ECLI:NL:GHAMS:2022:298

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
23-000986-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep mensenhandel met betrekking tot slachtoffer in prostitutie

Op 8 februari 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte was vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging. De zaak betreft mensenhandel, waarbij de verdachte de benadeelde, een vrouw, heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De verdachte heeft de benadeelde in de periode van 1 maart 2009 tot 1 juni 2011 gedwongen tot prostitutie in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de benadeelde onder druk heeft gezet, haar heeft mishandeld en haar afhankelijk heeft gemaakt door haar financiële situatie en haar kinderen in Hongarije. De verdachte heeft de benadeelde gedwongen om haar verdiensten af te staan en heeft haar in een kwetsbare positie gehouden. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel en heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en moet een schadevergoeding van € 40.000 aan de benadeelde betalen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000986-21
datum uitspraak: 8 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-731026-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1977,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 en 25 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2008 tot en met 29 april 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, te weten [benadeelde] , door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde] ,
(sub 1)
en/of
voornoemde [benadeelde] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [benadeelde] in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of
(sub 3)
en/of
voornoemde [benadeelde] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden) dan wel met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde]
(sub 6)
en/of
die [benadeelde] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [benadeelde] met of voor een derde,
(sub 9)
immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [benadeelde] kinderen had die in Hongarije verbleven en/of dat die [benadeelde] financieel in een heel moeilijke situatie zat en/of dat die [benadeelde] over weinig geld kon beschikken en/of dat het gas en water in haar woning in Hongarije was afgesloten en/of die [benadeelde] de Nederlandse en/of Engelse taal niet sprak en/of in Nederland niemand had om op terug te vallen en/of in Nederland geen vrienden en/of familie had en/of dat die [benadeelde] gevoelens voor hem, verdachte, had)
-een (liefdes)relatie met die [benadeelde] aangegaan en/of onderhouden en/of die [benadeelde] (vervolgens) voorgesteld naar Nederland te komen en/of tegen die [benadeelde] gezegd dat er voor haar in Nederland prima werk was te vinden in de kassen en/of tulpenbollen en/of
-die [benadeelde] gezegd dat zij naar het busstation in Budapest moest gaan en/of (vervolgens) met een vriend/kennis van hem, verdachte, met de bus naar Nederland moest reizen en/of
-de reis van Hongarije naar Nederland voor die [benadeelde] betaald en/of voorgeschoten en/of
-die [benadeelde] in Amsterdam (meermalen) gehuisvest en/of
-tegen die [benadeelde] (na haar aankomst in Amsterdam) gezegd dat het werk in de kassen er niet was en/of dat zij ander werk moest gaan doen en/of (toen die [benadeelde] zei dat zij dat niet wilde) tegen die [benadeelde] gezegd dat het geld had gekost om haar naar Nederland te halen en/of
-de papieren van die [benadeelde] afgepakt en/of gezegd tegen die [benadeelde] dat zij het geld voor de reis terug moest verdienen en/of
-die [benadeelde] (veelal) zeven dagen per week en/of (meermalen) dubbele diensten laten werken als prostituee op de Amsterdamse Wallen en/of die [benadeelde] als escort prostitutiewerkzaamheden laten verrichten en/of die [benadeelde] naar seksafspraken gebracht en/of laten brengen en/of
-met die [benadeelde] afgesproken dat zij de helft van haar verdiensten, althans 500,- per dag aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af moest staan en/of
-die [benadeelde] gezegd dat zij dagelijks 1.000,- moest verdienen en/of dat hij, verdachte, dagelijks 500,- of 700,- nodig had en/of dat die [benadeelde] alles wat zij meer verdiende zelf mocht houden en/of
-die [benadeelde] (in strijd met de waarheid) gezegd dat hij, verdachte, (een deel van) haar verdiensten in een kluis zou bewaren en/of
-die [benadeelde] ertoe aangezet (een groot gedeelte van) haar verdiensten uit de (prostitutie)werkzaamheden aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of gedwongen en/of bewogen haar verdiensten (geheel of gedeeltelijk) aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of bij hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) in bewaring te geven en/of grote sommen geld via Western Union over te maken aan een of meer familieleden van hem, verdachte en/of aan familieleden van die [benadeelde] (welk(e) geldbedrag(en) vervolgens door en/of namens verdachte en/of zijn mededader(s) bij die familieleden werd(en) opgehaald en/of door die familieleden werd(en) afgestaan) en/of
-die [benadeelde] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren (onder meer door zich geregeld met één of meer ander(en) in de buurt van haar werkzaamheden op te houden en/of aldaar op en neer te lopen en/of alles in de gaten te houden) en/of
-die [benadeelde] verantwoording af laten leggen over het aantal klanten dat zij had gehad en/of
-die [benadeelde] (meermalen) mishandeld (onder meer door peuken op haar arm uit te drukken en/of haar te slaan en/of te schoppen en/of die [benadeelde] aan een radiator vast te binden en/of die [benadeelde] als een hond te laten eten en/of de haren van die [benadeelde] af te knippen), onder meer indien zij onvoldoende had verdiend met haar prostitutiewerkzaamheden en/of
-die [benadeelde] (anaal) verkracht, omdat die [benadeelde] ook met klanten anale seks moest hebben van hem, verdachte, en/of
-die [benadeelde] een tatoeage met zijn, verdachtes, naam op haar lichaam laten plaatsen en/of
-die [benadeelde] ten behoeve van haar prostitutiewerkzaamheden (dagelijks) 10 euro en 20 condooms gegeven en/of
-die [benadeelde] verplicht haar ongebruikte condooms en/of geld en/of ontvangen giften af te geven (zodat verdachte en/of zijn mededader wist(en) hoeveel geld zij had verdiend) en/of
-die [benadeelde] verdovende middelen gegeven en/of laten gebruiken en/of
-bepaald of en wanneer die [benadeelde] (een of meer) van haar kinderen naar Nederland mocht laten komen en/of die [benadeelde] haar kinderen laten ontvangen op voorwaarde dat zij 4,.000,- per week had verdiend
-die [benadeelde] gedreigd haar kinderen iets aan te doen, indien zij aangaf niet voor hem, verdachte, te willen werken,
door welke feiten en/of omstandigheden voor die [benadeelde] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan, waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken.
