ECLI:NL:GHAMS:2022:2799

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
21/00224
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indeling van douanegoederen als pijpnippels of barrel nipples

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de indeling van goederen, aangeduid als 'pijpnippels' of 'barrel nipples', in de douanewetgeving. De inspecteur had een uitnodiging tot betaling van antidumpingrechten uitgegeven aan de belanghebbende, [X GmbH], voor een bedrag van € 66.085,45. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van de inspecteur vernietigd, wat leidde tot een vermindering van de antidumpingrechten. De inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 31 mei 2022 heeft het Hof de feiten en argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank had vastgesteld dat de goederen als hulpstukken voor buisleidingen moesten worden aangemerkt, terwijl de inspecteur stelde dat het om zelfstandige buizen ging. Het Hof oordeelde dat de indeling van de goederen onder post 7306 van de Gecombineerde Nomenclatuur diende te gebeuren, en niet onder post 7307, zoals de inspecteur had betoogd. Het Hof concludeerde dat de goederen niet als hulpstukken konden worden gekwalificeerd, maar als andere buizen, en dat de inspecteur terecht antidumpingrechten had geheven.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het hoger beroep van de inspecteur werd gegrond verklaard. De rechtbank had de proceskosten van de belanghebbende toegewezen, maar het Hof vond geen aanleiding om de kosten van het hoger beroep te veroordelen. De beslissing van het Hof is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 21/00224
14 juni 2022
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 5 februari 2021 in de zaak met kenmerk HAA 19/987 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X GmbH] ,gevestigd te [Z] (Duitsland), belanghebbende,
(gemachtigde: mr. R. Andringa)
en
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 21 augustus 2017 een uitnodiging tot betaling (hierna: de utb) uitgereikt aan belanghebbende voor een bedrag van € 66.085,45 aan antidumpingrechten. Daarbij is voorts een bedrag van € 1.710,88 aan rente op achterstallen in rekening gebracht.
1.2.
De inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 18 januari 2019 gegrond verklaard en de utb verminderd tot een bedrag van € 64.082,92 aan antidumpingrechten. De rente op achterstallen is dienovereenkomstig verminderd.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 5 februari 2021 als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank worden belanghebbende en de inspecteur aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- herroept de utb van 21 augustus 2017 met nummer [1] ;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.”
1.4.
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 8 maart 2021 en is aangevuld bij brief van 12 april 2021. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Op 18 juni 2015 en op 2 december 2015 doet [aangever] als direct vertegenwoordiger in naam en voor rekening van eiseres twee aangiften tot plaatsing van goederen onder de regeling ‘brengen in het vrije verkeer’.
In de aangifte met nummer eindigend op [aangifte 1] worden op 18 juni 2015 aangegeven “hulpstukken voor buisleidingen van ijzer of van staal met schroefdraad (steel nipples)”, met vermelding van Taric-code 7307 99 10 90 0000 (tarief 3,7%). Er worden douanerechten geheven ten bedrage van € 1.940,58.
In de aangifte met nummer eindigend op [aangifte 2] worden op 2 december 2015 goederen aangegeven met dezelfde goederenomschrijving en met vermelding van dezelfde Taric-code 7307 99 10 90 0000 (tarief 3,7%). Er worden douanerechten geheven ten bedrage van € 958,04.
2. Verweerder beschrijft de goederen in zijn verweerschrift als concentrische rechte gelaste producten met één omsloten ronde holte. De uiteinden zijn aan de buitenzijde, meestal aan beide zijden, voorzien van schroefdraad. De zendingen bestaan uit goederen met verschillende artikelnummers, naar gelang van de afmetingen van de diameter en van de lengte, het type schroefdraad en het materiaal (staal, dat is verzinkt of zwart is). De diameter is steeds kleiner dan 168,3 mm en varieert van 13,5 mm tot 114,3 mm (1/4” tot 4”). De lengte varieert van, 40 mm tot 300 mm.
3. In maart 2017 heeft verweerder op grond van artikel 48 van het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU) een administratieve controle ingesteld. Daarbij heeft verweerder geconcludeerd dat de goederen behoren te worden ingedeeld in Taric-code 7306 30 41 20 (verzinkt) resp. 7306 30 49 20. Het douanerecht voor de gecorrigeerde codes bedraagt 0%, zodat daarvan terugbetaling kan worden verleend. Als gevolg van de gewijzigde goederencode zijn echter definitieve antidumpingrechten verschuldigd op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/110 van de Commissie van 26 januari 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht ter hoogte van 90,6% op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit -voor zover hier van belang- de Volksrepubliek China.
4. Bij brief van 18 mei 2017 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van het voornemen tot terugbetaling van de geheven douanerechten en tot uitreiken van een uitnodiging tot betaling van de verschuldigd geworden antidumpingrechten. Verweerder heeft daarbij eiseres in de gelegenheid gesteld om haar standpunt kenbaar te maken.
5. Eiseres heeft bij brief van 13 juni 2017 aangegeven zich niet te kunnen verenigen met verweerders voornemen de indeling in het tarief te corrigeren.
6. Het definitieve controlerapport is op 25 juli 2017 uitgebracht. Op basis daarvan heeft verweerder in totaal € 66.085,45 aan antidumpingrechten en € 1.710,88 aan rente op achterstallen, in totaal derhalve € 67.796,33, nagevorderd.
7. Op 10 april 2018 heeft naar aanleiding van het bezwaarschrift een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt waarin eiseres zich heeft kunnen vinden.
8. Op 18 januari 2019 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. Verweerder heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, omdat op grond van de maat van de diameter en de afmetingen van een gedeelte van de producten kon worden vastgesteld dat zij niet juist waren ingedeeld, hetgeen door verweerder is gecorrigeerd. Deze correcties hebben geleid tot een aangepast bedrag ter zake van antidumpingrechten van € 64.082,92 en een vermindering van de rente op achterstallen tot een bedrag van € 1.659,04.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.
2.3.
Belanghebbende heeft de volgende voorbeelden overgelegd van de in geding zijnde goederen:

