Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- bepaald dat de verkoop van de woning aan een derde geschiedt binnen vier weken nadat de termijn voor de notariële overdracht van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man, is verstreken door middel van een opdracht aan de makelaar die de taxatie heeft verricht. Ieder van partijen is gehouden deze makelaar daartoe opdracht te geven;
- bepaald dat de hypothecaire geldleningen bij de Rabobank bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zullen worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
- bepaald dat de verkoopopbrengst gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder van partijen de helft van de restschuld zal dragen;
- de aandelen in [XX] BV zonder nadere verrekening;
- de vordering van de man op [XX] BV onder de verplichting om € 23.864,- aan de vrouw te voldoen;
- bepaald dat aan de vrouw wordt toebedeeld de kapitaalverzekering bij Standard Life, zonder nadere verrekening met de man;
- bepaald dat de man een bedrag van € 4.036,50 aan de vrouw moet voldoen in verband met het ontvangen van huurinkomsten na de peildatum en dat de man in ditzelfde kader met ingang van 1 mei 2021 tot aan levering van de woning (…) aan een derde € 621,- per maand aan de vrouw dient te voldoen.
5.De motivering van de beslissing
(…) als jij de intake gesprek voert met netjes scheiden en echt denkt dat ze ons aan kunnen ben ik bereid om het te proberen. Aub controleren wat voor documenten ze willen hebben (…)”. In de e-mail van de vrouw van 10 mei 2020 maakt de vrouw melding van een “
principe overeenkomst”, en geeft zij een opsomming van onderdelen die partijen kunnen “
gebruiken als basis van een echtscheidingsconvenant”. Nadat de man op deze basis een concept convenant heeft opgesteld, hebben partijen deze tekst aan Netjes Scheiden voorgelegd, waarop de vrouw het door Netjes Scheiden opgestelde “concept echtscheidingsconvenant” heeft ontvangen eind juli 2020, volgens de vrouw haar productie 1 in hoger beroep. De vrouw heeft als productie 2 een e-mail van 28 juli 2020 in het geding gebracht, waarin zij aan de man laat weten niet verder te willen gaan met het onderhandelen met de man door tussenkomst van Netjes Scheiden. Daarbij benoemt de vrouw in deze e-mail een aantal belangrijke bedenkingen, ook van vermogensrechtelijke aard, die zij heeft tegen het concept. Gelet op deze feiten en omstandigheden stelt de vrouw terecht dat er nog geen volledige wilsovereenstemming bestond over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. Het primaire verzoek van de man komt dan niet voor toewijzing in aanmerking.
De BV zal jaarlijks (…) een zakelijke rentevergoeding in rekening moeten brengen”. Deze rente mag vervolgens per maand of per jaar worden berekend. In het licht van het voorgaande faalt de vijfde grief van de man. Het hof volstaat op dit punt met de vaststelling dat de schuld aan [XX] BV vooralsnog wordt vastgesteld op 113.613,- en dat beide partijen in beginsel hiervoor onderling bij helfte draagplichtig zijn. Het gevorderde onder III komt daarmee niet voor toewijzing in aanmerking.