(artikel 273f, lid 1, onder sub 1, 3, 4, 6 en 9 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeteren. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gesteld dat de bewezenverklaring in het vonnis dient te worden gevolgd, inhoudende dat de verdachte zich in de periode van 1 juni 2008 tot en met 29 april 2012 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel jegens [benadeelde] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [benadeelde] kennelijk leugenachtig zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daartoe heeft hij in zijn pleitnota op volgens hem in de verklaringen van [benadeelde] bestaande onjuistheden, tegenstrijdigheden en inconsistenties gewezen. Hetgeen resteert is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat van een kortere periode van uitbuiting moet worden uitgegaan, namelijk beperkt tot de periode voordat [slachtoffer] in beeld kwam, te weten van 1 juni 2009 tot 24 januari 2010.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2009 tot 1 juni 2011 in Nederland,
een ander, te weten [benadeelde] , door dwang en geweld en andere feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde] ,
(sub 1)
en
voornoemde [benadeelde] heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [benadeelde] in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of
voor een derde tegen betaling [1]
(sub 3)
en
voornoemde [benadeelde] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden) dan wel met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(sub 4)
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde]
(sub 6)
en
die [benadeelde] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [benadeelde] met of voor een derde,
(sub 9)
immers heeft/is hij, verdachte,
terwijl hij, verdachte, wist dat die [benadeelde] kinderen had die in Hongarije verbleven en dat die [benadeelde] financieel in een heel moeilijke situatie zat en dat die [benadeelde] over weinig geld kon beschikken en dat het gas en water in haar woning in Hongarije was afgesloten en die [benadeelde] de Nederlandse en Engelse taal niet sprak en in Nederland niemand had om op terug te vallen en in Nederland geen familie had en
(dat die [benadeelde] gevoelens voor hem, verdachte, had)
-een (liefdes)relatie met die [benadeelde] onderhouden en die [benadeelde] vervolgens voorgesteld naar Nederland te komen en tegen die [benadeelde] gezegd dat er voor haar in Nederland prima werk was te vinden in de kassen en/of tulpenbollen en
-die [benadeelde] gezegd dat zij naar het busstation in Budapest moest gaan en met een vriend van hem, verdachte, met de bus naar Nederland moest reizen en
-de reis van Hongarije naar Nederland voor die [benadeelde] betaald of voorgeschoten en
-die [benadeelde] in Amsterdam meermalen gehuisvest en
-tegen die [benadeelde] na haar aankomst in Amsterdam gezegd dat het werk in de kassen er niet was en dat zij ander werk moest gaan doen en (toen die [benadeelde] zei dat zij dat niet wilde) tegen die [benadeelde] gezegd dat het geld had gekost om haar naar Nederland te halen en
-gezegd tegen die [benadeelde] dat zij het geld voor de reis terug moest verdienen en
-die [benadeelde] veelal zeven dagen per week en dubbele diensten laten werken als prostituee op de Amsterdamse Wallen en die [benadeelde] als escort prostitutiewerkzaamheden laten verrichten en die [benadeelde] naar seksafspraken laten brengen en
-met die [benadeelde] afgesproken dat zij de helft van haar verdiensten, althans 500,- per dag aan hem, verdachte, af moest staan en
-die [benadeelde] gezegd dat zij dagelijks 1.000,- moest verdienen en dat hij, verdachte, dagelijks 500,- of 700,- nodig had en dat die [benadeelde] alles wat zij meer verdiende zelf mocht houden en
-die [benadeelde] (in strijd met de waarheid) gezegd dat hij, verdachte, een deel van haar verdiensten in een kluis zou bewaren en
-die [benadeelde] ertoe aangezet haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte, af te staan en bij hem, verdachte, in bewaring te geven en geld via Western Union over te maken aan familieleden van hem, verdachte, en aan familieleden van die [benadeelde] , welke geldbedragen vervolgens namens verdachte bij die familieleden werden opgehaald en door die familieleden werden afgestaan en
-die [benadeelde] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd of laten controleren (onder meer door zich geregeld met één of meer anderen in de buurt van haar werkzaamheden op te houden en aldaar op en neer te lopen en alles in de gaten te houden) en
-die [benadeelde] verantwoording af laten leggen over het aantal klanten dat zij had gehad en
-die [benadeelde] mishandeld door haar te slaan, onder meer indien zij onvoldoende had verdiend met haar prostitutiewerkzaamheden en
-die [benadeelde] een tatoeage met zijn, verdachte’s, naam op haar lichaam laten plaatsen en
-die [benadeelde] ten behoeve van haar prostitutiewerkzaamheden dagelijks 10 euro en 20 condooms gegeven en
-die [benadeelde] verplicht haar ongebruikte condooms en geld af te geven zodat verdachte wist hoeveel geld zij had verdiend en
-bepaald of en wanneer die [benadeelde] een of meer van haar kinderen naar Nederland mocht laten komen en die [benadeelde] haar kinderen laten ontvangen op voorwaarde dat zij 4.000,- per week had verdiend,
door welke feiten en omstandigheden voor die [benadeelde] een afhankelijkheidssituatie is ontstaan, waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Overwegingen van het hof

Het hof grondt de beslissing dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals in dit arrest opgenomen, en in onderling verband bezien. In aanvulling daarop, in het bijzonder gelet op de door de raadsman ingenomen standpunten, overweegt het hof het volgende.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde]
Uit de wettelijke bepalingen en de jurisprudentie met betrekking tot het bewijsrecht in strafzaken is geen algemeen, in alle strafzaken geldend, toetsingskader voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen af te leiden. Wel kunnen uit de jurisprudentie criteria worden afgeleid die bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen van getuigen betrokken kunnen worden. In de eerste plaats komt belang toe aan de consistentie, gedetailleerdheid en volledigheid van de betreffende verklaringen. Daarnaast kan getoetst worden aan uit overige bronnen verkregen informatie of gegevens en kan meewegen of de inhoud van de afgelegde verklaringen gegeven de vastgestelde omstandigheden plausibel is. Ook kan daarbij worden betrokken of er omstandigheden aannemelijk zijn geworden die mogelijk van beslissende invloed zijn op de (betrouwbaarheid van de) verklaring. Daarbij valt te denken aan de psychische belasting van de betrokkene, de mogelijke eigen rol of betrokkenheid bij het tenlastegelegde feitencomplex, de beïnvloedbaarheid of een belang dan wel motief - persoonlijk, financieel of anderszins - om niet overeenkomstig de waarheid dan wel een daardoor gekleurde voor de verdachte ont- of belastende verklaring af te leggen.
Het hof acht – alles afwegende – de verklaringen van [benadeelde] betrouwbaar en zal de verklaringen van [benadeelde] gebruiken voor het bewijs, omdat deze in hoofdlijnen consistent zijn en op belangrijke onderdelen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het verweer van de raadsman tot bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen.
Het hof heeft de verklaringen niet integraal gebruikt voor het bewijs, maar slechts die onderdelen die voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Dat heeft tot gevolg dat het hof bepaalde onderdelen van de tenlastelegging niet bewezen acht, terwijl [benadeelde] daarover wel belastend heeft verklaard. Dat geldt bijvoorbeeld voor een aantal geweldshandelingen, het (anaal) verkrachten, het afpakken van de papieren en het tenlastegelegde dreigen om haar kinderen iets aan te doen.
De bewezenverklaarde pleegperiode van mensenhandel jegens [benadeelde]
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte [benadeelde] in maart 2009 in Hongarije heeft bezocht. Naar het oordeel van het hof markeert dit bezoek het begin van de bewezenverklaarde periode. De verdachte heeft toen gezien in welke moeilijke (financiële) omstandigheden [benadeelde] verkeerde en heeft haar verteld dat zij in Nederland zou kunnen werken in de kassen of bollenteelt. Vervolgens is [benadeelde] na een telefoontje van de verdachte in juli 2009 naar Nederland gekomen, waarbij zij tijdens de reis werd begeleid door een vriend van de verdachte. In Nederland aangekomen moest de verdachte vrijwel direct werken als prostituee, achter de ramen op de Wallen in Amsterdam.
