ECLI:NL:GHAMS:2022:2877
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot voeging van zaken in hoger beroep met betrekking tot samenwerkingsovereenkomst
In deze zaak heeft JOZ B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarbij IBB als eiseres in conventie en JOZ als gedaagde in conventie betrokken waren. JOZ heeft op 13 mei 2022 een incidentele memorie ingediend, waarin zij op basis van artikel 222 Rv voeging van zaken heeft gevorderd. JOZ stelt dat beide zaken verknocht zijn en voortvloeien uit dezelfde samenwerkingsovereenkomst, waardoor een gezamenlijke behandeling wenselijk is. IBB heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat voeging zou leiden tot onaanvaardbare vertraging van de procedure.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de zaken voldoen aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv. De zaken zijn complex en de vorderingen zijn gebaseerd op dezelfde overeenkomst, wat rechtseenheid en proceseconomie bevordert. Het hof heeft daarom besloten de zaken te voegen en de beslissing over de proceskosten aan te houden. De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol voor memorie van grieven door JOZ, en verdere beslissingen zijn aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.