ECLI:NL:GHAMS:2022:2893

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
23-002609-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis in hoger beroep inzake oplichting met hoofdelijkheid voor de vordering van de benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 september 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1996, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. Het hof heeft de bewijsmiddelen van de politierechter vervangen door de bewijsmiddelen die het hof in cassatie zal opnemen. De verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de vordering van de benadeelde partij.

De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken voor oplichting in vereniging. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf heeft verzocht. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van een 73-jarige man, waarbij hij samen met een medeverdachte het slachtoffer heeft misleid om zijn pinpas af te geven. Dit heeft geleid tot een schade van € 8.000,00.

Het hof heeft rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn huidige gezondheidssituatie, waarbij hij herstellende is van een ernstig verkeersongeval. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te vervangen door een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de taakstraf. Het vonnis waarvan beroep is voor het overige bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002609-21
datum uitspraak: 14 september 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-181204-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde, en zal dit derhalve (met inbegrip van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij) bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
- de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen zal vervangen door de bewijsmiddelen die het hof bij instellen van beroep in cassatie zal opnemen in de aanvulling op dit arrest;
- op pagina 9 van het vonnis de zin: “Verdachten worden ieder hoofdelijk aansprakelijk gesteld.” verbeterd leest als “De verdachte en zijn medeverdachte(n) zijn hoofdelijk aansprakelijk.” en op pagina 10 de zinsnede “voor zover het bedrag door haar mededader is betaald” verbeterd leest als “voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald”.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daartoe heeft zij gewezen op de aan de medeverdachte in hoger beroep opgelegde straf, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de geldende Oriëntatiepunten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting in vereniging met een of meer anderen. Daarbij heeft hij een medeverdachte met de auto opgehaald en naar de woning gebracht van het 73 jaar oude slachtoffer, die kort daarvoor was gebeld door iemand die zich voordeed als een medewerker van de ‘fraude helpdesk’ van een bank en de instructie kreeg om zijn pas in een envelop te doen, welke door een medewerker van [bedrijf] zou worden opgehaald. De medeverdachte heeft vervolgens, door zich op listige wijze voor te doen als medewerker van [bedrijf], het slachtoffer bewogen tot afgifte van de envelop met daarin zijn pinpas. Die envelop heeft de medeverdachte daarna aan de verdachte gegeven, waarna zij samen zijn weggereden en de verdachte zijn medeverdachte weer ergens heeft afgezet. Kort daarna is er met de pinpas door iemand € 8.000,00 gepind. Met zijn handelen heeft de verdachte, tezamen met zijn mededader(s), er niet alleen voor gezorgd dat er van het slachtoffer geld afhandig kon worden gemaakt, maar ook heeft hij eraan bijgedragen dat het vertrouwen van het slachtoffer in de medemens en in het financiële verkeer een flinke knauw heeft gekregen. Klaarblijkelijk heeft de verdachte bij deze gevolgen niet stilgestaan en zich slechts laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin.
Het hof weegt verder in het nadeel van de verdachte mee dat hij blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 augustus 2022 eerder voor misdrijf met een frauduleus karakter onherroepelijk is veroordeeld. Mede in dat licht kan de door de politierechter opgelegde straf in beginsel zonder meer passend worden geacht. Het hof houdt echter in strafmatigende zin rekening met het volgende.
De verdachte is recentelijk tot een gevangenisstraf van 6 weken veroordeeld voor een soortgelijk feit, dat zijn oorsprong heeft in hetzelfde opsporingsonderzoek tegen onder anderen de verdachte. In verband met deze veroordeling is het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Verder houdt het hof ten voordele van de verdachte rekening met zijn huidige gezondheidssituatie. Uit het verhandelde ter terechtzitting van 31 augustus 2022 is namelijk aannemelijk geworden dat de – in Nederland woonachtige – verdachte herstellende is van een ernstig verkeersongeval in Ghana, waarbij hij mogelijk hersenletsel heeft opgelopen.
Het hof acht alles afwegende een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Met de voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Door daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen, worden de strafdoelen van speciale preventie en vergelding op verantwoorde wijze met elkaar in evenwicht gebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde, ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M.H.P. Houben, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 september 2022.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staan dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]