Deze situatie heeft voortgeduurd tot in januari 2010. Uit het dossier blijkt dat de verdachte [benadeelde] niet langer achter de ramen liet werken. Dit was nadat [slachtoffer] in januari 2010 voor de verdachte op de Wallen ging werken. Vanaf toen ging [benadeelde] vanuit huis en als escort prostitutiewerkzaamheden verrichten. Hoewel het er alle schijn van heeft dat deze werkzaamheden niet zozeer dagelijks, maar op een meer op een incidentele basis plaatsvonden, was het nog steeds de verdachte die in die periode bepaalde waar en wanneer zij moest werken. Ook regelde hij het vervoer en de betaling werd door de chauffeur afgehandeld, zodat [benadeelde] ook niet kon beschikken over deze door haar met escort verdiende bedragen.
Naar het oordeel van het hof eindigt de periode van uitbuiting op het moment dat [benadeelde] voorafgaand aan haar detentie in Hongarije in juni-juli 2011 zelfstandig naar Hongarije is gereisd.
is daarna weliswaar op enig moment teruggekeerd naar Nederland om (in ieder geval) in juni 2012 (dat is na de tenlastegelegde periode) enkele dagen in Den Haag prostitutiewerkzaamheden uit te voeren, maar het hof vindt onvoldoende ondersteuning in het dossier voor haar verklaring dat zij toen onder dwang is teruggekeerd naar Nederland en dat de uitbuiting voortduurde.
De bewezenverklaarde handelingen, dwangmiddelen en (het oogmerk van) uitbuiting volgen rechtstreeks uit de redengevende feiten en omstandigheden in de in dit arrest opgenomen bewijsmiddelen en behoeven derhalve geen nadere bespreking.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 24 januari 2017 inzake 13/728013-15, opgemaakt door mr. J.O. Rutten, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 januari 2017 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
Het klopt dat ik in totaal 6 kinderen heb. Ik ben op mijn zeventiende moeder geworden. Ik stond er grotendeels alleen voor. Ik heb [verdachte] leren kennen toen hij vrijkwam uit detentie in 2006 of 2007. Ik voelde een aantrekkingskracht die ik niet goed kan aangeven. Ik werd verliefd op [verdachte] .
[verdachte] is eerst naar Nederland vertrokken. Met kerst 2008 was hij al niet meer bij ons. In maart 2009 kwam hij mij opzoeken, terug uit Nederland. Hij reed in een zwarte X5. Wij zaten in een hele moeilijke situatie. We hadden nauwelijks meubels meer want die had ik moeten verkopen aan zijn broers. [verdachte] zei mij dat er prima werk te vinden was in Nederland en dat ik geen honger meer hoefde te lijden. Mijn gas en water waren inmiddels al afgesloten. Hij zei dat ik in de kassen kon werken met tomaten en tulpenbollen. Hij zei dat hij zelf in de bouw werkte en daar goed verdiende. Hij belde me in juli. Ik denk 2009, want hij had gehoord dat ik bij m’n ouders was ingetrokken. Hij zei dat ik niet tegen mijn moeder moest zeggen dat hij met het idee was gekomen om in Nederland te werken.
Ik moest toen op een dag naar het busstation in Budapest en daar zou een vriend van hem mij ontmoeten. De reis zou betaald worden. Toen wij aankwamen in Nederland was [verdachte] er al. Het was of in 2008 of in 2009 (het hof begrijpt: 2009). Het was in ieder geval in juli. Ik ben toen met de taxi naar een woning gebracht en daar wachtte [verdachte] op mij. Hij bood mij koffie aan en hij zei meteen: dat werk in de kassen is er niet, maar er is ander werk dat je moet doen. Ik zei dat ik dat niet wilde maar hij zei dat ik het moest doen, omdat ik geld had gekost om mij daarheen te halen.
De volgende ochtend moest ik al aan het werk van 04:00 uur tot 07:00 uur. Ik ben toen gaan werken bij het [plek 1] . U zegt mij dat u mij hoorde zeggen dat ik dat werk niet wilde doen, maar dat ik toch ging. Ik was ook al meteen die middag geslagen door [verdachte] . Hij zei dat ik het geld voor de reis moest terugverdienen. Ik had helemaal geen perspectief. We waren verschrikkelijk arm en de kans bestond dat ik mijn kinderen kwijt zou raken. Het klinkt misschien vreemd, maar op dat moment vertrouwde ik hem. Zijn financiële situatie had indruk op mij gemaakt. Door die mooie auto dacht ik dat hij goed verdiende en ik dacht op die manier over een paar maanden mijn leven op de rails te kunnen hebben. Ik wil niet liegen, maar ik voelde toen ook nog wel gevoelens van genegenheid voor hem.
Ik werkte in die tijd elke dag bij [plek 1] . Van maandag tot donderdag van 11:00 uur ‘s ochtends tot 04:00 uur ’s ochtends. Op donderdag, vrijdag en zaterdag wel tot 07:30 uur ‘s ochtends. Het klopt dat ik in die tijd soms maar 2 à 3 uur slaap had. Toen ik zo’n 3 maanden aan het werk was kon ik niet meer bij [plek 1] werken. Ik ben door [verdachte] en [naam 1] naar [naam 2] gebracht, waar zij goede banden mee hadden.
Ik heb bij [naam 2] gewerkt van september tot en met december 2008 of 2009 (het hof begrijpt: 2009). U houdt mij voor dat uit het dossier blijkt dat ik op 7 januari 2010 met de politie heb gesproken en dat ik toen nog bij [naam 2] werkte. Ik heb zeker niet meer dan een jaar bij [naam 2] gewerkt, maar misschien 4 of 5 maanden, dus het kan kloppen dat ik daar in september 2009 ben begonnen.
[naam 3] , de beste vriend van [verdachte] , hield ons de hele tijd in de gaten. Om half 9 kreeg ik 10 euro en 20 condooms. [naam 3] bleef de hele dag aan de overkant in de kroeg van de Turk zitten om mij in de gaten te houden. Daarmee bedoel ik [naam 3] , hij is inmiddels overleden. Als mensen bij mij wegliepen zonder bij mij binnen geweest te zijn, dan liep [verdachte] (het hof begrijpt gelet op de hierna volgende bewijsmiddelen: de verdachte) achter ze aan en vroeg ze waarom ze weg waren gegaan. Ik mocht van hem niet minder dan 50 euro per klant vragen. Soms vroeg ik voor 2 klanten 50 euro, maar dan viel ik door de mand. [verdachte] was er praktisch altijd met zijn vriend [naam 4] . Dan wandelden ze op en neer en hielden alles in de gaten. [naam 4] hield de boel ook in de gaten.