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Tussen partijen is in geschil of de utb terecht aan belanghebbende is uitgereikt. Meer specifiek is in geschil de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) van de door belanghebbende ingevoerde goederen, door haar aangeduid als “pijpnippels” of “barrel nipples”.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in
de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Juridisch kader

4.1.
Algemene indelingsregel 1 van de GN luidt als volgt:
“De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels.”
4.2.
Post 7304 van de GN luidt voor zover hier van belang als volgt:
“Buizen, pijpen en holle profielen, naadloos, van ijzer of van staal: (...)”
4.3.
Post 7305 van de GN luidt voor zover hier van belang als volgt:
“Andere buizen en pijpen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst), met een rond profiel en met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van ijzer of van staal: (…)”
4.4.
Post 7306 (tekst 2015) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

7306 Andere buizen, pijpen en holle profielen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst of met enkel tegen elkaar liggende randen), van ijzer of van staal:
(…)
7306 30 – andere, gelast, met rond profiel, van ijzer of van niet-gelegeerd staal:
– – precisiebuizen, met een wanddikte:
(…)
– – andere:
– – – buizen met schroefdraad of van schroefdraad te voorzien (zogenaamde gasbuizen):
7306 30 41 – – – – verzinkt
7306 30 49 – – – – andere
De authentieke Engelse taalversie van deze post luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

7306 Other tubes, pipes and hollow profiles (for example, open seam or welded, riveted or similarly closed), of iron or steel:”
De eveneens authentieke Franse taalversie van deze post luidt als volgt:
“7306 Autres tubes, tuyaux et profilés creux (soudés, rivés, agrafés ou à bords simplement rapprochés, par exemple), en fer ou en acier:”
4.5.
Post 7307 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

