ECLI:NL:GHAMS:2022:286

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
23-003391-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met fatale gevolgen in Amsterdamse Wallen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft openlijke geweldpleging op 3 september 2016 in het Wallengebied van Amsterdam, waarbij de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij een vechtpartij tussen twee groepen. De verdachte heeft tijdens deze vechtpartij een klap uitgedeeld aan [betrokkene 3], die hierna in elkaar zakte en later overleed aan de gevolgen van een hersenbloeding. Het hof oordeelde dat de verdachte zich niet schuldig had gemaakt aan doodslag, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzet had op de dood van [betrokkene 3]. Het hof oordeelde dat de klap die de verdachte had gegeven niet als disproportioneel kon worden aangemerkt, gezien de omstandigheden waaronder deze was gegeven. De verdachte werd vrijgesproken van de doodslag en zware mishandeling, maar werd wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging tegen meerdere personen. Het hof legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003391-18
datum uitspraak: 3 februari 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-650545-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1995,
domicilie kiezende ten kantore van diens raadsman: [adres], [postcode] [plaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 december 2020, 15 oktober 2021, 18 januari 2022 en 20 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman en door de advocaten van de nabestaanden naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [betrokkene 3] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die voornoemde [betrokkene 3],
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met gebalde vuisten) op en/of tegen het hoofd en/of de nek en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen, tengevolge waarvan voornoemde [betrokkene 3] is overleden;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Molensteeg en/of de Oudezijds Achterburgwal en/of de Stoofsteeg, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 3], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met gebalde vuisten) slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd en/of de nek en/of het lichaam van voornoemde [betrokkene 3] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met geschoeide voet) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [betrokkene 3], terwijl dit (door hem gepleegde) geweld de dood van voornoemde [betrokkene 3] ten gevolge heeft gehad;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [betrokkene 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (zwaar hersenletsel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk:
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met gebalde vuisten) op en/of tegen het hoofd en/of de nek en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen, terwijl het feit de dood van voornoemde [betrokkene 3] ten gevolge heeft gehad;
1. meest subsidiair
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 3] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit:
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met gebalde vuisten) op en/of tegen het hoofd en/of de nek en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen, terwijl het feit de dood van voornoemde [betrokkene 3] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Molensteeg en/of de Oudezijds Achterburgwal en/of de Stoofsteeg, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 2] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 7], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met gebalde vuisten) slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [betrokkene 2] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 7] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met geschoeide voet) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [betrokkene 2] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 7].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en tot een andere bewezenverklaring ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde komt dan de rechtbank.
Inleiding
Op 3 september 2016 waren er, naast veel andere mensen, een groep Roemenen en een groep Voorthuizenaren op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam. De groep Roemenen bestond uit [medeverdachte], [betrokkene 1] en de verdachte. De groep Voorthuizenaren werd gevormd door [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7], [betrokkene 8], [betrokkene 9], [betrokkene 10] en [betrokkene 11].
Uit het dossier volgt dat de groep Voorthuizenaren omstreeks 23.17 uur de brug Molensteeg op is gelopen, terwijl de groep Roemenen zich al op die brug bevond. Op enig moment ontstond daar een vechtpartij tussen beide groepen. Niet alle voornoemde personen die deel uitmaken van de groep Voorthuizenaren waren daarbij betrokken. Onder de groep Voorthuizenaren wordt in het vervolg in dit arrest de bij de vechtpartij betrokken personen verstaan, te weten [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 5], [betrokkene 7], [betrokkene 8], [betrokkene 9] en [betrokkene 10].
Omstreeks 23.23 uur heeft de verdachte een klap tegen de rechterkant van het hoofd van [betrokkene 3] gegeven. Deze greep ongeveer een halve minuut later naar zijn rechteroor en zakte in elkaar. Hij is vervolgens op straat door de hulpdiensten gereanimeerd en naar het VU medisch centrum te Amsterdam overgebracht. Op 4 september 2016 is [betrokkene 3] als gevolg van een hersenbloeding overleden.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

Aanleiding van de vechtpartij
Uit de verklaringen van de betrokkenen en getuigen kan de aanleiding van de vechtpartij niet worden achterhaald en evenmin kan op grond van (objectieve) feiten en/of omstandigheden, zoals bijvoorbeeld camerabeelden, die aanleiding worden vastgesteld. Evenmin kan aan de hand van objectieve gegevens worden vastgesteld wie de eerste geweldshandeling heeft verricht.