U vraagt mij of ik [naam 5] ken. Ik weet dat de vrouw van [naam 4] [naam 5] heet, maar ik weet niet of ze [naam 5] heet. Ik moest wel eens naar privéhuizen om te werken en zij heeft me wel eens gebracht. Zij nam het geld aan. Ik heb hiervan ook aangifte gedaan. Ik moest twee keer naar een bepaalde klant waar [naam 5] meeging. Die man was zo opgewonden, ik zei tegen [naam 5] : Ik ben bang, bel de politie. Ik ben op het balkon gaan staan en ik riep: Help, help, doe iets, hij gaat me vermoorden. Na een worsteling ben ik buiten gekomen. Ik zei dat [naam 4] de politie moest bellen en die is toen ook gekomen.
U vraagt mij wat de afspraken met [verdachte] over mijn verdiensten waren. Ik moest elke dag 1000 euro verdienen. [verdachte] had 500 of 700 euro nodig en alles daarboven mocht ik houden. Ik weet niet waar hij dat voor nodig had. Als ik thuiskwam, moest ik de ongebruikte condooms neertellen die ik over had en een overzicht geven van de gasten in een boekje. Hij deed dan het geld in de kluis. Het geld boven de 700 euro heeft hij voor mij bewaard. Waarschijnlijk in diezelfde kluis, maar ik heb er nooit iets van gezien. Hij zei dat als ik naar huis zou gaan, dat ik het dan zou krijgen. In het begin hield ik dat geld wel bij, maar later niet meer want die papiertjes verdwenen steeds. U houdt mij voor dat ik vorig jaar bij de rechter commissaris heb gezegd dat de afspraak 50/50 was. Ja, ongeveer. 700 voor hem en de rest voor mij. Het klopt dat ik er nooit iets van gekregen heb.
U vraagt mij met wie ik waar gewoond heb. Van het eerste adres, bij aankomst weet ik niet meer waar dat was. Het was bij het water, misschien bij bus [plek 2] . Ik woonde daar met 2 of 3 mannen. Sommige met een vrouw. Soms bleven ze maar 2 of 3 weken. Ik woonde daar met [verdachte] , [naam 3] , [naam 1] , [naam 6] en nog 3 Hongaarse mannen. Ik had daar een eigen slaapkamer met een bed en een nachtkastje. [verdachte] en [naam 1] sliepen samen in de woonkamer. Later kwam [verdachte] ook wel bij mij slapen. U vraagt mij of wij een relatie hadden. Ja, wanneer hij dat wilde. Hij kroop bij mij in bed wanneer hij dat wilde. Ons tweede huis was bij de prachtige [plek 3] . Boven de [restaurant] . Daar woonde ik met [naam 3] , [verdachte] en [slachtoffer] . We woonden samen in een klein flatje. [naam 7] woonde eerst boven ons, met [naam 8] en een vriend van [naam 7] . [naam 7] , daarmee bedoel ik [naam 7] kwam bij ons wonen toen haar vriend terugging. Vervolgens zijn we naar Oost verhuisd, nabij een [plek 4] . Daar woonde ik met [naam 7] , [slachtoffer] , [naam 3] , [verdachte] en ik. Soms kwam [naam 9] , de vriend van [naam 7] er ook. Daarna gingen wij in [plek 5] wonen. Ik herinner me dat het de [adres 2] .
In juni 2011 ben ik naar Hongarije gegaan. Ik was in februari 2011 door mijn vader gebeld die zei dat er een zaak tegen mij was en dat er een aanhoudingsbevel met mijn foto was uitgevaardigd, dat ik onmiddellijk moest komen. Ik ben toen niet gegaan en daardoor heeft hij een hartinfarct gekregen en is hij op [datum], toen hij 52 jaar was, overleden. [verdachte] heeft mij dat pas 2 dagen later verteld en ik mocht niet eens naar de begrafenis. Ik denk dat mijn moeder of mijn zusje hem gebeld had. [verdachte] liet maar heel af en toe contact toe.
[naam 10] wilde mij overnemen. Deze grote tatoeage in mijn nek is gezet toen [naam 10] mij wilde hebben. Dat was in 2010 toen ik in Oost woonde. [naam 10] is de meest beruchte pooier.
U vraagt mij hoeveel ik werkte. Ik was constant oproepbaar. Een Marokkaanse vriend van [verdachte] die taxichauffeur was bracht mij naar privéhuizen en hotels en ik ontving ook bij ons thuis.
U vraagt mij waar [verdachte] van leefde. Van wat ik verdiende.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 13BOLK/13DVP14028 - 2013315883 van 16 maart 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s P2 08 13 e.v.].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 maart 2016 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
V: U zegt “voordat ik hierheen gebracht” werd. Wat bedoelt u hiermee?
A: Mijn vorige partner met wie ik 1,5 jaar heb samengewoond kwam naar Nederland. Toen hij mij belde om te vragen hoe het ging, zei ik hem dat het financieel moeilijk was met de kinderen enzo. Hij vertelde mij toen dat er hier in Nederland goede werkmogelijkheden waren.
V: Wat bedoelde hij daarmee?
A: Eerst zei hij tomaten plukken. Ik zei tegen hem het maakt niet uit, als het maar werk is, dat kwam omdat mijn dochter zo ziek was. Thuis was absoluut geen werk toen. Ik kon de woning niet betalen, geen gas en licht.
V: Wie bedoel je precies met ‘hem’?
A: Ik bedoel [verdachte] , ik noem hem altijd ‘ [verdachte] ’
V:Hoe ging dat precies?
A: Een man heeft mij opgehaald, samen met een meisje. Zij zochten uit welke kleding ik mee mocht nemen, toen vertrokken wij samen met de auto naar Boedapest, vanaf het huis van mijn moeder. Naar een bus station. Daar stapten we in de bus naar Nederland in, en gingen we naar Nederland.
V: En toen?
A: Op de dag dat ik aankwam ging hij zitten met mij en zei hij dat het werk waar hij het over had gehad er niet was. Ik moest in de prostitutie gaan werken.
Ik heb zijn naam moeten tatoeëren zodat iedereen weet dat hij mijn pooier was.
V: Heb je ook in Hongarije in de prostitutie gewerkt?
A: Nee alleen hier. Ik ben ook nergens anders geweest, alleen in Nederland. Tot mei 2011 heb ik in de prostitutie gewerkt, zonder pauze.
V: Ken jij [slachtoffer] nog bij een andere naam?
A: Ik noemde haar net [naam 5] maar ik weet dat zij [slachtoffer] heet.
V: Zij heeft verklaard dat jij haar in het begin hebt geholpen om een werkkamer te vinden. Hoe is dat gegaan?
A: Toen ze weer hier terugkwam vroeg ze mij te helpen met woonruimte. Dat was in 2010, het was winter, het was koud. Later zag ik dat [slachtoffer] ook dezelfde afspraak had als ik. Ik heb gezien dat zij geld aan [verdachte] gaf. Ik woonde met [naam 5] [slachtoffer] , [naam 7] , [verdachte] en [naam 3] . [naam 3] is 2 jaar geleden in Nederland overleden. [naam 3] hoorde bij [verdachte] . Ze waren goede vrienden. Hij heeft ons naar het werk gebracht. [naam 3] hield mij in de gaten als ik aan het werk was. [naam 3] kwam wel eens met mij mee naar een hotel. Ik ging meer naar woningen om te werken. Er was ook een Marokkaanse man [naam 11] die mij bracht met de taxi om te werken.
