In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 september 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1996, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. Het hof heeft de bewijsmiddelen van de politierechter vervangen door de bewijsmiddelen die het hof in cassatie zal opnemen. De verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de vordering van de benadeelde partij.
De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken voor oplichting in vereniging. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf heeft verzocht. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van een 73-jarige man, waarbij hij samen met een medeverdachte het slachtoffer heeft misleid om zijn pinpas af te geven. Dit heeft geleid tot een schade van € 8.000,00.
Het hof heeft rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn huidige gezondheidssituatie, waarbij hij herstellende is van een ernstig verkeersongeval. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te vervangen door een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de taakstraf. Het vonnis waarvan beroep is voor het overige bevestigd.