat – terug in Nederland – de uitbuiting voortduurde.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op naam van de verdachte geldoverboekingen hebben plaatsgevonden via Western Union naar personen in Hongarije. Voor zover dat transacties betreffen in de periode waarin de verdachte zelf werd uitgebuit (dat wil zeggen tot 1 juni 2011) geldt dat niet kan worden vastgesteld of dit transacties betreffen ten aanzien van inkomsten van [benadeelde] , of inkomsten van de verdachte zelf. Verder geldt dat de verdachte zich toen bevond in een situatie waarin zij geen andere werkelijke keuze had dan het leven te leiden zoals [medeverdachte] dat voor ogen had. Dat dat ook gold voor de financiële situatie van de verdachte wordt ondersteund door de verklaring van [benadeelde] . Zij heeft immers in haar verklaring tegenover de rechter-commissaris op 31 januari 2019 duidelijk aangeven dat het altijd [medeverdachte] was die bepaalde naar wie en waarom er geld werd overgemaakt.
Deze overwegingen leiden het hof tot het oordeel dat:
  • de verdachte dient te worden vrijgesproken van witwassen in de periode tot 1 augustus 2011 (dat wil zeggen de periode waarin zij zelf werd uitgebuit en de periode waarin zij in Hongarije (grotendeels in detentie) verbleef, en
  • de verschillende Western Union overboekingen niet kunnen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde witwassen. Nu het hof deze overboekingen niet voor het bewijs gebruikt, hoeft het hof niet te beslissen op het (voorwaardelijk) verzoek van de verdediging tot het horen van getuigen over deze overboekingen.
Na haar terugkeer uit Hongarije in augustus 2011 woonde de verdachte opnieuw samen met [medeverdachte] en [benadeelde] in een woning in Amsterdam. Zij voerden daar een gezamenlijke huishouding. Niet ter discussie staat dat de verdachte wist dat [benadeelde] haar verdiensten moest afstaan aan [medeverdachte] . In het verhoor van 16 maart 2016 heeft de verdachte dat ook verklaard.
Nergens kan uit worden afgeleid dat [medeverdachte] een andere bestendige bron van inkomsten had, dan de opbrengst van de uitbuiting van in eerste instantie [verdachte] en later ook [benadeelde] .
Uit het dossier komen aanwijzingen naar voren dat de verdachte na 1 augustus 2011 nog wel enige prostitutiewerkzaamheden heeft uitgevoerd, niet meer dagelijks achter het raam maar als escort, maar het hof stelt op basis van de verklaringen van [benadeelde] en [slachtoffer] vast dat de frequentie van die werkzaamheden aanzienlijk lager lag en deze vonden op een meer incidentele basis plaats. Niet aannemelijk is dat zij in die periode voldoende verdiende om te voorzien in haar eigen levensonderhoud en dat van haar kinderen als die in Nederland op bezoek waren. De verdachte heeft daarover in eerste aanleg ter terechtzitting ook verklaard dat het moeilijk was om alle kosten van ‘één salaris’ te betalen. Het hof leidt dan ook uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte mede heeft geleefd van de verdiensten van [benadeelde] en deze onder andere heeft gebruikt om in Nederland in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Het hof acht gelet op het voorgaande bewezen dat de verdachte in de periode vanaf 1 augustus 2011 tot en met 29 april 2012, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , (een deel van) de verdiensten van [benadeelde] heeft gebruikt om in haar levensonderhoud te voorzien, terwijl zij wist dat deze geldbedragen afkomstig waren van misdrijf, te weten de door [medeverdachte] gepleegde seksuele uitbuiting van [benadeelde] . Omdat er sprake is van het steeds gebruikmaken van bedragen over een langere periode, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
De raadsman heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat er geen bewijs voorhanden is van door de verdachte verrichte verhullingshandelingen. Uit vaste jurisprudentie (van vóór de op 1 januari 2017 in werking getreden wet "aanpassing witwaswetgeving") volgt dat in het geval dat het witwassen betrekking heeft op gelden afkomstig
uit eigen misdrijf, sprake moet zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die door eigen misdrijf verkregen gelden gericht karakter heeft. Deze eis geldt echter niet ten aanzien van het gebruik maken van gelden uit een
door een ander gepleegd misdrijf. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 29 april 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander,
in genoemde periode bij wijze van gewoonte, van geldbedragen, te weten
- een deel van de verdiensten uit de door [benadeelde] verrichte prostitutiewerkzaamheden,
gebruik gemaakt, terwijl zij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals hierna opgenomen in dit arrest.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL135D-2013315883-1 van 17 april 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s Z1 02 006 e.v.].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 april 2014 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
V: Over wie hebben wij het?