V: Je vertelde net dat jij en [slachtoffer] een boekje met verdiensten bijhielden. Waar zijn die boekjes.
A: [verdachte] had een schrift en hij schreef het op wat wij verdienden. Hij zei dat hij de kosten voor condooms, eten en de woning zou aftrekken en wat er overbleef zouden wij krijgen. Hij bewaarde dit boekje in een afgesloten kluis.
V: [slachtoffer] verklaarde dat ze geld moest overmaken.
A: Ja voor [verdachte] . [verdachte] heeft met mijn familie afgesproken dat er geld naar hun overgemaakt zou worden omdat hij gesignaleerd stond. Hij zou het geld op hun naam overschrijven. Hij had hun verteld dat het zijn salaris zou zijn. Dat werd nadat het was overgeboekt bij mijn familie door zijn familie opgehaald. Mijn zus [naam 12] kan daar over vertellen.
Het huis van mij en mijn moeder is geveild. Als er geld was geweest dan had dat niet gebeurd en had mijn moeder niet bij oma moeten wonen. Daarom heb ik dit werk toen geaccepteerd om ze te ondersteunen. [verdachte] vertelde dat hij geld had gestuurd maar achteraf bleek dat niet zo te zijn want zijn familie had het geld bij mijn familie weer opgehaald. Pas na 7 of 8 maanden mocht ik met mijn familie spreken. Pas toen ik thuis kwam, kwam ik erachter. Mijn kinderen mochten pas later hierheen. Pas in 2010/2011. Toen had ik contact met mijn zus.
V: Wij hebben gelezen dat jij niet in de prostitutie werkte toen [slachtoffer] werkte in de prostitutie.
A: Ik werkte wel.
V: Hoe kunnen wij dit verifiëren? Heb je in clubs gewerkt?
A: Nee Ik heb niet in clubs gewerkt. Elke keer moest ik naar een andere plek. Mensen kwamen ook naar ons huis. Ik ontving die mannen. Die mannen werden door de Marokkaanse taxichauffeur gebracht. Later kwam ik erachter dat ik privé werk moest doen en niet achter de ramen omdat [verdachte] op dat moment wist dat ik in Hongarije gesignaleerd was.
V: Waar heb jij precies gewerkt?
A: Eerst bij [plek 1] in de passage. Daar heb ik meerdere maanden gewerkt. Daarna heb ik ook meerdere maanden in de kleine steeg gewerkt. Dit was ook bij kamerverhuur [plek 1] . Daarna heb ik aan de gracht voor [plek 1] gewerkt. Ik weet niet hoelang. Ik heb continu gewerkt. Ik heb ook voor kamerverhuurder [naam 13] en [naam 14] en [naam 15] in de [adres 3] gewerkt. En [naam 2] .
V: Welke werknaam had jij?
A: [benadeelde] noemden de beheerders mij omdat ze [benadeelde] moeilijk uit te spreken vonden. [benadeelde] was mijn werknaam voor klanten.
V: Wat waren de werktijden gedurende de week. Steeds dezelfde locatie of wisselde je?
A: Vaak werkte ik op 1 locatie maar soms ook op diverse locaties. Soms werkte ik dubbele diensten. [plek 1] kwam daarachter en wilde op een gegeven moment geen kamer meer verhuren omdat hij vertelde dat ik een pooier had. Bij [naam 2] werkte ik van 09:00 tot 20:00 uur. Bij [plek 1] werkte ik 11:00 tot 19:00 uur. En ik werkte weleens van 19:00 uur tot in de vroege ochtend.
Soms werkte ik overdag. Soms ‘s nachts en soms dubbele diensten. Als ik goed verdiende mocht ik naar huis en als ik niet goed verdiende moest ik doorwerken. Als ik 800 à 900 euro had verdiend mocht ik naar huis en dan sloeg hij mij niet.
V: Wat deed [verdachte] voor werk in Nederland al die tijd?
A: Hij werkte niet.
V: Wie regelde de woonadressen?
A: [verdachte] .
V: Als jij en [verdachte] wat gingen kopen. Een boodschap ofzo. Waar kwam het geld vandaan? Had je zelf geld op zak?
A: Hij betaalde het. Hij mocht alleen het geld beheren. Ik had geen geld op zak.
V: Wanneer ben je van Nederland naar Hongarije gegaan?
A: In 2011 na het overlijden van mijn vader.
V: Je hebt al eerder gezegd dat je aangifte zou willen doen tegen [verdachte] . Waarom precies?
A: Omdat hij me heeft bedrogen, mij als hoer heeft geplaatst, omdat hij me heel lelijk in elkaar heeft geslagen, mijn familie heeft bedreigd en al mijn geld heeft afgepakt. Kortom mijn leven kapot gemaakt. Ik hoop dat hij er niet meer mee door zal gaan.
3. Een proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam van 30 en 31 mei en 26 juni 2017 inzake 13/728913-15.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
Ik heb maanden gewerkt. U houdt mij voor dat het dossier zo kan worden gelezen dat ik een tijdje heb gewerkt en dat het anders werd toen [slachtoffer] kwam. Omdat [verdachte] bang was dat ik zou ontsnappen heeft hij mij in een huis geplaatst. Hij had vrienden die als taxichauffeurs werkten, zij regelden klusjes voor mij. Ik heb gedurende de hele tijd gewerkt tot juli 2011. Toen ben ik naar Hongarije gegaan. In Hongarije heb ik ook door verdachte (het hof begrijpt: [verdachte] ) vastgezeten.
De inkomsten werden naar Hongarije gestuurd, op naam van mijn moeder en de familie, maar het werd verder doorgegeven. Als wij klaar waren gingen we naar huis, moesten we naar de kamer gaan, de dag werken verrekenen, het geld afgeven en de stand van de condooms aantonen. Het geld werd bij [verdachte] ingeleverd. Het geld werd officieel opgehaald door mijn familie, maar andere mensen kwamen het ophalen. Geld ging naar zijn familie.
U vraagt mij hoe het ging toen ik niet meer achter het raam maar privé moest werken. Een kennis die taxichauffeur is en [naam 4] hebben advertenties geplaatst. Ik had vaste klanten van vroeger. De meeste klanten waren door [naam 4] en die taxichauffeur geregeld. Later kwam de taxichauffeur mij ophalen en ik werd naar adres of hotel gebracht. De betaling was buiten. Ze betaalden niet aan mij.
Ik kreeg de tijdstippen door, hoe lang ze bleven, welke verwachtingen er waren. Ik kon de diensten niet bepalen. Verdachte (het hof begrijpt: [verdachte] ) bepaalde welke diensten ik moest leveren. Escort heb ik tot 2011, ongeveer gedurende 2 jaar, gedaan. U houdt mij voor dat ik 47 dagen heb vastgezeten in juni en juli 2011.
