2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Op 18 juni 2015 en op 2 december 2015 doet [aangever] als direct vertegenwoordiger in naam en voor rekening van eiseres twee aangiften tot plaatsing van goederen onder de regeling ‘brengen in het vrije verkeer’.
In de aangifte met nummer eindigend op [aangifte 1] worden op 18 juni 2015 aangegeven “hulpstukken voor buisleidingen van ijzer of van staal met schroefdraad (steel nipples)”, met vermelding van Taric-code 7307 99 10 90 0000 (tarief 3,7%). Er worden douanerechten geheven ten bedrage van € 1.940,58.
In de aangifte met nummer eindigend op [aangifte 2] worden op 2 december 2015 goederen aangegeven met dezelfde goederenomschrijving en met vermelding van dezelfde Taric-code 7307 99 10 90 0000 (tarief 3,7%). Er worden douanerechten geheven ten bedrage van € 958,04.
2. Verweerder beschrijft de goederen in zijn verweerschrift als concentrische rechte gelaste producten met één omsloten ronde holte. De uiteinden zijn aan de buitenzijde, meestal aan beide zijden, voorzien van schroefdraad. De zendingen bestaan uit goederen met verschillende artikelnummers, naar gelang van de afmetingen van de diameter en van de lengte, het type schroefdraad en het materiaal (staal, dat is verzinkt of zwart is). De diameter is steeds kleiner dan 168,3 mm en varieert van 13,5 mm tot 114,3 mm (1/4” tot 4”). De lengte varieert van, 40 mm tot 300 mm.
3. In maart 2017 heeft verweerder op grond van artikel 48 van het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU) een administratieve controle ingesteld. Daarbij heeft verweerder geconcludeerd dat de goederen behoren te worden ingedeeld in Taric-code 7306 30 41 20 (verzinkt) resp. 7306 30 49 20. Het douanerecht voor de gecorrigeerde codes bedraagt 0%, zodat daarvan terugbetaling kan worden verleend. Als gevolg van de gewijzigde goederencode zijn echter definitieve antidumpingrechten verschuldigd op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/110 van de Commissie van 26 januari 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht ter hoogte van 90,6% op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit -voor zover hier van belang- de Volksrepubliek China.
4. Bij brief van 18 mei 2017 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van het voornemen tot terugbetaling van de geheven douanerechten en tot uitreiken van een uitnodiging tot betaling van de verschuldigd geworden antidumpingrechten. Verweerder heeft daarbij eiseres in de gelegenheid gesteld om haar standpunt kenbaar te maken.
5. Eiseres heeft bij brief van 13 juni 2017 aangegeven zich niet te kunnen verenigen met verweerders voornemen de indeling in het tarief te corrigeren.
6. Het definitieve controlerapport is op 25 juli 2017 uitgebracht. Op basis daarvan heeft verweerder in totaal € 66.085,45 aan antidumpingrechten en € 1.710,88 aan rente op achterstallen, in totaal derhalve € 67.796,33, nagevorderd.
7. Op 10 april 2018 heeft naar aanleiding van het bezwaarschrift een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt waarin eiseres zich heeft kunnen vinden.
8. Op 18 januari 2019 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. Verweerder heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, omdat op grond van de maat van de diameter en de afmetingen van een gedeelte van de producten kon worden vastgesteld dat zij niet juist waren ingedeeld, hetgeen door verweerder is gecorrigeerd. Deze correcties hebben geleid tot een aangepast bedrag ter zake van antidumpingrechten van € 64.082,92 en een vermindering van de rente op achterstallen tot een bedrag van € 1.659,04.”