A: [medeverdachte] en zijn vriendin [verdachte] .
V: Werkt [verdachte] in de prostitutie?
A: Vroeger heeft ze in de prostitutie gewerkt.
In 2011 heeft [verdachte] de hele zomer vastgezeten in Hongarije.
Ik betaalde alles. [verdachte] heeft 6 kinderen. Ik betaalde alles. Ik heb al mijn geld gegeven.
De afspraak met [medeverdachte] was: "Jij geeft mij alles en dan geef ik jou wat je vraagt".
V: Wat deed [medeverdachte] voor werk?
A: Geen.
V: Wat verdiende jij ongeveer per dag?
A: Eerst tussen 400 en 800 per dag. Dat was 1 shift. Daar was de kamerhuur al vanaf gehaald.
V: Waarom ben jij dubbele diensten gaan draaien.
A: Het was slecht verdienen en [medeverdachte] stelde voor om dubbele diensten te werken. Dat ging ik doen.
V: Hoe lang heb je dat gedaan?
A: Vanaf 2011 tot 2012. In november 2011 kreeg ik een vaste kamer bij [naam] . Vanaf nieuwjaar 2012 ben ik alleen 1 dienst gaan draaien. Ik heb voor hun gewerkt tot Koninginnedag
29 april 2012.
Ik woonde toen in [plek] (het hof begrijpt: in Amsterdam). Dat was vanaf maart 2011.
2. Een proces-verbaal van (video)verhoor getuige van 31 januari 2019, opgemaakt door mr. J.O. Rutten, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 januari 2019 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
Wat ik kan verklaren over mijn rol in het huis waar ik verbleef met [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte] ) en [verdachte]? [verdachte] had de taak om het huis schoon te houden, de boodschappen, koken en mij voorbereiden op mijn werk. [medeverdachte] zat thuis te roken. Hij belde mij gedurende de werkdag om te vragen hoeveel geld ik al had verdiend. Hij zat te wachten als ik thuis kwam. Ik moest dan met hem afrekenen met het geld en de condooms. Dan ging ik douchen, ik moest zelf de douche schoonmaken. Daarna ging ik eten en kreeg ik van [medeverdachte] een joint als beloning voor mijn dag.
De officier van justitie vraagt mij naar het afrekenen. Ik kreeg twintig condooms per dag van [medeverdachte] . Per condoom was dat 30 euro waard. Dat was het bedrag wat je aan de klant vroeg. Het geld gaf ik aan [medeverdachte] .
U vraagt mij of het klopt dat [verdachte] vastgezeten heeft in Hongarije in 2011. Ik bleef toen werken in Nederland. Niemand verdiende geld. Dat is de periode dat ik met de dubbele diensten begon want het geld was zo hard nodig voor de huur en de kinderen. Dit moest van [medeverdachte] .
U vraagt mij of ik geld kreeg voor levensonderhoud. [verdachte] deed mijn haar, ik ging nooit naar de kapper. Ik mocht het huis niet verlaten, alleen om te gaan werken. Ik kreeg wel elke dag 25 euro om sigaretten te kunnen kopen, frisdrank en mijn reiskosten te kunnen betalen. Meer geld dan 25 euro per dag kreeg ik nooit.
[medeverdachte] verbleef nooit in Hongarije, hij verbleef al die tijd in Nederland. Alleen [verdachte] is slechts één keer naar Hongarije geweest in de periode dat ik met hen werkte.
[verdachte] en [medeverdachte] vonden een woning op [plek] en na een tijdje ben ik ook daar naar toe verhuisd.
U houdt mij voor dat ik zojuist heb verklaard dat [verdachte] niet meer achter het raam hoefde te werken toen ik kwam werken en dat zij daar blij mee was en vraagt mij uit te leggen waarom zij daar blij mee was. Iedereen is blij als je niet meer hoeft te neuken met iemand anders om geld te verdienen en dat iemand anders dat voor je gaat doen.
3. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte ter toetsing van de inverzekeringstelling van 11 maart 2016, opgemaakt door mr. S.F. van Merwijk, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 maart 2016 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[verdachte]:
Op een vraag van mijn raadsman bevestig ik dat ik in 2011 heb vast gezeten op beschuldiging van bedrog in Hongarije. Dat was van juni 2011 tot juli 2011, 47 dagen.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 13BOLK/13DVP14028 - 2013315883 van 16 maart 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s P2 08 13 e.v.].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 maart 2016 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[verdachte]:
V: Wie bedoel je precies met ‘hem’?
A: Ik bedoel [medeverdachte] , ik noem hem altijd ‘[medeverdachte]’
V: Dus, even terug. [benadeelde] wat kun jij over haar vertellen?
A: Ik begrijp dat zij aangifte heeft gedaan. Hij (het hof begrijpt: [medeverdachte] ) heeft [benadeelde] ook vaak mishandeld en haar geld afgepakt. Zij moest net als ik condooms afrekenen.
V: Ken jij [benadeelde] nog bij een andere naam?
A: Ik noemde haar net [benadeelde] maar ik weet dat zij [benadeelde] heet.
V: Je vertelde net dat jij en [benadeelde] een boekje met verdiensten bijhielden. Waar zijn die boekjes.
A: [medeverdachte] had een schrift en hij schreef het op wat wij verdienden. Hij zei dat hij de kosten voor
condooms, eten en de woning zou aftrekken en wat er overbleef zouden wij krijgen. Hij bewaarde dit boekje in een afgesloten kluis. Ik had geen boekje.
V: Op hoeveel adressen hebben jij en [benadeelde] gewoond?
A: 2 adressen. 1 adres was op [plek] .
V: [benadeelde] verklaarde dat ze geld moest betalen aan [medeverdachte] omdat ze bang was.
V: Ze vertelde dat ze bang was om teruggestuurd te worden naar de Maffia in Hongarije.
A: Dat heeft hij inderdaad tegen haar gezegd.
V: Wat deed [medeverdachte] voor werk in Nederland al die tijd?
A: Nee. Hij werkte niet.
A: [benadeelde] ging altijd werken. Ze draaide ook dubbele diensten.
Ze moest 500 euro verdienen en wat daarboven was, was van haar. Of ze dat wat ze meer
verdiende gekregen had dat weet ik niet.
V: Hoe voorzag jij je in je levensbehoefte toen je in Nederland was.
A: Alles werd door [medeverdachte] gekocht.
V: Als jij en [medeverdachte] wat gingen kopen. Een boodschap ofzo. Waar kwam het geld vandaan? Had je zelf geld op zak?
A: Hij betaalde het.
5. Een proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam van 30 en 31 mei en 26 juni 2017 inzake 13/730008-16.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van
[verdachte]:
Totdat ik naar Hongarije ging in 2011 was ik iedere dag aan het werk in Nederland.
U houdt mij voor dat ik eerder heb verklaard dat het geld dat naar Hongarije werd gestuurd deels ook geld van [benadeelde] geweest kan zijn. Het is inderdaad moeilijk te zeggen van wie het geld was. Het was ook moeilijk om alle kosten van één salaris te betalen.
Escort heb ik jarenlang gedaan. Tot 2011, ongeveer gedurende 2 jaar. Nadat ik uit gevangenis kwam, ben ik teruggekomen en ben ik hiermee verder gaan.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 11 januari 2017 inzake 13/730008-16, opgemaakt door mr. J.O. Rutten, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 januari 2017 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
U vraagt mij of het klopt dat ik heb gezegd dat wij met vier volwassenen op [plek] woonden.
Ja, ik, [verdachte], [medeverdachte] en [benadeelde]. U houdt mij voor dat ik net vragen heb beantwoord over of [verdachte] in die tijd werkte. Zoals ik het wist was dat ze af en toe in Den Haag werkte. Dan werd ze opgehaald door een taxi.
7. Een proces-verbaal van bevindingen ‘[website] chat [benadeelde] met [medeverdachte] ’ met nummer 2013315883/ 13BOLK 113DVP14028 van 17 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s Z1 05 67 11 e.v.].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op maandag 5 februari 2015 werd er een aanvullende aangifte opgenomen van [benadeelde] , geboren [geboortedag 2] 1990. Daarin verklaarde zij dat zij in 2013 en 2014 via [website] door de verdachte [medeverdachte] is benaderd om weer voor hem te werken in Zwitserland.