4. Een proces-verbaal van (video)verhoor getuige van 31 januari 2019, opgemaakt door mr. J.O. Rutten, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 januari 2019 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Ik ben begin 2010 naar Nederland gekomen.
[verdachte] was de pooier van [benadeelde] . Wat dit inhield? Nog voordat ik hier eerst kwam werken, werkte [benadeelde] daar al. De pooier loopt daar elke keer langs omdat de meisjes onbetrouwbaar zijn. De pooiers houden de meisjes in de gaten zodat ze niet te lang bezig zijn met een klant of niet verliefd op klanten worden. Of het pooierschap ook nog iets zegt over waar het geld naartoe gaat? Het gaat hier alleen maar om het geld, om niets anders. Het hele pooieren gaat over het geld.
Vanaf het moment dat ik hier begon werkte had [verdachte] haar uit het raam gehaald en ging zij alleen nog van tijd tot tijd naar privé-klanten. U vraagt mij hoe het contact met [benadeelde] tot stand is gekomen. Het was in 2010 dat ik naar Nederland kwam. Het eerste wat ik deed was de straat in gaan. Dat was al vroeg in de ochtend om 09.00. Alleen [benadeelde] was toen aan het werk. Ik heb op haar raam geklopt om te vragen hoe de straat liep.
U houdt mij voor dat [benadeelde] heeft verklaard dat zij de naam [verdachte] op haar lichaam moest tatoeëren en vraagt mij wat ik hier van weet en of ik dat heb gezien. Ik heb die tatoeage gezien.
Mr. Kellermann vraagt mij of ik onderlinge spanningen of ruzies heb waargenomen tussen [verdachte] en [benadeelde] in de woning. Dat heb ik wel ervaren.
Waar en met wie ik allemaal in Nederland heb gewoond? We hebben eerst in Oost gewoond. Daar woonde ik met [benadeelde] en [verdachte] . Zij vonden een woning op [plek 5] en na een tijdje ben ik ook daar naar toe verhuisd.
5. Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2013315883/ 13BOLK 113DVP14028 van 17 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s Z1 02 018 e.v.].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 juni 2016 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
V: [benadeelde] heeft verklaard dat niet alleen jij, maar ook zijzelf ook geregeld werd mishandeld door [verdachte] . Klopt dat?
A: Ja, ik heb het nooit gezien. Maar ik heb het wel zelf gehoord in de woning. Zij was aan het
schreeuwen. Ik hoorde geschreeuw in een andere kamer ik hoorde dat er geslagen werd. Ik hoorde dat haar lichaam door de kamer ging.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 11 januari 2017 inzake 13/728013-15, opgemaakt door mr. J.O. Rutten, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 januari 2017 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[naam 7]:
U vraagt mij of ik ook samen heb gewoond met [verdachte] of [benadeelde] . Ja, meerdere keren. U vraagt mij of ik [benadeelde] bij het werk heb ontmoet. Ja, ze werkte bij [naam 2] . Ik heb [benadeelde] in die tijd een paar keer gesproken. Als ik ‘s ochtends aan het werk ging dan was zij al aan het werk.
Ik zag [verdachte] wel eens op straat op de Wallen. Hij kende daar iedereen.
U vraagt mij naar de relatie tussen [benadeelde] en [verdachte] . Ze sliepen in dezelfde kamer. Iedereen noemde [verdachte] vader. Ik niet, maar [slachtoffer] , [benadeelde] en haar kinderen wel. U vraagt mij of [benadeelde] en [verdachte] een seksuele relatie hadden. Ja. Toen we in [plek 5] woonden hadden zij de kamer naast mij en dan hoorde ik wel eens wat ‘s nachts.
Ik heb weleens een gesprek opgevangen dat ze naar een huis was geweest waar ze niet weg mocht van die man.
U vraagt mij of het klopt dat ik heb gezegd dat wij met vier volwassenen op [plek 5] woonden.
Ja, ik, [benadeelde] , [verdachte] en [slachtoffer] . U houdt mij voor dat ik net vragen heb beantwoord over of [benadeelde] in die tijd werkte. Zoals ik het wist was dat ze af en toe in Den Haag werkte. Dan werd ze opgehaald door een taxi. Er was een [naam 16] die haar af en toe vervoerde en die andere weet ik niet meer.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 13BOLK/13DVP14028 van 28 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s Z1 03 13 e.v.].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 april 2015 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam 17]:
V: Hoe lang verblijf je al in Nederland?
A: Meer dan 5 jaar.
V: Wat voor werk heb jij in Nederland gedaan de afgelopen jaren?
A: In de Red Light vanaf het begin als prostituee.
V: Hoe heb je [slachtoffer] leren kennen?
A: Ik werkte in de [adres 3] en [slachtoffer] werkte daar later ook. Dit was bij kamerverhuurder [naam 2] .
O: Verbalisant toont een foto [verdachte] , geboren [geboortedag 1] -1977 in [geboorteland] .
A: [slachtoffer] heeft voor deze jongen gewerkt. Dit is de pooier die ik bedoelde de pooier van [slachtoffer] .
V: [slachtoffer] vertelde dat ze al haar geld aan hem moest geven. Heb je hem wel eens gezien dan?
A: Ja, heel vaak heb ik hem gezien ook toen hij naar zijn andere vriendin in de [adres 3] . Ik weet niet meer wie die andere vriendin was ik weet haar naam niet. Ik weet dat zij door hem is geslagen.
V: Ken jij hem nog bij een andere naam?
A: Nee misschien heette hij [verdachte] maar dat weet ik niet zeker. Zijn naam begon met een [verdachte] denk ik. Nu weet ik de naam het was: " [verdachte] ".
V: Je vertelde net dat [verdachte] een ander meisje (een vriendin) heeft geslagen, wat kan je daar over vertellen?
A: Dat was voor [slachtoffer] voor [verdachte] ging werken. Dit meisje moest hem altijd bellen als ze een klant had. Ze had toen een keer te laat gebeld dat ze weer een klant had en toen zag ik dat hij bij haar naar binnenging en hoorde dat ze ruzie hadden ik weet niet of hij haar heeft geslagen. Volgens mij heette het meisje [benadeelde] .
O: Aanvulling na doorlezen: Ze moest van [verdachte] voor 50 euro klanten nemen. Maar zij nam klanten voor 20-25 euro en vertelde [verdachte] dan dat zij maar één klant had gehad. [verdachte] zag van de overkant dat dat dit niet zo was.
V: Waren er andere mensen die haar in de gaten hielden?
A: Er was nog 1 man die haar in de gaten hield, maar die leeft niet meer. Die was altijd samen met [verdachte] .
V: Waren er andere meisjes die hun geld gaven aan [verdachte] ?
A: Nee alleen [benadeelde] en [slachtoffer] .