Situatie op de brug (Molensteeg)
Op grond van het dossier stelt het hof vast dat zowel door de groep Roemenen als door de groep Voorthuizenaren geweldshandelingen op en nabij de brug Molensteeg met de kruising Oudezijds Achterburgwal zijn gepleegd. Verschillende personen binnen de groep Voorthuizenaren hebben verklaard dat de groep Roemenen klappen hebben uitgedeeld. [betrokkene 2] is blijkens zijn verklaring ten overstaan van de politie tegen zijn neus geslagen door ‘NN1’ of ‘NN2’ die deel uitmaakte van de groep Roemenen. Ook [betrokkene 8], [betrokkene 9], [betrokkene 10] en [betrokkene 5] hebben verklaard dat zij zijn geslagen door iemand uit de groep Roemenen. Door een van die klappen is de tand van [betrokkene 9] uit zijn mond geslagen.
Bovengenoemde verklaringen worden ondersteund door camerabeelden, verklaringen van [medeverdachte] en verklaringen van getuigen die niet bij de vechtpartij betrokken waren. Zo is op de beelden te zien dat de verdachte en [medeverdachte] vuistslagen geven aan verschillende personen binnen de groep Voorthuizenaren en op die wijze deelnemers zijn aan de vechtpartij. [medeverdachte] heeft in het politieverhoor van 19 oktober 2016 verklaard dat hij twee vuistslagen heeft uitgedeeld aan de groep Voorthuizenaren. Volgens getuigenverklaringen sloeg de verdachte een man met een
overall(
het hof begrijpt: [betrokkene 9]), gedroeg (‘vooral’) hij zich agressief, ging hij ‘uit zijn dak’ en zwaaide hij uitdagend met zijn handen. De getuige [getuige] heeft verklaard dat over en weer werd geslagen.
Conclusie
Het hof acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens personen door [betrokkene 2], [betrokkene 8], [betrokkene 9], [betrokkene 10] en [betrokkene 5] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan. Het hof spreekt de verdachte vrij voor zover de tenlastelegging zich richt op het schoppen van voornoemde en andere personen, nu weliswaar vaststaat dat er tijdens de vechtpartij is geschopt, maar niet is komen vast te staan door wie tegen wie zou zijn geschopt.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

De advocaat-generaal en de verdediging hebben ieder voor zich algehele vrijspraak bepleit voor dit feit.
Feitelijke situatie op de Oudezijds Achterburgwal
Na de geweldshandelingen op de brug Molensteeg over en weer, hebben de beide groepen zich langs het water in de richting van de Stoofsteeg bewogen. Onder andere uit de camerabeelden volgt dat de groep Roemenen zich gedurende deze verplaatsing, deels achteruit lopend, trachtte te verwijderen van de plaats waar de vechtpartij begon, terwijl de groep Voorthuizenaren zich juist in de richting van de groep weglopende Roemenen bewoog. Op de camerabeelden is ook te zien dat de verdachte achteruit loopt en onderwijl gebaren maakt met zijn armen. Alhoewel de armgebaren verschillend, en wellicht zelfs als agressief, kunnen worden geïnterpreteerd, staat vast dat de verdachte wegloopt van de groep Voorthuizenaren. Op grond hiervan stelt het hof vast dat de groep Roemenen, onder wie de verdachte, zich op de Oudezijds Achterburgwal heeft geprobeerd te onttrekken aan de dreiging die uitging van de hen achtervolgende groep Voorthuizenaren. Van geweldshandelingen is op dat moment geen sprake meer.