7307 Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van gietijzer, van ijzer of van staal
– gegoten:
(...)
– andere, van roestvrij staal:
(...)
– andere:
7307 91 00
– – flenzen
7307 92
– – ellebogen, bochten en moffen, met schroefdraad:
(...)
7307 93
– – hulpstukken, door stomplassen te bevestigen:
(...)
7307 99
– – andere:
7307 99 10 – – – met schroefdraad
7307 99 80 – – – andere”
De authentieke Engelse taalversie van deze post luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“7307 Tube or pipe fittings (for example, couplings, elbows, sleeves), of iron or steel:”
De eveneens authentieke Franse taalversie van deze aantekening luidt als volgt:
“7307 Accessoires de tuyauterie (raccords, coudes, manchons, par exemple), en fonte, fer ou acier:”
4.6.
De GS-toelichting op hoofdstuk 73 luidt, voor zover hier van belang (cursivering Hof):
“For the purposes of this Chapter, the expressions “tubes and pipes” and “hollow profiles” have the following meanings hereby assigned to them:
(1) Tubes and pipes
Concentric hollow products, of uniform cross‑section with only one enclosed void along their whole length, having their inner and outer surfaces of the same form. Steel tubes are mainly of circular, oval, rectangular (including square) cross‑sections but in addition may include equilateral triangular and other regular convex polygonal cross‑sections. Products of cross‑section other than circular, with rounded corners along their whole length, and tubes with upset ends, are also to be considered as tubes. They may be polished, coated, bent (including coiled tubing),
threadedand coupled or not, drilled, waisted, expanded,
cone shapedor fitted with flanges, collars or rings.”
4.7.
De GN-toelichting op post 7306 luidt:
“De toelichting EG op post 73.04 is van overeenkomstige toepassing.”
4.8.
De GN-toelichting op post 7304 luidt, voor zover hier van belang:
“Als buizen en pijpen worden evenwel niet aangemerkt dergelijke artikelen waarvan de lengte niet meer bedraagt dan tweemaal de grootste uitwendige diameter. Naar gelang van het geval moeten ze worden behandeld als hulpstukken voor buisleidingen (post 73.07) of als sluitringen (post 73.18).”
4.9.
De GN-toelichting op de onderverdelingen 7306 3041 en 7306 3049 bepaalt:
“Deze buizen worden vervaardigd door smeedlassen na warm te zijn gevormd. Zie voor de overige kenmerken en het gebruik van deze buizen de toelichting op de onderverdelingen 7304 3952 en 7304 3958.”
4.10.
De GN-toelichting op de onderverdelingen 7304 39 52 en 7304 39 58 bepaalt:
“Deze buizen worden verkregen door warm walsen en kalibreren. De uitwendige diameter ligt tussen 13,5 en 165,1 mm en ze worden afgeleverd met gladde uiteinden of met schroefdraad en mof. Het oppervlak is hetzij onbewerkt hetzij bekleed met een laag zink of een ander beschermend product, bijvoorbeeld kunststof of bitumen.
Door de warme afwerking hebben deze buizen mechanische eigenschappen waardoor ze op het werk zelf op lengte kunnen worden gezaagd, gebogen en eventueel van schroefdraad kunnen worden voorzien.
Ze worden hoofdzakelijk gebruikt voor de distributie van stoom, gas en water in gebouwen.
Ze voldoen aan de voorschriften van ISO-norm 65 en de nationale normen ter zake.”
4.11.
De GS-toelichting op post 7307 bepaalt:
“This heading covers fittings of iron or steel, mainly used for connecting the bores of two tubes together, or for connecting a tube to some other apparatus, or for closing the tube aperture. This heading does not however cover articles used for installing pipes and tubes but which do not form an integral part of the bore (e.g., hangers, stays and similar supports which merely fix or support the tubes and pipes on walls, clamping or tightening bands or collars (hose clips) used for clamping flexible tubing or hose to rigid piping, taps, connecting pieces, etc.) (heading 73.25 or 73.26).
The connection is obtained :
‑ by screwing, when using cast iron or steel threaded fittings;
‑ or by welding, when using butt‑welding or socket‑welding steel fittings. In the case of butt‑welding, the ends of the fittings and of the tubes are square cut or chamfered;
‑ or by contact, when using removable steel fittings.
This heading therefore includes flat flanges and flanges with forged collars, elbows and bends and return bends, reducers, tees, crosses, caps and plugs, lap joint stub‑ends, fittings for tubular railings and structural elements, off sets, multi‑branch pieces, couplings or sleeves, clean out traps, nipples, unions, clamps and collars.

