ECLI:NL:GHAMS:2022:2890

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
23-002838-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging en bewezenverklaring belediging en wederspannigheid in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging, belediging en wederspannigheid. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, omdat de omstandigheden niet zodanig waren dat de benadeelde vrees kon hebben voor zijn leven of zwaar lichamelijk letsel. De verdachte reed op 13 juli 2021 met een scooter op een mobiele vaccinatielocatie van de GGD, waar hij de beveiligingsmedewerker beledigde met kwetsende woorden en zich verzette tegen de aanhouding door de politie. Het hof heeft vastgesteld dat de belediging en wederspannigheid wel bewezen zijn, en heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft de immateriële schade vastgesteld op € 150,00, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is strafbaar verklaard voor de bewezenverklaarde feiten, en het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002838-21
datum uitspraak: 14 september 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-187042-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Amsterdam [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een scooter en/of bromfiets al snelheidverhogend, in elk geval met hoge, althans aanzienlijke, snelheid en/of zonder te remmen op voornoemde [benadeelde], die aldaar op de weg, de Willem Roelofsstraat, stond en/of liep, afgereden en/of toegereden en/of toe blijven rijden en/of ingereden;

2.hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Amsterdam opzettelijk [benadeelde], in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: kankerlijer en/of kankerjood en/of kankermongool, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

3.hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Amsterdam, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1], brigadier van politie en/of [verbalisant 2], hoofdagent van politie verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 285 en/of 266 van het wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich met kracht los te rukken en/of te trekken en/of zich in een andere richting proberen te bewegen dan de richting waarin die opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, wilde(n) en/of trachtte(n) te brengen en/of te geleiden.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing met betrekking tot de bewijsvraag van het onder 1 tenlastegelegde komt dan de politierechter.
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
Uit de inhoud van de stukken van het dossier, waaronder de door de aangever [benadeelde] gemaakte en op de terechtzitting in hoger beroep afgespeelde camerabeelden, blijkt het volgende.
De verdachte reed op 13 juli 2021 op een scooter bij een mobiele vaccinatielocatie van de GGD in Amsterdam, waar op dat moment veel tumult was. [benadeelde] was daar aanwezig als één van de beveiligers en filmde wat er gebeurde. Op een gegeven moment stond de verdachte op een geringe afstand van [benadeelde] stil met zijn scooter, met zijn rug naar [benadeelde] die zich achter een afzetlint bevond. De verdachte bracht zijn scooter vanuit die positie in beweging, maakte een halve cirkel en reed enkele meters in de richting van [benadeelde]. Hij is met enige snelheid het afzetlint genaderd en is daar onderdoor gereden, waarbij hij een hand aan het stuur hield en met de andere hand het afzetlint over zichzelf heen bewoog. Direct achter het afzetlint bracht de verdachte zijn scooter naast de camerapositie van [benadeelde] tot stilstand. Hij stuurde daarbij weg van [benadeelde] en had een snelheid die het hem mogelijk maakte direct tot stilstand te komen. Vervolgens heeft hij vanaf die plek met zijn hand een zwaaiende beweging gemaakt naar de hand van [benadeelde] met daarin de mobiele telefoon waarmee [benadeelde] filmde.
Naar het oordeel van het hof is de verdachte weliswaar met zijn scooter op intimiderende wijze onder het afzetlint doorgereden, maar blijkens de camerabeelden gebeurde dat niet met een zodanige snelheid en was dit niet zodanig op (het lichaam van) [benadeelde] gericht, dat bij hem daardoor in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.hij op 13 juli 2021 te Amsterdam opzettelijk [benadeelde] in zijn tegenwoordigheid mondeling

heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: kankerlijer en kankermongool.
3.hij op 13 juli 2021 te Amsterdam, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1], brigadier van politie, en [verbalisant 2], hoofdagent van politie, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 285 en 266 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich met kracht los te trekken en zich in een andere richting proberen te bewegen dan de richting waarin die opsporingsambtenaren hem wilden brengen.
Hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de hulpverlening waarin de verdachte inmiddels is ingebed en het feit dat hij inmiddels daadwerkelijk anders tegen zijn handelen van toen aankijkt en daar spijt van heeft. De raadsvrouw heeft het hof tevens verzocht eventueel een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen, als een stok achter de deur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belediging van een beveiliger bij een mobiele vaccinatielocatie van de GGD en aan wederspannigheid tegen twee politieambtenaren bij de aanhouding die daarop volgde. Bij de vaccinatielocatie veroorzaakte een groep van ongeveer twintig jongeren uit de omgeving veel tumult. Nadat een ruit was ingegooid van een auto van het beveiligingsbedrijf dat was ingehuurd om de vaccinatielocatie te beveiligen, moest het slachtoffer ter plaatse komen om de al aanwezige beveiliging te ondersteunen. Ook waren er zes politieagenten ter plaatse. De verdachte was aanwezig op zijn scooter en wilde de telefoon van het slachtoffer uit zijn handen slaan toen hij door hem werd gefilmd. Ook heeft hij het slachtoffer heeft beledigd met ‘kankerlijer’ en ‘kankermongool’. Aldus heeft de verdachte de beveiliger aangetast in zijn eer en goede naam. Vervolgens werd de verdachte aangehouden door twee politieagenten. Tijdens deze aanhouding verzette hij zich. Dergelijk gedrag is ernstig, niet alleen omdat hiermee het werk van de politieagenten wordt bemoeilijkt, maar ook omdat het getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Samenvattend heeft de verdachte, zoals hij dat ter terechtzitting in hoger beroep zelf treffend heeft verwoord, zich schandalig gedragen.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen zijn uitgesproken. De context waarbinnen de verdachte de strafbare feiten pleegde acht het hof daarbij strafverzwarend. Daarmee verstoorde hij immers een normale voortgang van de bestrijding van het Covid-19 virus. Daarnaast is de verdachte blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 augustus 2022 eerder ter zake van misdrijven onherroepelijk is veroordeeld, hetgeen ook in zijn nadeel weegt. Gelet op dat een en ander acht het hof oplegging van een fikse onvoorwaardelijke taakstraf zonder meer passend.
Anderzijds is aannemelijk geworden dat de verdachte inmiddels op de goede weg is en daarbij wordt ondersteund door hulpverlening, zoals maatschappelijk werk en Inforsa. Met die hulp hoopt hij meer grip te krijgen op zijn gedrag en zo te voorkomen dat hij ooit nog gedrag vertoont zoals als ten tijde van het tenlastegelegde. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep meermaals en op oprecht overkomende wijze tot uitdrukking gebracht inmiddels het laakbare van zijn handelen van toen in te zien. Daarnaast gaat de verdachte weer naar school, is hij bezig met het verkrijgen van huisvesting, heeft hij zich onder behandeling van een psycholoog gesteld en werkt hij aan het afbetalen van zijn schulden. Met deze omstandigheden houdt het hof in strafverminderende zin rekening.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding om die taakstraf (deels) in voorwaardelijke vorm te gieten. De op te leggen straf wijkt af van de straf die in eerste aanleg is uitgesproken, respectievelijk in hoger beroep is gevorderd, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde bedreiging.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.846,44, bestaande uit € 10.846,44 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.266,52, bestaande uit € 4.866,52 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 2 bewezen verklaarde belediging rechtstreeks schade heeft geleden. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar billijkheid schatten op € 150,00, waarbij is gelet op het grievende karakter van de belediging die de benadeelde partij is aangedaan en de opgemelde omstandigheden waaronder dit plaatsvond, alsook op de vergoedingen die in soortgelijke gevallen zijn toegekend. De verdachte is tot dat bedrag tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Aan hetgeen de benadeelde partij ter compensatie van immateriële schade méér heeft gevorderd is vooral de onder 1 tenlastegelegde bedreiging als schadeveroorzakende gebeurtenis ten grondslag gelegd. Ook de opgevoerde materiële schadeposten zijn op het onder 1 tenlastegelegde gegrond. De verdachte wordt aan dat feit echter niet schuldig verklaard. De benadeelde partij kan daarom in zoverre in de vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 180 en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 3 (drie) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 juli 2021.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. M.M.H.P. Houben en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 september 2022.
De oudste raadsheer en de griffier zijn buiten staan dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]