Ik verbalisant heb de volledige chat met [medeverdachte] gekopieerd vanuit [website].
Deze chat is vanuit de Hongaarse taal vertaald naar het Nederlands door een Hongaars tolk.
De relevante chats met betrekking tot de werkrelatie tussen [benadeelde] en [medeverdachte] zijn hieronder weergegeven.
K = [benadeelde]
V = [medeverdachte]
21.10.2013
K: Je hebt een verkeerde beslissing genomen en dat kwam ervan
Ik heb alles gedaan
Er leefden bijna 18 mensen van mij
Ik heb de hele familie van je hoer (het hof begrijpt: de verdachte) onderhouden.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van een gewoonte maken van witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake was van psychische overmacht. De verdachte verkeerde in een uitbuitingssituatie waarin geweld niet geschuwd werd en waarin misbruik werd gemaakt van haar kwetsbare positie. Zij voelde zich aan
[medeverdachte] verplicht zijn opdrachten uit te voeren; een vrije wil ontbrak. Gelet op deze omstandigheden kon van de verdachte niet gevergd worden anders te handelen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer is geweest van uitbuiting door [medeverdachte] in de periode voorafgaande aan het bewezenverklaarde. Zoals hiervoor reeds overwogen, vindt het hof onvoldoende ondersteuning in het dossier voor haar verklaring dat de verdachte na haar terugkeer naar Nederland in augustus 2011 nog werd uitgebuit. Niet aannemelijk is geworden dat zij toen onder dwang is teruggekeerd naar Nederland en dat de uitbuiting – en mitsdien de gestelde overmachtsituatie – voortduurde.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat de verdachte ook los van de uitbuitingssituatie jegens [medeverdachte] in een kwetsbare positie verkeerde, overweegt het hof dat die enkele kwetsbare positie onvoldoende is voor een geslaagd beroep op psychische overmacht. Daar komt bij dat niet is aangevoerd en evenmin is gebleken dat die kwetsbaarheid maakte dat de verdachte geen weerstand kon bieden aan de omstandigheid dat zij voor de kosten van haar levensonderhoud profiteerde van de verdiensten van [benadeelde] .
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Rechterlijk pardon

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de zaak wordt afgedaan zonder een straf of maatregel op te leggen en subsidiair een straf conform voorarrest op te leggen.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte heeft voor haar levensonderhoud gebruik gemaakt van een deel van het geld dat haar huisgenote in een uitbuitingssituatie met prostitutiewerkzaamheden verdiende en gedwongen moest afstaan aan een ander, die in hetzelfde huis verbleef.
In straf verminderende zin weegt het hof mee dat de verdachte in de periode voorafgaande aan het bewezenverklaarde witwassen zelf ruim twee jaar het slachtoffer was van uitbuiting door dezelfde man. Niet valt uit te sluiten dat de verdachte, die weliswaar in de bewezenverklaarde periode vrij was om zich aan haar leefsituatie te onttrekken, toch nog in enige mate in negatieve zin werd beïnvloed door deze man.
Gelet op de ouderdom van de feiten, de forse overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep en de situatie voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit, acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft (onder punt 101 van de pleitnota) bepleit dat het hof de zaak zou moeten aanhouden om het Hof van Justitie van de Europese Unie prejudiciële vragen stellen ter zake de vraag of de bewoordingen van artikel 8 van de Richtlijn 2011/36/EU in het licht van de overwegingen ruimte overlaat om toch tot bestraffing over te gaan – ondanks dat de verdachte slachtoffer is van mensenhandel – indien het hof niet tot toepassing van artikel 9a Sr zou komen.
Nu het hof toepassing geeft aan artikel 9a Sr en aan de verdachte geen straf of maatregel oplegt, is de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan niet vervuld, zodat het hof ter zake geen beslissing hoeft te nemen.

Benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 175.000,00, bestaande uit € 170.000,00 aan materiële schade en
€ 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof constateert dat de vordering is gebaseerd op de onder 1 tenlastegelegde uitbuiting. De verdachte wordt echter vrijgesproken ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. M. Lolkema en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 februari 2022.