5.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“16. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).
17. Voorts kan volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie voor de indeling onder de juiste post de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. Die inherentie moet worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie HvJ 4 maart 2015, Oliver Medical SIA, C-547/13). Het gaat dan om meer dan alleen de afmetingen van het betreffende product, waarin de kern van verweerders betoog is gelegen. Meer doorslaggevend naar het oordeel van de rechtbank is de vraag of de objectieve kenmerken en eigenschappen van de producten meebrengen dat deze kwalificeren als zelfstandige buizen of dat zij als hulpstukken ten behoeve van andere buizen moeten worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeren de producten als hulpstukken. Anders dan verweerder ziet de rechtbank in de beschrijving door partijen en de ter zitting getoonde exemplaren geen aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van zelfstandig te gebruiken buizen. Dat ook sprake is van grotere exemplaren dan de op de zitting getoonde, maakt dat niet anders. De producten zijn ondergeschikt aan de buizen waarvoor zij als hulpstukken (verbindingsstukken) plegen te worden gebruikt die, zoals door eiseres ter zitting is verklaard, veelal een lengte hebben van zes meter. Ook de aanwezigheid van een schroefdraad aan de buitenzijde van beide uiteinden van de producten leidt de rechtbank tot de slotsom dat van zelfstandig te gebruiken buisdelen geen sprake is. Voorts ziet
de rechtbank in de overlegde catalogus van eiseres waarin het product als ‘Rohrdoppelnippel’ is aangeduid geen aanknopingspunten die duiden op zelfstandige gebruiksmogelijkheden. Ook in de Nederlandse taal wordt het woord nippel voor metalen verbindingsstukken gebruikt en niet voor zelfstandige pijpen of buizen. De stellingname van verweerder dat weliswaar sprake kan zijn van hulpstukken maar dat het enkele feit dat de lengte ervan meer bedraagt dat twee maal de grootste uitwendige diameter aan een indeling in de post met Taric-code 7307 99 10 90 0000 in de weg staat, volgt de rechtbank niet. Een benadering aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product prevaleert boven een a-contrario-interpretatie van een toelichting.
18. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de producten als “Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen” aangemerkt moeten worden en dat eiseres wordt gevolgd in haar standpunt dat de indeling daarvan, dient plaats te vinden onder Taric-code 7307 99 10 90 0000. Voor de heffing van antidumpingrechten is dan geen plaats, waaruit voortvloeit dat ook voor het in rekening gebrachte bedrag ter zake van rente op achterstallen geen plaats is. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd en de utb zal worden herroepen.
Proceskosten
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1). ”