8. Een proces-verbaal van (video)verhoor getuige van 30 januari 2019, opgemaakt door mr. J.O. Rutten, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 januari 2019 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[naam 12]:
U vraagt mij of ik nog weet waarom mijn zus [benadeelde] naar Nederland ging. Voor zover ik weet, is zij niet uit zichzelf gekomen. U vraagt mij of ik dat kan uitleggen. Zij is meegenomen naar Nederland in de auto en haar dochter heeft ze achtergelaten. Ik weet niet meer precies hoe het ging. Het kindje was toen 2 jaar oud en zij is nu 12. [benadeelde] zei: “ik moet naar het buitenland”. U vraagt mij of mijn zus toen al een relatie met [verdachte] had. Ja natuurlijk. U vraagt of hij ook in Nederland was. Voor zover ik het weet, zat hij al in Nederland. U vraagt mij of ik weet wat mijn zus deed in Nederland. Zij was prostituee. U vraagt mij of mijn zus ook weleens met mij heeft gesproken over haar werkzaamheden. Ja, ze heeft wel gezegd wat voor werk ze doet. U vraagt mij of zij heeft gezegd of ze dat uit vrije wil doet. Het is zeker dat ze dat niet uit vrije wil deed. U vraagt mij of ze dat ook heeft verteld. Jawel. U vraagt mij of ik weleens bij haar op bezoek ben geweest in Nederland. Ja. U Vraagt mij of ik dan bij haar logeerde. Ja. U vraagt of meneer [verdachte] daar dan ook was. Ja.
Zijn bijnaam is [verdachte] . We zagen wel dat mijn zus gespannen was. Met andere woorden: ze kende haar plaats. U vraagt mij of ik weleens ruzies heb gezien tussen beiden. Helaas wel. U vraagt mij waar die ruzies over gingen. Het was op een avond. Mijn zus was die dag om 12 uur in de middag de deur uit gegaan. ‘s Avonds thuis zag ik haar in de zitstoel. Vadsaszi stond voor haar en was haar aan het slaan. U, rechter-commissaris, vraagt mij of dit in Nederland was. Ja.
U vraagt mij of mijn zus toen ze in Nederland werkte, geld naar familie of naar mij heeft gestuurd. Ik zal het zo formuleren: zij heeft naar mijn naam geld gestuurd. Wij hebben er ook wel van geprofiteerd. Want voor het geven van onze naam en dat zij geld stuurde, mochten wij 5.000 tot 10.000 Huf (opmerking tolk: dat is ongeveer 25 à 30 euro) hebben, maar het overige moesten wij altijd afdragen. U vraagt mij aan wie ik dat moest afdragen. Wat ik zei, het is een kleine gemeenschap, van naam ken ik niemand maar van gezicht wel. Ik ging naar de Western Union. Er kwam dan een auto met zigeuners en als ik naar buiten kwam, wenkten zij mij en dan gaf ik het geld aan hen. U vraagt mij of ik van tevoren werd gebeld. Dat klopt, ik werd dan gebeld, ik kreeg een code en een naam en dat ik het geld op moest gaan halen. U vraagt mij door wie ik dan werd gebeld. Of door mijn zus of door [verdachte] zelf.
U, rechter-commissaris, zegt mij dat ik net zei dat ik af en toe wel 5.000 à 10.000 Huf zelf mocht houden en u vraagt mij hoe groot dan ongeveer het bedrag was dat ik aan de mensen in de auto moest afgeven. Als ik mij goed kan herinneren, waren het bedragen onder de 500 euro, niet daarboven. Meestal 200 à 300 euro. U vraagt mij of ik mij kan herinneren hoe vaak het ongeveer gebeurde dat er geld werd overgemaakt dat ik moest afgegeven. Het was vrij frequent. In die periode, wekelijks. Vrij vaak. U, officier van justitie, vraagt mij of het bedrag alleen naar mij werd overgemaakt of ook naar andere familieleden van mij. Er waren ook anderen in de familie naar wie geld werd gestuurd. U vraagt mij of die dat zelf ophaalden. Als het iemand anders was naar wie het geld toe werd gestuurd, dan moest dat familielid het geld op gaan halen en dat familielid moest dat afdragen. Meestal werd het naar mijn toenmalige zwager gestuurd, maar ook hij moest dat afdragen. [benadeelde] was aan het werk en wij vonden het raar dat het geld naar anderen toe werd gestuurd terwijl mijn moeder voor haar twee kinderen zorgde. [benadeelde] wilde vaker naar Hongarije komen, maar er werd altijd een excuus gevonden om de reis niet door te laten gaan.
U vraagt mij of ik een schatting kan maken hoe vaak ik het geld heb afgeven aan die mannen die ik verder niet kan beschrijven. Ik kan het me niet meer helemaal herinneren. Ongeveer 40 of 50 keer. Maar zeker meer dan 10 keer.
U vraagt mij of ik ooit een tattoo met [verdachte] ’s naam op [benadeelde] ’s lichaam heb waargenomen. Natuurlijk ja.
Toen ik in Nederland was, dat ik verbleef in de woning met [benadeelde] , [naam 5] en [verdachte] .
U, raadsman, vraagt mij of mijn zus ook naar Hongarije kwam om haar kinderen te zien. Nee. Ze kwam niet naar Hongarije. [benadeelde] belde na het eerste jaar elke dag via de video met haar kinderen. Naar Hongarije mocht ze niet komen.
U, raadsman, vraagt of [benadeelde] nog naar Hongarije is gekomen voor de begrafenis van haar vader.
Nee. Zij is toen niet thuis gekomen.
U vraagt mij of ik in de tijd dat [benadeelde] in Nederland werkte dagelijks contact had met [benadeelde] of wekelijks. Het eerste jaar niet, maar daarna konden we elkaar vrij vaak spreken. In het begin belde zij mij vanuit een café.
9. Een proces-verbaal ‘Politie registraties [benadeelde] vanaf 2008’ met nummer 2013315883/ 13BOLK 113DVP14028 van 13 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s Z1 05 67 e.v.].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Registratienummer: 2009275492
Pleegdatum/tijd: vrijdag 9 oktober 2009 te 23:00 uur
Plaats voorval: [adres 4]
Betrokkene: [benadeelde] , [benadeelde] , geboren [geboortedag 2] 1977 te [geboorteplaats 2] .
[benadeelde] doet aangifte van mishandeling tegen een man genaamd [naam 16] . [naam 16] is een man die zij via haar werk in de prostitutie op de Wallen heeft leren kennen. Zij kent hem als [naam 16] . [benadeelde] was samen met een vriendin genaamd [naam 5] . In zijn woning bleek [naam 16] drugs te hebben gebruikt. Hierop werd [benadeelde] door [naam 16] geschopt, geslagen en aan haar haren getrokken. [benadeelde] is vervolgens naar buiten gevlucht. [naam 5] was al eerder het huis uit gevlucht om de politie te waarschuwen. Toen de politie ter plaatse was zijn zij te woord gestaan door een man genaamd [naam 4] die voor [benadeelde] vertaalde. [naam 4] bleek een vriend van [benadeelde] te zijn.
