In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland. [appellant] was huurder van een woning en is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter dat de huurovereenkomst heeft ontbonden en hem heeft veroordeeld tot ontruiming van de woning. De kantonrechter oordeelde dat [appellant] zijn verplichtingen als huurder had geschonden door de woning te laten gebruiken voor prostitutie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, terwijl Woonwaard heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [appellant] in het hoger beroep, omdat hij zou hebben berust in het vonnis van de kantonrechter.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] ondubbelzinnig heeft berust in het bestreden vonnis, onder andere op basis van e-mails van zijn advocaat en de betaling van proceskosten. Hierdoor is [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. Het hof heeft de grieven van [appellant] niet besproken en hem veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De uitspraak van het hof is gedaan op 11 oktober 2022 en is openbaar uitgesproken. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.