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
Partijen houdt verdeeld of indeling van de artikelen dient plaats te vinden onder post 7306, als “andere buizen, pijpen en holle profielen (…) van ijzer of van staal”, dan wel onder post 7307 als “hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van gietijzer, van ijzer of van staal”. Tussen partijen is niet in geschil dat de posten 7304 (naadloze buizen, pijpen en holle profielen) en 7305 (andere buizen, pijpen en holle profielen, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 millimeter) niet van toepassing zijn, omdat het gelaste (en dus geen naadloze) artikelen betreft en de diameter varieert van 13,5 tot 114,3 millimeter.
6.2.
De inspecteur heeft in zijn uitspraak op bezwaar de bestreden utb reeds verminderd voor zover deze betrekking heeft op artikelen waarvan de lengte niet meer bedraagt dan tweemaal de grootste uitwendige diameter, onder verwijzing naar de GN-toelichting op post 7304, welke van overeenkomstige toepassing is op post 7306 (zie 4.7 en 4.8). Het geschil betreft enkel nog de in de utb begrepen artikelen waarvan de lengte (wel) meer bedraagt dan tweemaal de grootste uitwendige diameter. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
6.3.
Ingevolge algemene indelingsregel 1 zijn voor de indeling wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen moet volgens vaste rechtspraak in het belang van de rechtszekerheid en van gemakkelijke controle in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de GN‑post en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (zie laatstelijk HvJ 28 april 2022, C-72/21, Prodex SIA, ECLI:EU:C:2022:312, r.o. 28).
6.4.
De in geschil zijnde artikelen laten zich beschrijven als korte stukken ronde pijp, van staal, met een lengte variërend van 4 tot 30 centimeter. De uiteinden zijn aan de buitenzijde, meestal aan beide zijden, voorzien van een schroefdraad, welke enigszins taps toelopend is gemaakt (zie foto onder 2.3). Gelet op deze objectieve kenmerken en eigenschappen zijn de goederen met toepassing van indelingsregel 1 vatbaar voor indeling onder post 7306, als “andere pijpen van staal”. Het Hof merkt daarbij op dat de aanwezigheid van (een) schroefdraad en de omstandigheid dat deze schroefdraad enigszins taps toelopend is gemaakt (“cone shaped”), blijkens de GS-toelichting (zie 4.6.) niet aan indeling als “pijpen” in de weg staat.
6.5.
Naar ’s Hofs oordeel is indeling onder post 7307 niet mogelijk, omdat geen sprake is van hulpstukken voor buis- of pijpleidingen. Post 7307 heeft blijkens de GS-toelichting (waarin de term “buis” wordt gebruikt i.p.v. “pijp”, zie 4.11) betrekking op hulpstukken (fittings) die hoofdzakelijk worden gebruikt voor het samenvoegen of verbinden van (1) twee buizen of buisvormige delen, (2) van een buis met een ander voorwerp, of (3) voor het afsluiten van bepaalde delen van buisleidingen. Belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting in hoger beroep verklaard dat de onderhavige korte stukken pijp zich in technisch opzicht niet onderscheiden van langere pijplengten en dat een installateur (pijpfitter) dergelijke korte stukken pijp ook zelf kan vervaardigen door de gewenste lengte van een langere pijp af te zagen en vervolgens aan beide zijden een schroefdraad te snijden. Dit kost echter veel tijd, zeker indien veel korte stukken pijp benodigd zijn. Belanghebbende bevestigt hiermee het door de inspecteur in zijn hogerberoepschrift ingenomen standpunt dat in wezen sprake is van “kant-en-klare pasbuizen”.
6.6.
Belanghebbende heeft ter zitting in hoger beroep ook verklaard dat de onderwerpelijke artikelen niet worden gebruikt om twee pijpen met elkaar te verbinden, maar “om de afstand tussen twee hulpstukken te overbruggen”. Zij heeft dit gedemonstreerd door aan een pijp(je) van de soort die onderwerp is van geschil aan de ene zijde een elleboog (bochtstuk) en aan de andere zijde een kruisstuk te bevestigen, hetgeen leidt tot het volgende resultaat:
Belanghebbende heeft betoogd dat de pijp, nu deze de afstand tussen de twee hulpstukken (de elleboog en het kruisstuk) overbrugt, zelf ook als hulpstuk kwalificeert. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet: een pijp is en blijft een pijp, ook indien deze slechts van beperkte lengte is en beide uiteinden worden verbonden met een hulpstuk.
6.7.
Gelet op het vorenoverwogene zijn de goederen uitsluitend vatbaar voor indeling onder post 7306. Bij deze stand van het geding is tussen partijen niet in geschil dat indeling dient plaats te vinden in de GN-onderverdelingen 7306 3041 (indien verzinkt) en 7306 3049 (indien niet verzinkt), zodat belanghebbende terecht is uitgenodigd tot betaling van antidumpingrechten.
Slotsom
6.8.
De slotsom is dat het hoger beroep van de inspecteur gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

7.Kosten

Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het hoger beroep op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

8.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter van de douanekamer,
F.J.P.M. Haas en W.M.C. Schipper, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 14 juni 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.