3.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) [geïntimeerde] is eigenaar van een bedrijfspand aan de [straatnaam 1] 34 in [plaats] (verder: pand I), dat sinds 2013 wordt verhuurd aan Keukenloods 5 B.V. (verder: Keukenloods).
(ii) Pand I is in 1980 gebouwd en lag toen zowel aan de achterkant als met een zijgevel aan de openbare weg, de [straatnaam 2] , die daar een bocht maakte. In die zijgevel zitten op de begane grond vijf ramen en op de eerste verdieping acht. In de andere zijgevel, die direct grenst aan een buurperceel, zitten geen ramen. Hieronder een tekening van de oude situatie (het gearceerde deel is pand I):
(iii) Bij een herindeling in 2011 is een deel van de [straatnaam 2] verplaatst waarbij de bocht als het ware is opgeschoven. Sindsdien loopt de [straatnaam 2] niet meer direct langs de zijgevel van [straatnaam 1] 34, maar een eind daarvan af, waardoor tussen pand I en de openbare weg een nieuw perceel grond voor uitgifte is vrijgekomen (verder: het perceel). Hierna is een foto opgenomen van de huidige situatie waarbij pand I is aangeduid met “Keukenloods”:
(iv) Op 14 augustus 2018 heeft [geïntimeerde] een brief verzonden aan de toenmalig eigenaar van het perceel, waarin is opgenomen, voor zover van belang:
“(...) Ik wil graag uw aandacht vragen voor het volgende.
Ik ben eigenaar van het bedrijfspand op de [straatnaam 1] 34 te [plaats] . Dit pand was vroeger een hoekpand, direct grenzend aan de stoep en de weg. Na een herinrichting van het terrein door de gemeente Amsterdam en [bedrijf] is de weg verlegd, zodat er een perceel grond naast mijn pand is ontstaan, die eigendom is van [bedrijf] .
Het perceel grond is te koop aangeboden en naar ik begreep zijn er inmiddels gegadigden waarmee een vergaande onderhandeling gaande is. Gelet op die onderhandelingen leek het me goed u erop te wijzen, dat een gedeelte van het perceel niet bebouwd kan worden. Dit in verband met de ramen aan de zijkant van mijn pand, die uitkeken over de stoep en inmiddels over uw perceel.
Het is voor (toekomstige) verhuur van groot belang dat de lichtinval vanuit deze ramen gewaarborgd blijft. Bij bebouwing door een geïnteresseerde partij is het dus van belang dat deze zich hier rekenschap van geeft. Omdat te voorkomen dat u dit wellicht over het hoofd ziet en in conflict met een koper belandt, leek het me goed u dit op voorhand mee te delen. Zo kunt u deze omstandigheid meenemen in uw onderhandelingen.
Volledigheidshalve zal ik een afschrift van deze brief eveneens aan de verkopend makelaar sturen, zodat alle bekende betrokken partijen op de hoogte zijn. (…)”.
( v) Het perceel, inmiddels [straatnaam 1] 36, is vervolgens gekocht door [appellanten] In augustus en september 2018 heeft overleg plaatsgevonden tussen beheerder [naam 1] (namens [geïntimeerde] ) en [appellanten] over de voorgenomen bouwplannen van [appellanten] en met name de afstand tussen de te bouwen loods op het perceel en pand I. Op 17 september 2018 heeft [geïntimeerde] via zijn raadsman aan [appellant 2] geschreven, voor zover van belang:
“(…) Toen cliënt vernam dat het perceel grond verkocht was en er eveneens een bedrijfspand zou worden gerealiseerd, heeft hij via zijn beheerder, de heer [naam 1] , contact opgenomen. Het pand van cliënt heeft namelijk een aantal ramen, zowel op de begane grond als op de eerste verdieping, die direct grenzen aan het door u gekochte perceel. Reden van deze situatie is, dat in het verleden in plaats van het door u gekochte perceel, de openbare weg was gerealiseerd. Een aantal jaar geleden is deze openbare weg echter verlegd, waardoor het door u gekochte perceel is ontstaan.
(…)
Waar de gesprekken in eerste instantie vriendelijk verliepen, werden de antwoorden op de vragen van de heer [naam 1] steeds ontwijkender. De heer [naam 1] wilde logischerwijs weten hoe omgegaan werd met de lichtinval in de ramen van cliënt en hoe daar met het bouwplan rekening was gehouden. Tot op heden is hier geen ander antwoord op gekomen dan dat de door u ingeschakelde partij hiernaar zou hebben gekeken. Uit de tekening lijkt dit echter niet te volgen.
(…)
Voor een goede lichtinval is noodzakelijk dat een afstand van tenminste 4 meter blijft bestaan tussen de beide panden. Dat betekent dat uw pand een aantal meter opgeschoven of verkleint dient te worden.
In de huidige opzet is sprake van zogenaamde onrechtmatige hinder, door het ontnemen van licht uit het bedrijfspand van cliënt. (…) Zonder deze lichtinval zal cliënt schade lijden. Deze schade bestaat uit het verminderde verhuurbaarheid van het pand.
(…)”.
(vi) Nadat op 28 november 2018 een omgevingsvergunning was verkregen, is de door [appellanten] ingeschakelde aannemer op 16 mei 2019 gestart met de bouw van een pand op het perceel (hierna: pand II).
(vii) Bij de stukken bevindt zich het rapport ‘Daglichtberekening Volgens NEN 2057’ van Genie ingenieursbureau voor bouwfysica en installatietechniek van 2 mei 2019 (verder: het rapport van Genie). [geïntimeerde] heeft opdracht gegeven voor deze berekeningen. In het rapport staat, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
1. Equivalente daglicht berekening