Feitelijke situatie: De klap tegen het hoofd van [betrokkene 3]
Tijdens het achteruitlopen en de dreiging van geweld is de verdachte op enig moment onvrijwillig in de gracht beland. Uit de camerabeelden volgt dat de verdachte uit het water is geklommen, waarbij zijn groepsgenoot [medeverdachte] hem overeind hielp. [betrokkene 3] is vervolgens op [medeverdachte] afgestapt en gaf hem twee duwen, waardoor [medeverdachte] tegen een plantenbak aan viel en vervolgens van de waterkant wegliep. [betrokkene 3] is daarop eveneens van de waterkant weggelopen en bevond zich achter [medeverdachte]. De verdachte, die zich nog aan de waterkant bevond, liep enkele passen achter hem aan en gaf [betrokkene 3] een klap tegen het achterhoofd, waarna deze naar zijn oor greep en in elkaar is gezakt. [betrokkene 3] is vervolgens op straat door de hulpdiensten gereanimeerd en naar het VU medisch centrum te Amsterdam overgebracht. Een dag later, op 4 september 2016, is de behandeling gestaakt, waarna [betrokkene 3] hersendood is verklaard. [betrokkene 3] is diezelfde dag overleden als gevolg van hersenletsel.
Causaliteit
Door de verdediging is de causaliteit betwist tussen de klap die [verdachte] heeft gegeven en de dood van [betrokkene 3]. Daartoe is aangevoerd dat uit de rapporten van de radioloog blijkt dat er meerdere tekenen zijn van externe geweldsinwerkingen op hoofd en handen, zodat niet aannemelijk is dat de dood van [betrokkene 3] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de klap van [verdachte] is veroorzaakt.
Vaststaat dat de verdachte [betrokkene 3] een klap tegen de rechterkant van zijn hoofd heeft gegeven. Vrijwel onmiddellijk daarna (ongeveer een halve minuut) greep [betrokkene 3] naar zijn rechteroor, is hij in elkaar gezakt en is hij uiteindelijk overleden. De patholoog heeft vastgesteld dat sprake was van een ruptuur van een wervelslagader in het hoofd van [betrokkene 3] die bij leven is ontstaan, waardoor een bloeding in de hersenen is ontstaan met het overlijden van [betrokkene 3] tot gevolg. Bij haar bevindingen past dat sprake is geweest van extern inwerkend geweld op het hoofd, aldus de patholoog. De plaats waar de verdachte [betrokkene 3] heeft geraakt, komt overeen met de plaats van het letsel aan diens hoofd dat hem fataal is gebleken. Gelet daarop, alsmede op het korte tijdsverloop tussen de klap van de verdachte en het bewusteloos raken van [betrokkene 3], kan dit gevolg redelijkerwijs aan (de gedraging van) de verdachte worden toegerekend. Daarbij is het hof van oordeel dat ook in een door de verdediging geopperde keten van (andere) externe geweldsinwerkingen, de klap die de verdachte heeft gegeven de noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg. Daarmee is de causaliteit gegeven.
Opzet op de dood (feit 1 primair)
Van doodslag is sprake als iemand opzettelijk van het leven wordt beroofd. Het hof dient daarom te beoordelen of de verdachte met het uitdelen van een klap met de blote hand of vuist tegen het hoofd (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het overlijden van [betrokkene 3]. Uit de uiterlijke verschijningsvorm kan het hof in dit geval niet afleiden dat de verdachte opzet op het overlijden van [betrokkene 3] had. De verdachte heeft steeds verklaard dat het niet zijn bedoeling is geweest dat [betrokkene 3] zou komen te overlijden en die bedoeling kan ook niet uit andere verklaringen of bevindingen in het dossier worden afgeleid. Er kan echter ook sprake zijn van opzet (‘voorwaardelijk opzet’ genoemd) wanneer een verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een bepaald gevolg optreedt. Of een kans aanmerkelijk is, wordt beoordeeld naar algemene ervaringsregels. Het betreurenswaardige feit dat [betrokkene 3] uiteindelijk is overleden kan niet voor zodanig voorzienbaar – in de zin van een aanmerkelijke kans – worden gehouden, dat kan worden vastgesteld dat de verdachte zijn dood voor diens rekening heeft willen nemen. Het hof acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde (doodslag), zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Openlijk geweld in vereniging (feit 1 subsidiair)
De klap tegen het hoofd van [betrokkene 3] is een handeling die enkel en alleen door de verdachte is verricht, waardoor niet kan worden gesproken van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan dat geweld door [medeverdachte] of een ander. Nu niet is komen vast te staan dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een geweldshandeling jegens [betrokkene 3], kan het bestanddeel ‘in vereniging’ als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, en daarmee de onder 1 subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging jegens [betrokkene 3], niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte dient ook daarvan te worden vrijgesproken.