Onderzoek 13LITRA:
Pleegdatum/tijd: 7 januari 2010 omstreeks 12:00 uur
Plaats voorval: [adres 5]
Betrokkene: [benadeelde] , [benadeelde] , geboren [geboortedag 2] 1977 te [geboorteplaats 2] .
Op donderdag 7 januari 2010 verklaarde [benadeelde] dat zij sinds 4 maanden in de prostitutie werkt in Amsterdam. Zij verklaarde dat een kamerverhuurder genaamd [naam 2] misbruik maakt van prostituees. Zij werkte op dat moment in de [adres 3] .
10. Een proces-verbaal van bevindingen ‘ [website] chat [slachtoffer] met [verdachte] ’ met nummer 2013315883/ 13BOLK 113DVP14028 van 17 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s Z1 05 11 e.v.].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 5 februari 2015 werd er een aanvullende aangifte opgenomen van [slachtoffer] , geboren [geboortedag 3] 1990. Daarin verklaarde zij dat zij in 2013 en 2014 via [website] door de verdachte [verdachte] is benaderd om weer voor hem te werken in Zwitserland. Zijn zus zou daar dan ook werken. 50 procent van haar verdiensten zou zij dan aan de verdachte [verdachte] moeten afdragen.
Ik verbalisant heb de volledige chat met [verdachte] gekopieerd vanuit [website] .
Deze chat is vanuit de Hongaarse taal vertaald naar het Nederlands door een Hongaars tolk.
K = [slachtoffer]
V = [verdachte]
21.10.2013
V: Het is onzin denk je dat ik alleen van jou leefde je kreeg verkeerde informatie onzin maar het is wel zeker dat je t goed deed onontkenbaar
22.10.2013
K: Trouwens maak je geen zorgen
Ik kreeg geen verkeerde informatie
Ik weet wel dat je zelf voor [benadeelde] (het hof begrijpt: [benadeelde] ) het geld verstopte

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Evenals in eerste aanleg heeft de raadsman bepleit dat, indien tot een bewezenverklaring wordt gekomen, een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes tot twaalf maanden redelijk zou zijn, rekening houdende met het gegeven dat de maximumstraf ten tijde van het bewezenverklaarde lager was, de toepassing van artikel 63 Sr, de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat het huidige stabiele leven van de verdachte in Hongarije, evenals dat van zijn vrouw en kinderen, ernstig verstoord zou worden door een detentie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in de bewezenverklaarde periode schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van het slachtoffer [benadeelde] . Hij heeft haar in die periode ongeveer vijf maanden als raamprostituee laten werken op de Wallen. Daaropvolgend moest zij – meer incidenteel - escortwerkzaamheden verrichten. Het hof rekent de verdachte aan dat hij op indringende wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en voorts op de vrijheid die zij zou moeten hebben om haar eigen leven vorm te geven. De verdachte heeft de belangen van het slachtoffer bij het behoud van haar waardigheid en recht op zelfbeschikking ondergeschikt gemaakt aan zijn zucht naar financieel gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 december 2021 is de verdachte door het hof Amsterdam op 7 februari 2020 onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, wegens mensenhandel en witwassen. Deze veroordeling betreft de uitbuiting van [slachtoffer] en komt voort uit hetzelfde politieonderzoek (13Bolk). Het hof moet bij het bepalen van de straf daarom rekening houden met het bepaalde in artikel 63 Sr en heeft zich de vraag gesteld wat het hof een passende straf had gevonden als de mensenhandel ten aanzien van [benadeelde] tegelijk met de mensenhandel en het witwassen ten aanzien van [slachtoffer] was berecht.
Hoewel er in hoger beroep geen overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft plaatsgevonden, is daarvan in eerste aanleg wel sprake geweest, zoals ook door de rechtbank is vastgesteld. Hoe dan ook is sprake van een zeer lang tijdsverloop tussen de gepleegde feiten en de berechting door het hof, nu het feiten betreft uit de periode 2008-2011. Dit alles dient naar het oordeel van het hof in belangrijke mate tot uitdrukking te komen in de uiteindelijke straf.
Het hof komt, alles afwegende, tot het oordeel dat – gelet op de ernst van de feiten en de andere genoemde factoren - in de onderhavige zaak oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend zou zijn. Een voorwaardelijke gevangenisstraf doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van de feiten, hoewel deze lang geleden hebben plaatsgevonden. Het hof zal vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg de op te leggen gevangenisstraf matigen en acht een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden uiteindelijk passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150.000,00, bestaande uit € 125.000,00 aan materiële schade en
€ 25.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 135.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij overeenkomstig het vonnis van de rechtbank toe te wijzen tot een bedrag van € 135.000,00.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering betwist. De raadsman heeft bepleit dat bij bewezenverklaring maximaal uit kan worden gegaan van de periode van 1 juni 2009 tot en met
24 januari 2010, tot een bedrag van € 250 per dag. Al het meerdere moet volgens de verdediging worden afgewezen. Grofweg komt de materiële schade dan volgens de verdediging maximaal neer op een bedrag van 216 (dagen) x 250 = € 54.000,00. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden
Het hof gaat bij de berekening uit van een periode van vijf maanden (1 september 2009 – 1 februari 2010) waarin de benadeelde partij als raamprostituee heeft gewerkt. Het hof gaat schattenderwijs uit van zes werkdagen per week in deze periode. Nadien heeft de verdachte nog wel prostitutiewerkzaamheden uitgevoerd als escort, maar naar het oordeel van het hof komt uit het dossier naar voren dat de frequentie van die werkzaamheden aanzienlijk lager lag en deze op een meer incidentele basis plaatsvonden dan in de periode daarvoor. De onderbouwing van de vordering en de overige inhoud van het dossier bieden onvoldoende aanknopingspunten om een redelijke schatting van de omvang van de escortwerkzaamheden te kunnen maken, zodat het hof die werkzaamheden buiten beschouwing zal laten.
Waar het de materiële schade betreft (bestaande uit de aan de verdachte afgedragen inkomsten) wordt er in de vordering tot materiële schadevergoeding van uitgegaan dat de benadeelde partij per dag een minimumbedrag van € 250,00 moet hebben verdiend. De vordering is voor het maken van deze schatting voldoende onderbouwd.
Voor de periode van 1 september 2009 – 1 februari 2010 betekent dit dat de benadeelde partij
130 (dagen) x € 250,00 =
€ 32.500,00aan verdiensten aan de verdachte heeft afgestaan.
Voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks
immateriële schadeis toegebracht. Die schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 7.500,00.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 273f (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 40.000,00 (veertigduizend euro) bestaande uit € 32.500,00 (tweeëndertigduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 40.000,00 (veertigduizend euro) bestaande uit € 32.500,00 (tweeëndertigduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 235 (tweehonderdvijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade
en van de immateriële schade op 1 juni 2011.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. C.J. van der Wilt en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 februari 2022.

Voetnoten

1.In de tenlastelegging is kennelijk een gedeelte van de wettekst weggevallen. Het hof heeft dat - evenals de rechtbank - aangevuld.