Opzet op zware mishandeling (feit 1 meer subsidiair)
De verdachte dient voorts te worden vrijgesproken van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde, te weten de zware mishandeling met de dood ten gevolge, nu niet is komen vast te staan dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [betrokkene 3].
Immers, uit de verklaringen van de verdachte en uit andere verklaringen en bevindingen in het dossier kan niet worden afgeleid dat het de bedoeling van de verdachte was om [betrokkene 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Met betrekking tot eventueel voorwaardelijk opzet zijn bij de beantwoording van de vraag of de klap de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen, de omstandigheden van het geval van belang, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Naar het oordeel van het hof kan niet naar algemene ervaringsregels worden vastgesteld dat een enkele klap met de blote hand of vuist tegen het hoofd, de aanmerkelijke kans in het leven roept dat daardoor zwaar lichamelijk letsel aan het hoofd of (bijvoorbeeld) de hersenen optreedt. De omstandigheden waaronder het geweld is aangewend maken dat in dit geval niet anders, nu de klap voor [betrokkene 3] weliswaar onverhoeds en van achteren kwam, maar het hof op grond van het dossier niet kan vaststellen dat de verdachte gericht tegen het hoofd van [betrokkene 3] heeft geslagen of deze klap welbewust op diens hoofd heeft gepositioneerd. Dat de verdachte een geoefend (kracht)sporter zou zijn geweest, maakt dat oordeel evenmin anders, terwijl het hof de kracht waarmee is geslagen onvoldoende kan vaststellen.
Nu geen grond bestaat de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg, kan het uiteindelijke overlijden van [betrokkene 3] – hoe betreurenswaardig ook – niet meewegen in de beoordeling van de aanwezigheid van (de aanvaarding van) die aanmerkelijke kans.
Mishandeling de dood ten gevolge hebbende / Noodweer (feit 1 meest subsidiair)Zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben bepleit dat aan de verdachte een beroep op noodweer toekomt.
De vraag is of de verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging en hem daarom een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Daarbij zij opgemerkt dat voor wat betreft de onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde mishandeling een geslaagd beroep op noodweer betekent dat er geen sprake is van wederrechtelijkheid, waardoor voor dit feit vrijspraak moet volgen. Met de term ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht wordt namelijk mede de wederrechtelijkheid van de gedraging tot uitdrukking gebracht, terwijl de tenlastelegging in deze zaak inhoudt dat de verdachte [betrokkene 3] “heeft mishandeld”.
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet sprake zijn van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Daarbij moet het handelen geboden zijn door de noodzakelijke verdediging, en dus verdedigend zijn en niet aanvallend.
Zoals reeds overwogen trachtte de groep Roemenen, waar de verdachte deel van uitmaakte, zich aan de vechtpartij op/bij de Molensteegbrug met de groep Voorthuizenaren te onttrekken door – achteruit – bij de groep Voorthuizenaren weg te lopen. Het hof is dan ook van oordeel dat geen sprake is van één doorlopend feitencomplex, maar dat sprake is van twee afzonderlijke feiten, aangezien de vechtpartij op de brug op dat moment beëindigd was. Zij zijn daarop achtervolgd door een deel van de groep Voorthuizenaren, die getalsmatig in de meerderheid waren. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat op de beelden te zien is dat de verdachte en zijn medeverdachten gebaren maken die geduid kunnen worden als afwerend. Vlak nadat de verdachte een afwerend gebaar heeft gemaakt, komt het opnieuw tot een confrontatie. Anders dan bij het begin van de vechtpartij wordt er nu niet over en weer gevochten. Vanaf dit moment komt het geweld met name bij een aantal Voorthuizenaren vandaan en voor zover de Roemenen terugvechten is dat verdedigend. Volgens de verdachte hebben Voorthuizenaren hem geprobeerd in het water te gooien. De verdachte is vervolgens direct voorafgaand aan het moment dat hij aan [betrokkene 3] de fatale klap gaf, onvrijwillig in de gracht terechtgekomen.
Alhoewel het hof vaststelt dat noch op de camerabeelden noch op basis van overige stukken in het dossier is te zien dat [betrokkene 3] voordat hij [medeverdachte] tegen de plantenbak duwde een actieve bijdrage aan enige geweldshandeling heeft geleverd, maakte [betrokkene 3] wel deel uit van de getalsmatig grotere groep Voorthuizenaren.
Op het moment dat de verdachte zich uit de gracht optrok en [medeverdachte] hem daarbij overeind hielp, werd [medeverdachte] door [betrokkene 3] twee keer geduwd, waardoor [medeverdachte] struikelde en tegen een plantenbak viel.
Het twee keer duwen van [medeverdachte] door [betrokkene 3], waardoor [medeverdachte] omviel, bezien in het licht van de hiervoor weergegeven omstandigheden, terwijl anderen van de groep Voorthuizenaren zich bovendien nog in de directe nabijheid bevonden, brengt het hof tot het oordeel dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [medeverdachte]’s lijf waar tegen de verdachte zich heeft mogen weren.
De verdachte heeft als reactie op het duwen van [medeverdachte], een klap tegen het hoofd van [betrokkene 3] gegeven die hem uiteindelijk fataal is geworden. Het hof neemt daarbij zoals eerder weergegeven in aanmerking dat de groep Roemenen kort daarvoor hadden gevochten met de groep Voorthuizenaren en dat de groep Voorthuizenaren achter hen aanliep. Het hof is, met de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat het geven van de klap tegen het hoofd van [betrokkene 3] een noodzakelijke, verdedigende gedraging is geweest, die als directe reactie op twee duwen – waardoor [medeverdachte] ten val kwam – niet als disproportioneel kan worden aangemerkt.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de verdachte zich met vrucht kan beroepen op noodweer, waardoor niet is voldaan aan de wederrechtelijkheid van de onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde mishandeling. Dat betekent dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 meest subsidiair is tenlastegelegd. Het hof merkt hierbij op dat het als noodweer aanmerken van de klap die de verdachte tegen het hoofd van [betrokkene 3] gaf, niets afdoet aan de ernst van de tragische gevolgen van die klap. Andersom hebben de ernstige gevolgen onder deze omstandigheden geen invloed op de beoordeling of de klap al dan niet wederrechtelijk was.
Naar het oordeel van het hof is aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 1 meest subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 3 september 2016 te Amsterdam, met anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Molensteeg en/of de Oudezijds Achterburgwal, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 2] en [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] en [betrokkene 5], welk geweld bestond uit:
- het met kracht en met gebalde vuisten slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [betrokkene 2] en [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] en [betrokkene 5].
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet strafbaar is omdat hij heeft gehandeld vanuit een noodweersituatie.
Hij heeft daartoe, kort gezegd en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Er is geen sprake van één doorlopend feitencomplex waarbij de groep Roemenen (voortdurend) als agressor hebben opgetreden. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden steun aan het scenario dat de groep Roemenen schetst: dat het geweld is gestart door de Voorthuizenaren. De advocaat-generaal acht minst genomen aannemelijk dat niet de groep Roemenen maar juist de groep Voorthuizenaren de geweldspleging is begonnen en dat zij een gewelddadige confrontatie zijn blijven zoeken.
Nadat de Roemenen zich vervolgens aan verdere geweldpleging trachtten te onttrekken zijn zij achtervolgd door de groep Voorthuizenaren, waardoor en waarna opnieuw over en weer geweld is gepleegd. Door de groep Voorthuizenaren is daarbij grof geweld gebruikt, waartegen de groep Roemenen zich hebben verdedigd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Daartoe heeft hij aangevoerd dat vanaf het ontstaan van de vechtpartij sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van hun lijf waartegen verdediging geboden was. Ook volgt uit de verklaringen van de groep Roemenen, de getuigenverklaringen en de camerabeelden dat sprake is geweest van geweld van “een numerieke meerderheid van vastberaden knokkers” (
het hof begrijpt: de groep Voorthuizenaren). De verdachte en [medeverdachte] hebben geprobeerd [betrokkene 1] te ontzetten en ontvingen toen zelf klappen, waartegen de verdachte zich heeft verweerd. Op de beelden is onder meer te zien dat de groep Roemenen achteruitloopt en stop-gebaren maakt. Zij pogen zich aan het geweld te onttrekken (de-escaleren), terwijl de groep Voorthuizenaren vooruitloopt, opdrijft en geweldshandelingen verricht.
Overwegingen van het hof
Zoals hiervoor al is overwogen moet voor een geslaagd beroep op noodweer sprake zijn van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Dat betekent dat gedragingen die als aanvallend moeten worden beschouwd, geen grondslag kunnen vormen voor een geslaagd beroep op noodweer.
Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat aan de verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging op de brug geen beroep op noodweer toekomt. De gedragingen van de verdachte kunnen immers noch op grond van diens bedoeling noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als verdedigend, maar moeten – naar de kern bezien – veeleer als aanvallend worden beschouwd, te weten als te zijn gericht op de confrontatie en deelneming aan het gevecht. Het hof baseert dat op het navolgende. De verdachte heeft deelgenomen aan een vechtpartij op de Molensteeg(brug) / Oudezijds Achterburgwal, waarbij hij en zijn groepsgenoten meerdere geweldshandelingen jegens de groep Voorthuizenaren hebben verricht. De aanleiding van de vechtpartij blijft onduidelijk, maar uit de camerabeelden volgt dat op/bij de brug van de Molensteeg/ Oudezijds Achterburgwal door beide groepen over en weer is gevochten. Uit verklaringen van getuigen volgt dat met name de kleine man uit de groep Roemenen –
het hof begrijpt: de verdachte– zich agressief gedroeg, ‘uit zijn dak’ ging en op de brug bij de Molensteeg één van de Voorthuizenaren heeft neergeslagen.
Indien en voor zover de agressie door de groep Voorthuizenaren zou zijn gestart, is naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk geworden dat daardoor sprake zou zijn geweest van een noodweersituatie waarbinnen de verdachte zich op passende wijze heeft verweerd. De gedragingen van de groep Voorthuizenaren zouden alsdan worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen en/of eens anders lijf, maar de daarop volgende handelingen van de verdachte kunnen gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedrag niet worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. De verdachte heeft verschillende personen van de groep Voorthuizenaren geslagen en was daarmee een deelnemer aan de vechtpartij. Gelet op het aanvallende karakter van de geweldshandelingen gepleegd door de verdachte, kan niet worden aangenomen dat de verdachte op dat moment uit noodweer heeft gehandeld.
Voor zover ook voor dit ten laste gelegde feit een beroep op noodweerexces is gedaan wordt ook dat beroep verworpen, nu een beroep op noodweerexces enkel kan worden gehonoreerd indien aan alle eisen die aan een beroep op noodweer worden gesteld, met uitzondering van de proportionaliteitseis, is voldaan en dit niet het geval is.
De verdachte is aldus strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en op het tijdsverloop. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens vijf personen op/aan een drukke, openbare weg, te weten in het Wallengebied in Amsterdam, te midden van uitgaanspubliek. Tussen de groep Roemenen en de groep Voorthuizenaren is over en weer fors geweld gebruikt. De verdachte heeft verschillende personen geslagen en daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, maar ook de openbare orde verstoord. Door zo te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de versterking van gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
In strafmatigende zin houdt het hof rekening met het volgende. Tijdens en na de vechtpartij zijn verscheidene momenten geweest waarop meerdere personen van de groep Voorthuizenaren de verdachte hebben aangevallen en geweld jegens hem hebben gepleegd. Ook is gebleken dat de verdachte door de groep Voorthuizenaren zodanig hard is geslagen dat hij meerdere keren op de grond terecht is gekomen, door [medeverdachte] moest worden weggedragen en bloed heeft overgegeven. Verder zijn inmiddels meer dan vijf jaren verstreken sinds het feit door de verdachte werd gepleegd. Voorts is niet is gebleken dat de verdachte eerder of nadien door de Nederlandse strafrechter wegens soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor openlijke geweldpleging tegen personen met (licht) letsel een taakstraf van 150 uren genoemd.
Het hof is echter van oordeel dat hier niet kan worden volstaan met een andere dan een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, gelet op het aantal personen waartegen geweld is gepleegd en de omstandigheden waaronder dat feit is begaan, te weten te midden van uitgaanspubliek. Gelet op de hiervoor genoemde strafmatigende factoren zal echter ten aanzien van het onvoorwaardelijke gedeelte worden volstaan met de duur van het voorarrest dat door de verdachte al is uitgezeten. Het voorwaardelijke gedeelte van die straf strekt ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur en met aftrek van voorarrest passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
66 (zesenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. C.N. Dalebout en mr. J.H.C. van Ginhoven, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 februari 2022.
mr. J.H.C. van Ginhoven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]